14 JULI 2024
De mystieke moraal van Sint-Paulus
DE Kerk geeft ons meerdere zondagen achter elkaar de gelegenheid om te mediteren over de brief van de H. Paulus aan de Efeziërs. Nadat we hebben gezien hoe voor Sint-Paulus op de weg naar Damascus Christus het principe en het fundament van alles werd, leren we nu hoe hij ertoe gekomen is een mystieke moraal te prediken.
De morele leer van Sint-Paulus evolueerde en vorderde naarmate zijn begrip van de openbaring die Christus hem gaf op de weg naar Damascus zich verdiepte.
Aanvankelijk predikte Paulus een ascetische moraal, waarin hij zich schrap zette tegen het lichaam, tegen het vlees. Maar zijn prediking wijzigde naarmate hij tijdens zijn gevangenschap in Rome, tussen 62 en 63, het mysterie van Christus beter ging begrijpen. Hij zag en verstond dat er, van vóór de schepping van de wereld, buiten tijd en ruimte en buiten deze wereld om, tussen God en ons de Mens Jezus Christus is. Deze Mens is de Eerstgeborene van alle schepselen. Hij is in zichzelf zo vol van de goddelijkheid dat Hij geroepen is om aan de top van alles te staan en van alles het beginsel te zijn. Met één woord: Hij is het pleroma.
God de Vader wilde het zo: «Hij heeft alles onder zijn voeten gesteld. En Hij heeft Hem aan de Kerk geschonken als Hoofd van alles; zij is zijn Lichaam, vol van Hem, die alles in allen vervult» (Ef 1, 22). De Mens Jezus Christus heeft daarom als hoofd van de schepping de roeping om ze te heroveren op de vorst van deze wereld en alles in Hemzelf te verenigen.
Deze nieuwe visie op de wereld, waarin Paulus Christus ziet als het principe en het fundament van alles, zal hem ertoe brengen een moraal te prediken die ik mystiek noem. Door zijn mystieke visie ziet hij alle dingen zoals gewild in functie van Christus en de Kerk. De hele menselijke werkelijkheid wordt een sacrament van Christus. Zo verheerlijkt Paulus in zijn brief aan de Efeziërs het huwelijk op een buitengewone manier. Voor hem is de vereniging van man en vrouw voortaan volledig goed, omdat ze het beeld en de sacramentele verwerkelijking is van de vereniging van Christus en de Kerk.
Aangezien we allemaal één zijn in de kosmische Christus door zijn Kruis, wat zal dan zijn pastorale advies zijn? Wat moeten we in ons leven veranderen om lid te worden van deze totale Christus, dat wil zeggen, om deel uit te maken van de Kerk die het Lichaam is waarvan Christus het Hoofd is? Kortom, om binnen te treden in deze eenheid van liefde en wijsheid, deze als het ware goddelijke eenheid?
Heel eenvoudig. We moeten opgaan in en opgeslorpt worden door deze eenheid. We moeten ophouden te doen wat Adam deed toen hij in opstand kwam en zichzelf van Gods plan afsplitste. In plaats daarvan moeten we Gods Mysterie binnengaan om onze plaats erin in te nemen, waartoe we voorbestemd waren vanaf het begin. «Ik, de gevangene voor de zaak van de Heer, vermaan u dus dat gij u gedraagt overeenkomstig uw roeping; dat gij elkaar in liefde verdraagt met alle nederigheid, zachtheid en geduld; dat gij uw best doet de eenheid van de Geest te bewaren door de band van de vrede. Er is één Lichaam en één Geest, zoals er één Heer is, één geloof, één doopsel; één God en Vader van allen, die boven alles, door alles en in alles is» (Ef 4, 1-4).
Er is dus maar één Lichaam en één Geest, maar dat neemt niet weg dat we elk onze eigen roeping hebben. Ieder van ons is door God de Vader in Christus uitgedacht om zijn eigen functie te hebben, om een welbepaald lid van dit Lichaam te zijn. Wat moeten we dan doen? Wel, ieder van ons moet zijn functie bekleden zodat het Lichaam zijn volheid bereikt. «Maar we zullen de waarheid bewaren in liefde en zó in ieder opzicht groeien voor Hem, voor Christus, die het Hoofd is. Door Hem wordt het hele Lichaam samengevoegd en samengehouden, omdat elk gewricht zijn taak vervult met de kracht, die elk lid in het bijzonder is toegemeten; en zo voltrekt zich de groei van het lichaam tot eigen opbouw in liefde» (Ef 4, 15).
Dat is het nieuwe leven in Christus en het is relationeel in de eenheid van hetzelfde Lichaam. Na over de eenheid gesproken te hebben, vervolgt Paulus in verzen 17 e.v. met de gedachte van dit nieuwe leven, dat liefde is. Christenen moeten de oude mens afleggen. Dat wil zeggen niet langer leven zoals ze deden vóór hun bekering, toen ze toegaven aan alle instincten van hun verdorven wezen: «Met betrekking tot uw vroeger gedrag moet gij de oude mens afleggen, die door bedrieglijke begeerten te gronde gaat; gij moet u vernieuwen naar de inwendige geest; gij moet de Nieuwe Mens aantrekken, die naar Gods beeld is geschapen in ware gerechtigheid en heiligheid» (Ef 4, 22).
We moeten altijd «Christus aantrekken», want als je het goed begrepen hebt, is de Nieuwe Mens Jezus Christus. De nieuwe mens aantrekken betekent het Lichaam van Christus binnengaan om van het leven van Christus te leven, om er niets anders dan een lid van te zijn dat alle beweging en leiding ontvangt van Christus, die er het Hoofd van is.
Het is inderdaad een nieuwe moraal die alle echte waarden, alle echte rijkdommen van het Lichaam, ik zou zeggen van het hele universum, aanneemt. Dit alles moet nu volgens Sint-Paulus doordrenkt zijn van Christus, doordrenkt van het leven van de genade, in bezit genomen en getransfigureerd door de H. Geest.
Vandaar zijn prachtige beschrijving van de huwelijksliefde en de liefde van Christus voor de Kerk parallel daaraan (Ef 5, 21), die we in elke huwelijksmis lezen. Het gaat over Christus, die voortkomt uit de gedachte van God voor alle tijden en die naar de aarde is gezonden om zijn bruid, de zondige mensheid, te komen zoeken. Door zijn Bloed dat Hij aan het Kruis vergoot om haar te verlossen, zal Hij één worden met haar, zodat zij nog slechts één lichaam met Hem wordt. We zijn allemaal samen geroepen om één lichaam met Christus te worden, zoals een bruid met haar bruidegom. Het is de totale vereniging van het verloste schepsel met de Zoon van God, zijn Schepper.
Dit was Gods plan van voor alle tijden...
Abbé Georges de Nantes
Uittreksels uit de kloosterretraite over Sint-Paulus