25 AUGUSTUS 2024
De genade van het kloosterleven
IN de lente van 1958, nog vóór de conciliaire zondvloed en aan de vooravond van de stichting van onze communauteit van de Kleine Broeders van het H. Hart van Villemaur, schreef onze vader, abbé de Nantes, in zijn Brief aan mijn vrienden nr. 30:
«Ik begrijp niet hoe iemand de eminente waardigheid van het kloosterleven in twijfel kan trekken en het kan vergelijken met het leven in de wereld, er soms zelfs de voorkeur aan kan geven met behulp van armzalige argumenten.
«Zij die de leer van de Kerk op dit punt verachten, vergissen zich. Ze zijn doof voor de leer van het Evangelie en als ik ze hoor heb ik de indruk dat ze zichzelf tegenspreken en verloochenen, als ze al enige vroomheid hebben.»
En dat is precies wat er heden ten dage gebeurt!
«Hoe kan iemand bidden zonder naar de rust van het klooster te verlangen? Wie het klooster veracht, begint het gebed te verachten. Hoe kan men vooruitgang boeken in het afzweren van aardse goederen en van zichzelf, zonder jaloers te zijn op hen die door hun geloften bij de genade Gods zijn bevrijd van alle zelfzuchtige gehechtheid? Als je lacht om de geloften, dan zal je spoedig de gehoorzaamheid gaan haten, de kuisheid verachten en het gebrek aan rijkdom niet kunnen verdragen.
«De waarheid is dat Christus deze staat van volmaaktheid heeft gewild, die erin bestaat alles achter te laten om Hem te volgen. In onze Falanx van de Onbevlekte is er de eerste orde en de tweede orde en elke jonge Falangist kan de “kans” grijpen en zeggen: “Ik ben voorbestemd om een kloosterling te zijn, een monnik of een kloosterzuster, want het is het meest volmaakte leven.»
«De kloosterlingen zijn een noodzaak en de mensen in de wereld zullen altijd hun voorbeeld hebben, ze zullen altijd de zekerheid hebben om monniken en monialen voor ogen te hebben die een hoger pad bewandelen en die hun de weg tonen, die hen verzekeren dat er een doortocht is. En de derde-ordelingen zullen, in de wereld zonder van de wereld te zijn, hun blik gericht houden op hen die hun voorbeeld moeten zijn.
«De Heer Jezus zei tegen de apostelen dat het gemakkelijker is om in deze religieuze staat te leven. Aan de andere kant vereist ze veel meer verzaking, elke dag opnieuw. Maar vanuit het oogpunt van de eeuwige zaligheid is deze levensstaat zekerder en veiliger, omdat zij omkaderd wordt door de gehoorzaamheid aan de Regel met zijn drie geloften van gehoorzaamheid, armoede en kuisheid. Wij worden beter begeleid en als we tot het einde volharden binnen dit strenge kader – maar een kader dat ons steunt en beschermt tegen onszelf – wacht ons aan het einde van de weg de eeuwige zaligheid.
«Kuisheid is geen ontbering, het is een hoger geluk dat Charles de Foucauld deed zeggen: “De kuisheid werd voor mij een zoetheid, een behoefte van het hart.” Religieuze geloften zijn de bezegeling van het beste van alle huwelijken. Religieuze geloften zijn het supersacrament van een superhuwelijk.
«De kortste weg is: het menselijke op te offeren om alleen de goddelijke liefde te behouden. De kuisheid is het openbloeien van de liefde, van een huwelijksliefde van de ziel met de Zoon van God zelf! Niet een verre en afschrikwekkende Zoon van God, maar de Zoon van God die mens werd, die een lichaam aannam: “Verbum caro factum est.” Wij houden van een wezen van vlees en gebeente, van vlees en bloed, die ons de kus van de Bruidegom schenkt in de H. Communie. Hij heeft zelfs het hele organische systeem van de spijsvertering uitgevonden en geschapen zodat Hij op een dag door ons gegeten en gedronken kon worden! “Als gij mijn vlees niet kauwt en mijn bloed niet drinkt, zult ge geen leven in u hebben!”»
Dus, als ik terugkom van de communie, zo zegt abbé de Nantes, moet ik beseffen: “Zijn Vlees is in mij, zijn Bloed, zijn ziel en zijn Goddelijkheid.”
Maar wat wil dat zeggen, als Jezus net in dezelfde toespraak heeft gezegd: «Het vlees dient tot niets, het is de geest die leven geeft»?
«Dat betekent dat ik weet dat door zijn Lichaam dat in mij komt er net hetzelfde gebeurt als wanneer de Bruidegom zijn bruid kust. Want ik houd Hem in mij, ik heb Hem in mij opdat zijn ziel dicht bij de mijne zou zijn, zijn ziel de mijne zou omhelzen, zijn Hart en mijn hart nog maar één hart zouden zijn !
«De H. Communie is iets prachtigs! Vergeleken daarmee is de lichamelijke vereniging van echtgenoten heel oppervlakkig… En vaak erg teleurstellend, omdat het instinct er een grotere rol in speelt dan genegenheid. Dit alles heeft alleen maar volmaakte betekenis, een volmaakte grootheid in de vereniging van Jezus en de ziel die Hij kwam redden. En in het eeuwige leven zullen we nog te Communie gaan, maar dan met open ogen!»
Wij zullen Hem zien, Jezus Christus, glorierijk, getransfigureerd, en Hij zal zichzelf aan ons geven (iets wat we nu niet kunnen begrijpen) in diezelfde vereniging van H. Communie, maar dan zullen we begrijpen wat er gebeurt. We zullen Hem zichzelf in al zijn schoonheid, al zijn wijsheid, zijn liefde, zijn volmaaktheid aan ons zien geven, zich aan onze omhelzingen zien overgeven. En het zal steeds opnieuw gebeuren, altijd opnieuw, en meer dan ooit, door de bemiddeling van het Onbevlekte Hart van Maria.
Broeder Bruno van Jezus-Maria
Fragmenten uit de meditatie van 3 oktober 2021