8 DECEMBER 2025
Maria, geen Middelares van alle genaden?
Op deze feestdag van de Onbevlekte Ontvangenis is het goed om stil te staan bij het Geheim van Maria, dat door de Kerk nog niet onfeilbaar is gedefinieerd, maar dat in de eerste eeuwen van de Kerk reeds werd erkend als beslissend: haar universele Middelaarschap. Dit voorrecht vloeit rechtstreeks voort uit haar Onbevlekte Ontvangenis.
Om dit te begrijpen, moeten we binnengaan in het hart van God zelf en beschouwen wat de “Onbevlekte Ontvangenis” van de Maagd Maria betekent: de schepping van Maria als een gedachte van God.
God heeft aan Haar gedacht, Hij heeft Haar willen scheppen, bekleed met alle “denkbare” schoonheid. En waartoe? Allereerst tot eer van zijn eigen glorie. God heeft geen schepsel nodig en toch heeft Hij, uit vrije overvloed van liefde, zichzelf nog de extra vreugde geschonken van een heerlijke “gedachte”, een heerlijk concept: een schepsel dat alle “denkbare” volmaaktheden bezit, om het te bekleden met genade en vruchtbaarheid zodat Zij op haar beurt overvloedig genade zou verspreiden over anderen die Hem zullen liefhebben.
Het Hart van Maria, geheel op God gericht, ontvangt uit haar liefde tot Hem het verlangen om de schepselen te dienen die haar als kinderen zullen worden toevertrouwd. Zo is Zij de Middelares van de goddelijke gaven, eerst voor de engelen, vervolgens voor de mannen en vrouwen die na hen kwamen. Zij is er voor ons!
Als Zij op de dag van de Aankondiging geen “ja” had gezegd tot de engel Gabriël, zou er geen Menswording hebben plaatsgevonden. Vrijwillig sprak Zij haar jawoord uit, onder de werking van de genade waarmee Zij vervuld was. Dat instemmende woord maakte haar tot medewerkster van de Verlosser, om zijn Moeder te worden en samen met haar Zoon, die daartoe in haar maagdelijke schoot neerdaalde, de redding van de mensheid te willen.
Door de aanvaarding van Maria wordt de hele mensheid opengesteld voor de genade van God. Meteen wordt de Maagd het Huis van God: Zij draagt in haar schoot de Emmanuel, “God met ons”. Wanneer Zij dan haar nicht Elisabeth bezoekt, werkt het Kind Jezus dat Zij draagt reeds door de stem van zijn Moeder: zodra die klinkt in de oren van Elisabeth, springt het kind in haar schoot (de toekomstige Sint-Jan de Doper) van vreugde op. Dat is de genade die Jezus brengt, maar die door Maria’s bediening wordt doorgegeven. De eerste bemiddeling.
Zo gaat, bij elk van de vijftien geheimen van de Rozenkrans, de wil van een nederige vrouw ons voor; en zoals Zij eerst Middelares was door haar bovennatuurlijke moederschap, zo is Zij het nu door haar voorspraak en haar moederlijke bescherming. Door de vijftien geheimen van Onze-Lieve-Vrouw van de Rozenkrans gaan wij tot Jezus. Zij brengt Hem ter wereld in Bethlehem, vervolgens draagt Zij Hem naar de Tempel. Het zijn haar benen die lopen, haar armen die het Kind dragen en het Kind, dat de Tempel binnengaat, vervult de profetie van Maleachi: “Plotseling zal de Heer die gij zoekt, binnentreden in zijn heiligdom! Hij zal de zonen van Levi zuiveren, hen louteren als goud en zilver en zij zullen voor Jahweh een offer brengen zoals het behoort” (Mal 3, 3).
Maria, de Onbevlekte, is dus de Middelares van onze zuivering. En juist diezelfde dag ontvangt Zij de aankondiging dat een zwaard van smart haar Onbevlekte Hart zal doorboren. Die waarschuwing herhaalt zich in de drie dagen van haar zoektocht naar Jezus in de Tempel – een ware doodsstrijd voor haar. Zij had haar Jezus verloren en zocht Hem, terwijl Hij zich vanaf die dag reeds aanbood in het Huis van zijn Vader, als offer voor het heil van de wereld.
Wanneer Zij Hem laat gaan om zijn openbare leven te beginnen, zal Zij Hem met haar ogen én haar hart volgen. En op het beslissende uur zal Zij rechtop aan de voet van het Kruis staan, waar Zij op wonderlijke wijze haar Zoon offert. Hij had haar om toestemming gevraagd om zijn roeping te gaan volbrengen: zich te “geven” aan de mensen, in lijden én in vreugde.
De mariale en eucharistische theofanie van Tui, op 13 juni 1929, heeft getoond dat deze Onbevlekte Maagd, met haar doorboorde en brandende Hart, de plaats innam van de priester-middelaar, om haar Zoon als slachtoffer aan te bieden voor het heil van de wereld, in het heilig Misoffer, dat werd afgebeeld door het Kostbaar Bloed dat uit Jezus’ wonden stroomt over de Hostie en vandaar in de kelk.
