10 NOVEMBER 2024
De wonderen van de profeet Elias
zijn nog steeds actueel
NU bijna drieduizend jaar geleden regeerde koning Achab over Israël. Hij was een onrechtvaardige koning, nog erger dan zijn voorgangers. Zijn vrouw, de Fenicische Jezabel, zette de koning aan tot afgoderij. Toen kwam Elias de Tesjbiet uit de woestijn van Gilead, in Israël, en trok door de straten en pleinen van de stad Samaria om zijn onheilsboodschap te verkondigen: «Door toedoen van IK BEN, de levende God die ik dien, zal er deze jaren dauw noch regen zijn, behalve op mijn bevel alleen» (1 Koningen 17,1).
Orakel van Jahweh voor onze tijd! Dit is de eeuwige actualiteit van de H. Schrift. De wonderen van Elias zijn er in opgetekend als zoveel lichtende tekenen voor de tijden van Christus bij zijn eerste komst, maar ook bij zijn tweede komst, die al begonnen is.
Want we hebben in onze moderne tijd eenzelfde stoutmoedigheid gezien bij de profeet van de ware God, Jezus Christus: de H. Pius X, die opstond tegen het eerste en tweede Beest van de Apocalyps, hen beide uitdaagde en de Satan vervloekte die hen inspireert. Dat was aan het begin van de vorige eeuw. In zijn eerste encycliek van 4 oktober 1903 waarschuwde de H. Pius X namelijk: «Kunnen we de diepe en ernstige ziekte negeren die de menselijke samenleving, veel erger dan in het verleden, op dit ogenblik teistert en naar haar ondergang leidt? De ziekte die heet: God verlaten en afvallen.»
En de heilige Opperherder zag als een profeet de “grote apostasie” komen als straf voor die algemene opstand van de volkeren tegen God en zijn Gezalfde, Jezus Christus.
In de tijd van Elias, toen het land verdord was, vermenigvuldigde Jahweh op wonderbaarlijke wijze het eten en drinken van de weduwe van Sarepta, “van haar, van de profeet en van haar zoon” (1 Koningen 17, 13). Zolang de droogte in Israël duurde, zou op Elias’ bevel “de pot met meel niet leeg raken, de kruik met olie niet uitgeput, tot de dag dat Jahweh het weer laat regenen” (1 Koningen, 17, 14).
Deze weduwe was, negen eeuwen voor Christus, de voorafbeelding van onze Moeder de H. Kerk, die voor de dienaar van God in het sacrament van de Eucharistie zijn dagelijkse koek van meel en olie bakt. Er staat letterlijk: “rond brood”, een unieke term in het Hebreeuws, die de exegeten niet begrijpen! Maar wel de kinderen in de catechismusles... Het is het onderpand voor de verrijzenis die Jezus belooft aan hen die dit brood eten: «En Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag.» Deze opstanding vindt al een voorafbeelding in de profeet Elias, die de ziel van het dode kind van de weduwe terugriep door het met zijn eigen lichaam te verwarmen.
Door de vroegtijdige en frequente communie voor te schrijven, vervulde de H. Pius X al deze voorafbeeldingen als een ware navolger van de profeet Elias. Hij brandde van een verterend vuur, het vuur van een jaloerse ijver voor de God der legermachten. Hij leverde een strijd op leven en dood tegen de ketterij van het modernisme en bracht een Kerk die uitgeput was door de lange regering van de liberale paus Leo XIII weer tot leven.
Maar de H. Pius X had geen Eliseüs om hem op de pontificale troon op te volgen. Daarom kwam Onze-Lieve-Vrouw persoonlijk uit de Hemel, in haar glorieuze lichaam, om drie kinderen uit Portugal de geest van Elias in te blazen. Eerst stuurde ze haar Engel om hen te leren bidden tot eerherstel voor de afvalligheid van hen die niet geloven, niet aanbidden, niet hopen en niet beminnen. Daarna gaf de Engel-Voorloper van Maria hun het Brood des Levens.
Op het hoogtepunt van de oorlog, in 1917, beloofde zij dat de oorlog zou eindigen, «maar als we niet ophouden God te beledigen, zal onder het bewind van Pius XI een andere, ergere oorlog beginnen.» En zo gebeurde onder de regering en door de schuld van deze democratisch ingestelde paus.
Op 7 december 1965 vierde Paulus VI in zijn slottoespraak op het Tweede Vaticaans Concilie onder applaus van het wereldepiscopaat de “cultus van de Mens” in de Tempel van God, de Sint-Pietersbasiliek in Rome. Toen stond één enkele priester op met de geest van Elias. Hij weigerde de knie te buigen voor de nieuwe afgod en stelde de afschuwelijke geloofsafval aan de kaak als oorzaak van de ondergang van de Kerk. Want hoewel de Kerk in oorsprong heilig is, is haar ondergang onvermijdelijk van zodra de volgehouden zonde van de kerkelijke hiërarchie er de plak zwaait.
In de persoon van Joannes-Paulus I, die blijk gaf van een zuiver katholiek geloof, keerde in de gevaren van de eindtijd Elias terug. Hij boog zich neer over de Kerk die weduwe was geworden en over haar zieke of in hun apostasie gestorven kinderen, wekte ze weer tot leven en gaf ze terug aan hun Moeder. Zijn aanstaande zaligverklaring is een belofte van de verrijzenis van de hele Kerk.
Dan zal alle gerechtigheid geschieden en zal de goddeloosheid van een heel volk goedgemaakt worden. God zal een einde maken aan de droogte en zijn redding als dauw laten neerdalen op de Kerk en de wereld, door de bemiddeling van Onze-Lieve-Vrouw van de Berg Karmel, die op 13 oktober 1917 in de hemel boven Fatima verscheen: Middelares van vergeving, mildheid en verzoening van de mensen met hun God, net zoals de “witte wolk zo klein als een mensenhand” die de dienaar van Elias vanaf de top van de berg Karmel zag komen aandrijven en die een stevige en weldadige regen aankondigde.
Broeder Bruno van Jezus-Maria
Uittreksels uit de preek van 31 augustus 2003