7 APRIL 2024
De verschijning van de verrezen
Jezus aan zijn apostelen
19. «In de avond van diezelfde dag, de eerste dag van de week, toen de deuren van het huis waar de discipelen zich bevonden gesloten waren, uit vrees voor de Joden, kwam Jezus binnen, plaatste zich in hun midden en sprak tot hen: “Vrede zij u!” En na deze woorden toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde.»
«De leerlingen verheugden zich bij het zien van de Heer.» Je zou voor minder! Ook hier had Johannes – hij deed het niet uit berekening – niet beter het contrast kunnen weergeven tussen de vurige liefdesbetuigingen van Maria Magdalena en de ontsteltenis van de apostelen die om bewijzen vragen! Maar hoe konden ze nog twijfelen bij het zien van zijn glorierijke stigmata?
21. «Nogmaals zei Hij hun: “Vrede zij u! Zoals de Vader Mij heeft gezonden, zo zend Ik u.”»
22-23. «En toen Hij dit had gezegd, blies Hij over hen en sprak: “Ontvang de H. Geest. Van wie gij de zonden vergeeft, hun zijn ze vergeven; van wie gij de zonden behoudt, hun zijn ze behouden.”»
24. «Thomas, één van de twaalf, ook Didymus genaamd, was echter niet bij hen toen Jezus kwam.»
Maria Magdalena had de Elf gewaarschuwd, rechtstreeks of langs de andere vrouwen om. Dit is waarschijnlijk de reden waarom de apostelen waren samen gekomen en spraken over wat er gebeurd was: sommigen twijfelden, maar bleven vaag hopen dat ze de Heer zouden zien. Maar het was al laat en Thomas, duidelijk ongelovig, ging naar huis. Misschien had hij zelfs geweigerd om te komen.
25. «De andere leerlingen zeiden hem dus: “We hebben de Heer gezien!” Maar hij zei hun: “Zo ik in zijn handen de wonden van de nagels niet zie, en mijn vinger niet leg in de plaats van de nagels, en mijn hand niet in zijn zijde steek, dan geloof ik het niet.”»
«Nagels»? Heer Jezus, u werd dus met nagels aan het Kruis bevestigd! Zalig ongeloof van Thomas, dat ons zo’n openbaring bezorgt, de bron van het droeve medelijden van heilige zielen, van eeuw tot eeuw, tot aan de ontdekking van deze nagelsporen op de Lijkwade zelf, door onze afvallige generatie: dokter Pierre Barbet heeft, net als Thomas, zijn vinger in de wonde gelegd, in de wonde aan de linkerpols die zichtbaar is op de Lijkwade. Daarna heeft hij het tafereel gereconstrueerd in heel zijn gruwelijke waarachtigheid, die tweeduizend jaar lang vergeten was!
Op het ogenblik van de kruisiging heeft Jezus niet geschreeuwd, maar zijn Gelaat trok samen en zijn duim sloot zich in een heftige, dwingende beweging in zijn handpalm. Inderdaad, elk van de twee handen op de Lijkwade, zo mooi en slank, lijkt slechts vier vingers te hebben, die op bewonderenswaardige wijze zijn overgebracht op het Linnen. De duimen zijn verborgen in de handpalmen. «Zijn middenzenuw is geraakt», schrijft Barbet. «Maar dan voel ik wat Hij heeft verduurd: een onuitsprekelijke, verzengende pijn die door al zijn vingers joeg, als vuur omhoog schoot naar zijn schouder en in zijn hersenen ontplofte. Het is de meest ondraaglijke pijn die een mens kan voelen, het soort pijn dat ontstaat door het verwonden van de grote zenuwstammen.»
26. «Acht dagen later waren zijn leerlingen weer daarbinnen bijeen, en ook Thomas was er bij. Terwijl de deuren gesloten waren, kwam Jezus binnen, plaatste zich in hun midden, en zei: “Vrede zij u.” Daarna sprak Hij tot Thomas: “Leg uw vinger hier, en bezie mijn handen; steek uw hand uit, en leg ze in mijn zijde; en wees niet meer ongelovig, maar gelovig.” Thomas gaf Hem ten antwoord: “Mijn Heer en mijn God!” Jezus sprak tot hem: “Gelooft ge omdat ge Mij hebt gezien? Zalig zij, die niet zien en toch geloven.”»
Johannes heeft het Hart van Jezus horen kloppen, zodat hij ons er de geheimen van kon leren. En wat dan te zeggen van Thomas, die het H. Hart met zijn vinger aanraakte door zijn hand in het lichaam te brengen, dat geopend was door de wonde, maar in verrezen toestand! Zijn uitroep kende Jezus een titel toe die nog niemand Hem gegeven had: het is niet alleen de uitdrukking van een volledig en volmaakt geloof in de goddelijke natuur van Jezus, voortkomend uit de evidentie van de verrijzenis, maar ook van de liefdegloed die nooit meer zal uitdoven in de harten van de “gelovigen”, met inbegrip van hen die niet gezien hebben. Want van generatie op generatie «verkondigen de nagels, schreeuwt de wonde het uit dat het waarlijk God in Christus is die de wereld met zich verzoent».
Wanneer hij deze tekst becommentarieert, laat abbé de Nantes nooit na om erop te wijzen dat Jezus daar, «acht dagen» eerder, onzichtbaar aanwezig was. Thomas weigerde om zelfs maar geloof te hechten aan het getuigenis van zijn broeders en reageerde koppig woord na woord op hun enthousiaste verslag met kille ontkenning; hij wilde enkel voortgaan op het getuigenis van zijn zintuigen. Jezus hoorde dit en besloot in te gaan op de eisen van de ongelovige apostel. Maar tegelijkertijd openbaarde Hij aan de apostelen dat Hij, ook onzichtbaar, toch altijd aanwezig is: «Zo worden we gewaarschuwd dat Jezus bij ons is tot aan de voleinding van de wereld», concludeert onze vader. Het is een «aanwezigheid in de vorm van afwezigheid», die de apostelen eraan went dat Hij altijd bij hen is, zelfs als Hij ten Hemel zal zijn gevaren.
30. «Nog vele andere wonderen heeft Jezus in tegenwoordigheid van de leerlingen verricht, die in dit boek niet zijn beschreven. Maar deze zijn opgetekend, opdat gij geloven moogt dat Jezus de Christus is, de Zoon van God; en opdat gij door te geloven het leven moogt hebben in zijn naam.»
De verrezen Jezus is dus verschenen aan Maria Magdalena, nadat hij zijn Moeder had bezocht (dat wordt niet gezegd, maar het spreekt voor zich) om hun liefde te belonen en hun harten opnieuw in vuur en vlam te zetten. Daarna toonde Hij zich aan zijn apostelen om hun dienstwerk te baseren op een ooggetuigenverslag, waaraan wij allen geroepen zijn geloof te hechten om te behoren tot de zaligen die niet hebben gezien en toch hebben geloofd. Dit apostolisch getuigenis gaat over feiten die lichtgevende “tekenen” zijn, door Gods hand zelf beschikt: het eenvoudige relaas is zo vol van intelligentie, wijsheid en barmhartigheid dat het hart dat luistert het Hart van God ontmoet en daar het Leven vindt, badend in zijn Waarheid, bevestigd door zijn Bloed.
broeder Bruno van Jezus-Maria
uittreksels uit het commentaar op het Evangelie van Sint-Jan e.a.