Medeverlosseres en Middelares. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Zij, op het ogenblik van Jezus’ Verrijzenis, ook aanwezig is, in het midden van de Kerk. En zij blijft daar. De taak van haar goddelijke Moederschap gaat verder bij de apostelen en bij de hele Kerk. Zij is de Moeder van ieder van ons.
Universeel moederschap! Dat is de fundamentele beschikking van haar Onbevlekte Hart. Zij is de ziel zelf van de bemiddeling van de Kerk, van generatie op generatie, tot op vandaag. Een glorieuze, eschatologische bemiddeling, reeds vanaf het begin geopenbaard in de Apocalyps en vandaag werkzaam in Fatima, in onze eigen tijd, die de eindtijd is.
De Maagd Maria, in haar verlangen alle zielen te redden, treedt op als voorspreekster, advocaat van Eva, om vergiffenis te verkrijgen voor haar en voor al haar nakomelingen. Zij neemt ons allen onder haar hoede. In deze apocalyptische tijden van grote geloofsafval blijft Zij tussenbeide komen opdat haar Zoon zich over ons zou erbarmen en ons zou redden.
Dit is het eerste mariale “dogma”, dat door de H. Andreas van Kreta in de achtste eeuw (†720) “Middelaarschap” werd genoemd. Het woord lijkt op het eerste gezicht abstract, zoals “Onbevlekte Ontvangenis” in plaats van “zonder zonde ontvangen”, of zoals Jezus zichzelf “de Waarheid, het Leven” noemt en niet simpelweg “de waarachtige” of “de levende”.
Zo werd, door Maria als Middelares te erkennen, ook Christus als Middelaar beter zichtbaar! Zij is de Advocate tegenover de Aanklager, de Overwinnares dankzij haar goddelijke en universele moederschap als Onbevlekte Maagd. Zij is het die haar melk te drinken gaf aan Jezus, melk die zijn Kostbaar Bloed is geworden. Het is dus door die melk van de Maagd dat het Kostbaar Bloed van Jezus kwam, het bloed dat voor ons heil werd vergoten. Daarom is zij Medeverlosseres.
De H. Ireneüs beschouwde haar als advocata nostra, de voorspreekster van Eva, maar ook als de Hulp en de Altijddurende Bijstand. Die woorden dateren al uit de tweede eeuw! Dat toont aan dat haar Middelaarschap niet ophield bij de Menswording. Want niemand heeft ooit een moeder gezien die haar kinderen ter wereld brengt en zich daarna niet meer om hen bekommert.
De Maagd Maria, die Moeder van Christus was bij de Menswording, blijft Hem op het voorplan zetten, Hem begeleiden en doordat Zij ons in Hem ook als haar kinderen baart, blijft Zij zich om ons bekommeren.
Zij is Middelares in alles, in elke moeilijkheid, voor alle mensen. Stralend van schoonheid in haar onbevlekte maagdelijkheid springt haar Onbevlekte Hart ons tegemoet om ons het leven te schenken, met zo’n kracht dat de Kerk als het ware geheel besloten ligt in die hart-tot-hartrelatie tussen haar Hart en dat van haar Zoon, die tegelijk ook haar Bruidegom is.
«Als Voorspreekster van de zondaars zorgt zij voor de vergeving van hun zonden, voor hun boete en hun heil. Haar voorspraak houdt daar niet op: Maria is de diaken bij uitstek van alle genaden en weldaden van God. Zij blijft immers geestelijk onder ons wonen, zoals zij in God woont. Zij waakt over ons zoals een bisschop over zijn Kerk. Geen enkel menselijk gebeuren is haar vreemd, Zij is steeds aanwezig in ons dagelijks leven» (Sint-Ireneüs). Is Zij niet moeder? Is zij niet Vrouw? Heeft Zij niet haar huis bestuurd en alle zorgen gekend die de mens raken?
«En als Zij ons helpt de Schrift te begrijpen en dus God te leren kennen; als Zij ons bevrijdt van de macht van de duivel, dan ontsnapt geen enkele van onze nederigste noden aan haar aandacht. In alles oefent Zij haar welwillende macht uit, met het gezag dat haar door haar goddelijke moederschap is verleend.»
Aan Háár dus – die de zon deed dansen op 13 oktober 1917, opdat allen zouden geloven – komt het toe het wonder te volbrengen waarin wij vergeefs onze krachten uitputten: de hel en haar legers van demonen te verpletteren, oprechte harten aan te trekken, ze te bekeren en onherroepelijk te hechten aan haar goddelijke Zoon, onze Heer Jezus Christus.
Broeder Bruno van Jezus-Maria
Uittreksel uit Il est resusscité! nr. 204 van december 2019