15 DECEMBER 2024
Wees altijd blij in de Heer!
«VERHEUGT u in de Heer te allen tijde. Nog eens: verheugt u! Uw vriendelijkheid moet bij alle mensen bekend zijn. De Heer is nabij. Weest onbezorgd. Laat al uw wensen bij God bekend worden in gebed en smeking en nooit zonder dankzegging. En de vrede van God, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus.»
Mijn God, op deze zondag van Gaudete beveelt U mij, door de stem van de apostel, om blij te zijn. Waarom zou ik verdrietig zijn?
Mijn God, zend mij uw H. Geest, opdat Hij mij zijn vreugde zou schenken en deze eeuwig zou blijven, want alleen deze vreugde is uw glorie en lof, terwijl de droefheid er een minachting van is.
Hoe groot bent U! Hoe schoon bent U! Hoe trouw bent U! Terwijl U ons aan alle zijden omringt met de stralenkrans van uw grootheid, heiligheid, licht en vreugde, sluit ik, trieste ziel, mij bedroefd in mijzelf op! Hoe zielig!
Om mij tegen het naderende feest van Kerstmis tot bekering te brengen, doet uw Kerk volgende waarschuwing in mijn oren klinken: «Verheug u!» Ik heb geen enkel excuus om van deze vreugde weg te lopen, want als de Kerk mij zegt me te verheugen, zelfs in mijn lijden, is dat omdat ik mij in alles en boven alles moet verheugen in de Heer Jezus. Zij vraagt mij niet om met een gekunstelde glimlach rond te lopen en mezelf voor te liegen door te doen alsof ik helemaal geen lijden zal kennen in het leven.
Verre van mijn ogen af te wenden van mijn onvermijdelijke pijn, zal ik ze juist aandachtig beschouwen om van U te leren mij erin te verheugen, want U hebt gezegd: «Zalig de armen, zalig wie hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, zalig wie treuren en vervolgd worden...»
Dit lijden volgens de wereld is een zaligspreking voor de christenen die het meemaken, omdat ze weten – en dat is hun vreugde in het geloof – dat Jezus onophoudelijk naar hen toekomt om wie treurt te troosten, wie honger heeft te voeden, wie vervolgd wordt te kronen, om zich te laten zien aan de zuiveren van hart, zijn vreugde te schenken aan wie lijdt en ze te weigeren aan wie hoogmoedig is en rijk, wie werelds plezier zoekt en het vindt.
O Jezus, hoe goed bent U, hoe teder, hoe barmhartig, hoe liefdevol, hoe dicht bij mij in mijn ellende, mijn armoede, mijn nood. Hoe sterk bent U in mijn onmacht. Het is genoeg dat ik aan U denk en niet meer aan mezelf om gelukkig te zijn: dat is het evenwicht dat de apostel eist, dat is de sereniteit van de Kerk in dit tranendal.
Schenk mij, mijn God, deze sereniteit, zodat ik los kom van al mijn gebreken die mij hard, grillig, onbeschoft, ongehoorzaam, onverbiddelijk, boosaardig, slechtgehumeurd, opvliegend en jaloers maken. Hoe tegengesteld zijn al deze ondeugden aan de christelijke sereniteit! Hoe miserabel is dit voor een kind van God, voor een broer van Jezus, die elke dag (in gebed) de H. Familie bezoekt, die elke dag de mooiste voorbeelden van deugdzaamheid voor zijn ogen heeft, maar er niets mee doet. Geef mij deze sereniteit opdat uw licht de duisternis van mijn ziel zou doordringen en er een hemelse vreugde binnenbrengen.
De Heer is nabij. Dat is de reden van mijn vreugde als ik mijn kleine verstervingen doe. Die grote vreugde die Jezus lang geleden kwam brengen, zal misschien binnen korte tijd weer terugkomen. Ik denk aan al die generaties monniken, monialen, priesters, christenen die deze verwachting hebben bezongen en nu al bij U zijn.
U hebt hen bezocht tijdens hun aardse verblijf en op de dag van hun dood kwam U persoonlijk naar hen toe; ze kennen nu een onvermengde vreugde op het eeuwige Kerstfeest. Het is nu mijn beurt om door deze aardse vreugde van verwachting te gaan, deze vreugde van een Advent die hooguit de lengte van een mensenleven duurt om uiteindelijk de terugkeer, de komst van Jezus Christus te kennen. Dàt is de reden voor mijn vreugde.
Mocht dit woord van de apostel: «Verheug u!», luid en duidelijk in mijn geest weerklinken, om mijn moed aan te wakkeren en opdat dit religieuze, sobere, diepe geluk op mijn gelaat zichtbaar zou zijn! Zo zal ik op pad gaan met u, o Maria, o Jozef, op weg naar Bethlehem en uit uw hart en uw voorspraak de nodige kracht halen voor de uitvoering van mijn voornemens, die ik in uw kribbe zal neerleggen.
Abbé Georges de Nantes
Uittreksels uit de preek van 12 december 1976