1 SEPTEMBER 2024

Discussie over de traditie van de ouden

OP deze 22ste zondag door het jaar geeft de Kerk ons een fragment uit het Evangelie van Sint-Marcus ter overweging, waarin Jezus met een ontzettende vurigheid het volk verdedigt tegen de valse gezagsdragers van Jeruzalem.

Jezus’ ministerie in Galilea eindigt dus met een vreselijke confrontatie tussen de Farizeeën en Hemzelf. We zullen zien hoe onze goede Herder hiervan gebruik maakt om ons een absoluut beslissende verduidelijking te geven over de tegenstelling tussen twee godsdiensten: die van de Farizeeën en de zijne, die de godsdienst van Mozes vervolmaakt.

Marcus lijst alle gebruiken van de Farizeeën op en rapporteert hun vraag: «Waarom gedragen uw leerlingen zich niet naar de traditie van de ouden en eten ze brood met onreine handen?» Jezus weet al dat er mensen voor Hem staan die samen met de Herodianen zijn dood beramen, allemaal volslagen leugenaars. Hij spaart hen niet en Hij toont aan dat hun hele constructie op een fenomenale leugen berust.

«Hij sprak tot hen: Huichelaars, terecht heeft Isaïas over u geprofeteerd, zoals er geschreven staat: Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is ver van Mij; ze eren Mij tevergeefs, omdat ze leerstellingen voordragen die menselijke geboden zijn.”»

Dat is het sleutelwoord: ze hebben voor zichzelf, tegen de wet van Mozes in die van God komt, een hele reeks voorschriften opgesteld waarvan de geest precies tegen de goddelijke wet ingaat en die handig zijn vastgelegd om zichzelf te bevrijden van de verplichtingen van de goddelijke wet. Jezus weet dit en gaat hun leugen ontmaskeren. Kort gezegd: Gij legt het gebod van God – dat is de wet van Mozes – naast u neer en houdt vast aan de overleveringen van mensen die tegen het gebod van God ingaan.

«En Hij zei tegen hen: “Gij schuift het gebod van God helemaal opzij om u aan uw tradities te houden. Inderdaad – en Jezus geeft een bijzonder weerzinwekkend voorbeeld – heeft Mozes gezegd: Doe uw plicht tegenover uw vader en uw moeder, en: Wie zijn vader of moeder vervloekt, die moet ter dood gebracht worden. Maar gij zegt: Als iemand tegen zijn vader of moeder zegt: Ik verklaar korbân (d.w.z. heilig offer) de goederen waarmee ik u had kunnen helpen, dan zult ge hem niets voor zijn vader of moeder laten doen.» Hiermee brengt Jezus hen in verwarring. «En zo maakt gij een einde aan het woord van God door de overlevering die gij aan elkaar hebt doorgegeven. En gij doet nog veel meer van hetzelfde.»

«En opnieuw riep Hij de mensen bij zich en zei tegen hen: “Luister naar Mij, gij allemaal, en begrijp het.”» Het arme volk bestond uit verachte mensen die volgens de Farizeeën niet rein konden zijn en geen redding konden ontvangen. Toen zei Jezus: Gedaan met  dat alles. Hij wilde het volk bevrijden van die trotse mensen die hun een valse leer leerden. En Hij legt het hun uit met een gelijkenis.

«Niets kan de mens verontreinigen wat van buitenaf in hem binnenkomt; maar wat uit een mens komt, dat maakt hem onrein. Als iemand oren heeft om te horen, laat hij dan horen.»

«Toen hij het huis was binnengegaan, weg van de menigte, vroegen zijn leerlingen hem naar de betekenis van de parabel. En Hij zei tegen hen: “Hebt ook gij zo weinig verstand? Begrijpt ge dan niet dat niets wat van buitenaf bij de mens binnenkomt, hem kan verontreinigen, omdat het niet in het hart binnenkomt, maar in de buik, en dan naar een zekere plaats gaat?”»

Hij verklaarde dus dat alle voedsel rein was. Met andere woorden: ”Je kan eten wat je wil.” Dat was erg revolutionair. Maar het werd uiteindelijk een deel van de gewoonten van de Kerk. Vijftig jaar later zou dit niet langer betekenen dat er geschrapt werd in de Wet van Mozes, maar binnen de Wet van Mozes zou er gewoon een onderscheid worden gemaakt tussen wat eeuwigdurend is en wat verouderd.

«Hij zei: “Wat uit een mens komt, dat verontreinigt een mens. Want uit het binnenste, uit het hart van de mensen, komen boze plannen: ontucht, diefstal, moord, overspel, hebzucht, goddeloosheid (dat zijn de dingen van de heidenen; en dit zijn de dingen van de Joden:) bedrog, hoererij, nijd, laster, hoogmoed, dwaasheid.» Het zal voor de heidenen gemakkelijker zijn om zich van deze afschuwelijke vleselijke ondeugden tot Gods heerschappij te bekeren dan voor de Joden, van wie de ondeugden in het merg van de geest zitten. «Al deze slechte dingen komen van binnen uit en verontreinigen de mens.»

Dit is het einde van het ministerie van Jezus in Galilea. Nu zien we heel duidelijk wat het Rijk van God is en we begrijpen dat Jezus daar het middelpunt van is. Hij neemt zijn apostelen nu mee naar heidense landen om in alle rust hun geloof in zijn goddelijkheid te winnen. Dit zal het startpunt zijn voor zijn grote Openbaring.

Abbé Georges de Nantes
Uittreksel uit de retraite over het Evangelie van Sint-Marcus