29 SEPTEMBER 2024

De liefde van Jezus’ Hart

«Johannes zei Hem: “Meester, we hebben iemand die ons niet volgt in uw naam duivels zien uitdrijven en we hebben getracht het hem te beletten, omdat hij geen volgeling van ons was. Maar Jezus zei: “Belet het hem niet, want iemand die een wonder doet in mijn Naam, zal niet zo vlug ongunstig over Mij spreken. Wie niet tegen ons is, is voor ons.”»

Deze uitspraak laat zien dat zielen op een onbekende manier deel kunnen uitmaken van de zichtbare Kerk. Jezus wil zijn apostelen bevrijden van hun verwaandheid en geeft ons een belangrijke les in grootmoedigheid die we ons doorheen de eeuwen moeten blijven herinneren. Let wel, de Kerk was toen nog niet gevormd; de man in kwestie handelde te goeder trouw. Deze gebeurtenis, die de vorm heeft van een parabel en een zeer helder licht werpt op het Koninkrijk van God en de vrijgevigheid van Jezus, laat zien hoe groot zijn Hart is.

«Als iemand u een beker water te drinken geeft omdat gij van Christus zijt, voorwaar Ik zeg u: zijn loon zal hem zeker niet ontgaan.» Elke mens, in welke toestand hij ook verkeert, heeft een waardigheid enkel al door het feit dat hij Christus aanroept met geloof en oprechtheid en Christus toebehoort.

«De mensen brachten kinderen bij Hem met de bedoeling dat Hij ze zou aanraken. Maar bars wezen de leerlingen ze af. Toen Jezus dat zag, zei Hij verontwaardigd: “Laat die kinderen toch bij Mij komen en houd ze niet tegen. Want aan hen die zijn zoals zij behoort het Koninkrijk Gods Jezus toont zijn Hart en laat het ons ontdekken, niet om bewonderd te worden, maar opdat de apostelen zouden begrijpen dat zij goedhartig moeten zijn, zachtmoedig en nederig.

«Voorwaar, Ik zeg u: wie het Koninkrijk Gods niet aanneemt als een kind, zal er zeker niet binnengaan.» Als de apostelen hun ambitie, die hen op de Farizeeën doet lijken, niet opgeven, zullen ze nog geen beeld van Christus zijn en zullen ze het Koninkrijk niet binnengaan. Ze moeten worden als een klein kind.

«Daarop omarmde Hij hen en zegende hen, terwijl Hij hun de handen oplegde.» Jezus probeerde zijn apostelen te inspireren tot nederigheid en geestelijke kindsheid. Jezus houdt van de kleinen en van hen die op hen lijken, want je kan klein zijn in de ogen van de wereld en toch groot in de ogen van God, dat wil zeggen Hem dierbaar zijn vanwege de eenvoud van je ziel en je vertrouwen in Hem. Door diezelfde barmhartige liefde bewogen maakt Jezus een formidabele waarheid duidelijk: omwille van zijn liefde voor de kinderen toont Hij plots een verschrikkelijke woede tegen wie hen schandaliseren.

«Maar als iemand een van deze kleinen die geloven, aanstoot geeft – het christelijke geloof in een eenvoudige ziel, de nederigheid van de christen maakt dat God zoveel van hem houdt – zou het beter voor hem zijn als men hem een molensteen om de hals deed en in zee wierp.» Het ergste schandaal is het schandaal in het geloof, het schandaal van het bezoedelen van het onschuldige geloof van een trouwe christen. Wie het geloof van trouwe christenen, die met een kinderlijke geest geloven wat Onze-Lieve-Heer heeft gezegd, vernietigt, verdient de eeuwige verdoemenis.

«Dreigt uw hand u aanstoot te geven, hak ze af; het is beter voor u verminkt het Leven binnen te gaan dan in het bezit van twee handen in de hel te komen, in het onblusbaar vuur.» Jezus is bezeten door een heilige woede tegen hen die de anderen verderven en daarna zichzelf.

Plotseling komt de afschuwelijkheid van de eeuwige hel Christus voor ogen en dat doet Hem met zoveel felheid spreken.

«Geeft uw voet u aanstoot, hak hem af; het is beter voor u kreupel het Leven binnen te gaan dan in het bezit van twee voeten in de hel te worden geworpen. Geeft uw oog u aanstoot, ruk het uit; het is beter voor u met één oog het Rijk Gods binnen te gaan dan in het bezit van twee ogen in de hel te worden geworpen, waar de worm niet sterft en het vuur niet uitdooft.»

Deze woorden zijn hard om te horen. Maar ze zijn gericht tot wie de kinderen op het pad naar de hel zetten door hen te bezoedelen. Of het nu morele of religieuze bezoedeling is. Het gaat om al wie die onschuldige zielen vergiftigt door hen ketterijen en schisma’s te leren. En het gaat om al wie hen bezoedelt door schandalen en hen medeplichtig maakt aan de eigen misdaden.

Jezus houdt zoveel van de kinderen, van de sukkelaars, van de zielen van goede wil dat het afgrijselijk voor Hem is om te denken aan dit soort macht dat de ene mens over de andere mens heeft: de redding van de ander moeilijk maken en hem naar de verdoeming leiden. Het zou beter zijn om zo iemand in zee te gooien met een molensteen om zijn nek.

Laten we begrijpen dat Jezus’ woede slechts de keerzijde is van zijn goddelijke Liefde.

Abbé Georges de Nantes
Uittreksels uit de retraite over het Evangelie volgens Marcus