17 MAART 2024

Jezus, ons unieke model

«Het uur is gekomen dat de Mensenzoon verheerlijkt wordt» (Jo 12, 23) zegt Jezus tot het joodse volk in aanwezigheid van enkele heidense Grieken.

Het uur van het Kruis is het uur van de heerlijkheid. Het Kruis is de glorie van Jezus. Hij legt het uit: «Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: zo de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen.»

Die graankorrel is Hijzelf. Jezus spreekt niet in het algemeen, maar over zichzelf alleen, over zichzelf als eerste. Het is iets exquis, iets volledig unieks: het gaat over de Zoon van God, neergekomen op deze wereld, gevallen in de aarde. Hij komt uit de Hemel. Hij viel in de aarde. En in wat voor aarde! En hoe is Hij gevallen… Wat een val!

Als de graankorrel die Ik ben, zegt Jezus, niet in de aarde valt – Hij zal begraven worden, niet enkel sterven, maar begraven worden – en sterft, dan blijft hij alleen achter. Hoe kan Jezus alleen gelaten worden? Maar als hij sterft, draagt hij veel vrucht: dit is een les die het hele leven van de Heer verklaart en vooral heel zijn einde.

«Wie zijn leven liefheeft, zal het verliezen; maar wie in deze wereld zijn leven haat, zal het behouden in het eeuwige leven.»

Hij nodigt zijn leerling uit om Hem meteen na te volgen. Je moet niet van het leven hier op aarde houden; je moet bereid zijn het uit handen te geven. Het is beter te sterven dan te leven. Dus als jij, mijn leerling, te veel van dit leven houdt, zal je het verliezen in het eeuwige leven. Als je niet van het huidige leven houdt, maar het eerder haat, zal je bij Mij zijn, zoals Hij tegen de goede moordenaar zal zeggen: “Je zal met Mij zijn in het paradijs”, je zal met Mij zijn in de dood, je zal Mij volgen waar Ik ben.

«Zo iemand mijn dienaar wil zijn, hij volge Mij na; en waar Ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn.» Waar ik ben” dat is de eeuwigheid. Mijn dienaar zal de eeuwigheid binnengaan als hij bereid is Mij te volgen, als hij bereid is met Mij te sterven.

«Zo iemand Mij dient, dan zal de Vader hem eren.» Mijn Vader zal hem eren, de Vader in de Hemel zal als het ware een soort eerbiedige vrees hebben, de Vader in de Hemel zal overlopen van eer en dankbaarheid voor de leerling van Jezus die Hem gevolgd is en met Hem gestorven is. Jezus heeft dit net uitgelegd en plotseling, bij de gedachte aan wat er met Hem gaat gebeuren, ervaart Hij toch in zijn menselijke natuur een soort eerste doodstrijd:

«Nu is mijn ziel ontsteld...» Mijn ziel is verbijsterd, mijn ziel is krachteloos. Jezus verliest de controle over zichzelf. «... en wat zal Ik zeggen? Vader, red Mij uit dit uur.» Met andere woorden: bespaar mij deze marteling.

Maar Jezus voegt er meteen aan toe: «Neen, want daarom juist ben Ik tot dit uur gekomen.» Mijn hele leven is gericht op het Kruis; ga Ik dat nu weigeren? Dan vervolgt Hij met bewonderenswaardige overgave: «Vader, verheerlijk uw Naam.» De Vader moet verheerlijkt worden, zijn Naam moet geheiligd worden, zoals we in het Onze Vader zeggen. Hoe zal de Naam van de Vader geheiligd worden? Door het Kruis. Jezus heeft zojuist de plotselinge verwarring overwonnen die Hij de Grieken en ons, door hen heen, toonde. De Vader antwoordt op dat ogenblik vanuit de Hemel en spreekt deze woorden tot Jezus:

«Ik heb U verheerlijkt, Ik zal U opnieuw verheerlijken.» Ik zal U glorie geven. Die heb Ik al gegeven en die zal Ik opnieuw geven. Wat een troost is het voor de heidenen, voor ons, om te weten dat de Vader vastbesloten is om de Hemel voor ons te ontsluiten, om ons dezelfde heerlijkheid te geven die de Zoon met Hem geniet sinds het begin van de eeuwigheid!

De Heer Jezus hervindt zijn kalmte en kracht, gesterkt door dit Woord van zijn hemelse Vader. Hij is weer sterk. En de Grieken zijn zeker vol vreugde bij het horen van dit Woord, en wij ook. Christus besluit door te tonen dat het de triomf van God is, de glorie van God die zal plaats vinden:

«Nu wordt het oordeel over deze wereld voltrokken; nu zal de vorst van deze wereld worden neergeworpen...» Het woord “oordeel” betekent hier de “veroordeling” van de wereld. Het is de val van Satan. Let op de beweging: de wereld wordt neergehaald, Satan wordt neergeworpen.

«... en wanneer Ik van de aarde omhoog ben geheven, zal Ik allen tot Mij trekken.» Dat is de tegengestelde beweging. Satan valt als de bliksem uit de Hemel. En nu klimt Jezus op. Hij gaat op naar het Kruis, maar dat is slechts een tussenstap, zo je wil, een opstapje: Hij klimt op het Kruis en Hij zal opvaren naar de Hemel. Zijn verheerlijking begint, maar die gaat via het Kruis.

Er is zeker een verband tussen deze woorden en die van Jezus aan Nicodemus in het derde hoofdstuk van Johannes, over de bronzen slang: zoals de slang aan het hout werd opgetild en allen die ernaar keken gered werden, zo moet de Mensenzoon worden opgeheven. Het Aramese woord betekent zowel “opgeheven” als “gekruisigd”. De Mensenzoon moet opgeheven worden, zodat allen die naar Hem opzien, die Hem aankijken, gered worden. Dit betekent voor de Grieken: het is aan het Kruis dat jullie Mij zullen aanschouwen, door de eeuwen en de millennia heen, en het zijn zij die naar Mij kijken die gered zullen worden.

We zijn aan het einde gekomen van deze toespraak en we moeten alleen maar concluderen: Jezus is ons licht. De toespraak eindigt als volgt: «Wandel zolang ge het licht hebt, geloof in het licht en ge zult zelf schitteren van Licht. Maar vrees de duisternis.»

Laten we als voorbereiding om de Goede Week in te gaan ons aan Jezus vastklampen. Hij is de Weg, de Waarheid, het Leven, ons unieke model. We moeten Hem op de voet volgen, we moeten aanvaarden deze marteling van het Kruis, deze doodstrijd liturgisch te beleven. Zo kunnen we eraan wennen en in staat zijn om op een dag, als God het ons vraagt – en misschien zal Hij het ons in deze zeer slechte tijden vragen – Hem echt en in ons eigen lichaam na te volgen in zijn Lijden, op zijn Kruis, om bij Hem te kunnen zijn in de Verrijzenis.

Abbé Georges de Nantes
Uittreksels uit de preek van 31 maart 1985