11 AUGUSTUS 2024
De toespraak over het Brood des levens
DE woorden van de toespraak over het “Brood des levens”, waarover we verder mediteren, openbaren ons dat Jezus het Leven en het Licht voor de mensen is. Hij is het die het ons door zijn Persoon, zijn woord en zijn onderricht mogelijk maakt om niet te sterven in de woestijn die de aarde is, maar om te verrijzen en verwelkomd te worden in de eeuwige woontenten. We zullen zien hoe onze goddelijke Verlosser gewoon doorgaat ondanks het onbegrip van de Joden, om aan allen de volheid van de Openbaring van God te schenken.
«De Joden morden over Hem, omdat Hij gezegd had: “Ik ben het brood dat uit de Hemel is neergedaald.” En ze zeiden: “Is deze niet Jezus, de zoon van Jozef, en kennen wij zijn vader en moeder niet? Hoe kan Hij dan zeggen: Ik ben uit de Hemel neergedaald?”»
Maar Jezus verliest zijn kalmte en sereniteit niet en is niet geschokt door dat onbegrip. Hij herhaalt zijn vroegere openbaringen die nog zo nieuw klinken in de oren van de Joden. Hij bereidt zijn toehoorders enkel voor op de volle Waarheid die Hij op het door Hem vastgestelde Uur zal uitspreken. Hij zal alles openbaren in twee stappen en dan zullen ze moeten kiezen: Is Jezus de Messias? Of is Hij een bedrieger?
Nadat Hij hen dus verzocht heeft niet meer onder elkaar te morren, maar naar Hem te luisteren, verwittigt Hij hen van de echte moeilijkheid waarin ze zich bevinden. «Niemand kan tot Mij komen als de Vader die Mij zond hem niet aantrekt», zegt Hij. Dat is de “genade van de Waarheid ” die aan alle Joden wordt gegeven die reeds door God onderricht zijn. Er rest hen niets anders dan nederig gehoor te geven aan de Vader en aan zijn traditionele leer, die van de Schriften. Zo kunnen ze «tot Mij komen», zegt Jezus, want de voltooiing van de Schriften is Hijzelf, het Woord van God. Zij moeten terugdenken aan de Dienaar van Jahweh die voorspeld wordt in het boek Isaïas: staat daar niet dat Hij hun een Meester moet zijn van wie het onderricht uit de Hemel komt en die daarheen zal terugkeren nadat Hij zijn vruchten, dat wil zeggen hun geloof, heeft voortgebracht ?
«Wie naar de Vader luistert en door Hem is onderricht, hij komt tot Mij... Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wie gelooft, heeft het eeuwige leven.»
En om die reden kan Jezus zonder te liegen zeggen dat Hijzelf dat hemelse voedsel is dat van bij God komt en dat veel meer biedt dan de verzadiging van het lichaam: het eeuwige leven. Het besluit van die eerste etappe luidt als volgt:
«Ik ben het levend brood. Uw vaderen hebben het manna gegeten in de woestijn en ze zijn toch gestorven; maar dit is het brood dat uit de Hemel neerdaalt: eet men daarvan, dan sterft men niet. Ik ben het levende brood dat uit de Hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid.»
Nog voor bij iemand van de toehoorders de gedachte opkomt nog echt brood te vragen als tastbaar teken van de aangekondigde geestelijke gave, anticipeert Jezus hun verlangen. Plots voegt Hij aan het offer van Zichzelf als hun Brood des levens een grotere genade toe, het niet te overtreffen offer: «Het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees, voor het leven van de wereld.»
Ontzetting bij de Joden: «Hoe kan die man ons zijn vlees te eten geven?» Hun ongelovige verbazing komt ons van pas. Want Jezus zal aandringen, herhalen, volhouden en tenslotte plechtig getuigen van de echtheid en volle waarheid van het beloofde wonder, waardoor het tot op vandaag onmogelijk is die verbazingwekkende aankondiging in twijfel te trekken:
«Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag.»
Een ondubbelzinnige en volkomen nieuwe bewering! Onze getuige, de evangelist Johannes, durft hier de woorden “kauwen”, “verslinden” gebruiken zoals een dier doet met rauw voedsel! Je zou het niet realistischer kunnen uitdrukken zelfs als je dat wou.
Anderzijds is de belofte van het bloed dat los van het lichaam te drinken aangeboden wordt, absoluut zonder voorgaande in de joodse godsdienst. Het nuttigen van het bloed van offers en van welk gedood dier ook was streng verboden door de goddelijke Wet... want bloed betekent leven!
Deze steeds opnieuw herhaalde woorden van Jezus prenten dus de vaste gedachte in dat het nuttigen van het vlees en het bloed van Jezus de eenheid beduidt en tot stand brengt tussen de leerlingen en het Woord en de Geest van hun Meester en Verlosser. Op deze wijze zullen zij het eeuwige Leven verkrijgen en – Hij zegt het vier keer in éénzelfde toespraak – «de verrijzenis van het lichaam op de laatste dag».
Dat is precies wat de Kerk later een sacrament zal noemen. Tijdens deze ritus Jezus’ Vlees eten en zijn Bloed drinken betekent dat wij in Hem blijven en Hij in ons. Om deze bewering te stoelen op een absolute waarheid, die haar bekrachtigt, voegt Jezus er haast vertrouwelijk aan toe: «Zoals Ik door de Vader, die leeft, gezonden ben en leef door de Vader, zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij.» Mysterie der mysteries!
Zo wordt het leven van de leerling gevoed aan de Bron van leven die God de Vader is. Dit leven komt tot ons door zijn Woord in de heilige omhelzing van het geestelijke geloof, maar gestaafd en gevoed door het één geworden Vlees en Bloed in de nuttiging van zijn Lichaam en het drinken van zijn Bloed.
De toespraak van Jezus eindigt met de evocatie van het manna. Hij besluit dat de Joden er helemaal niet moeten om treuren en Hij getuigt dat het teken van God er het antwoord op is, maar dan een volmaakt antwoord, in de sublieme genade van het nieuwe en eeuwige Verbond dat zal bezegeld worden in zijn Lichaam, overgeleverd voor de redding van de wereld, méér dan toereikend als prijs en teken van redding voor allen:
«“Dit is het brood dat uit de Hemel is neergedaald; niet een brood als dat wat uw vaders gegeten hebben en toch gestorven zijn. Wie dit brood eet, zal leven in eeuwigheid.” Zo sprak Jezus bij zijn onderrichting in de synagoge van Kafarnaüm.»
Correcte plaatsbepaling! De archeologen hebben de ruïnes van deze synagoge teruggevonden. Deze toespraak is dus helemaal geen mythe. Onze getuige liegt niet. Hij vertelt ons een historische gebeurtenis die ons geloof op stevige rotsgrond fundeert.
broeder Bruno van Jezus-Maria
Uittreksels uit CRC nr. 269 van december 1990