30 NOVEMBER 2025
Voornemens voor de Advent
in het kader van onze devotie tot de Onbevlekte
Vandaag vieren we de eerste zondag van de Advent, de opening van een nieuw liturgisch jaar; we bevinden ons ook in de noveen ter voorbereiding op het feest van de Onbevlekte Ontvangenis, dat voor ons al jarenlang het begin van het nieuwe jaar markeert.
En inderdaad, zij zal het hoofd van de duivel verpletteren, zij zal alle ketterijen overwinnen waartegen onze vader, abbé de Nantes, veertig jaar lang heeft gestreden. Dat herhalen we elke dag wanneer we onze AKTE VAN TOEWIJDING AAN DE ONBEVLEKTE ONTVANGENIS bidden. En daardoor is de naam van onze Falanx veranderd in Falanx van de Onbevlekte.
Aan het begin van deze Advent moeten we dus een hoofdvoornemen maken: de H. Maagd Maria intens liefhebben, door ons eigen te maken wat onze vader in januari 1998 aan onze Canadese broeders en zusters schreef: “Het hele wezen van ons religieus leven bestaat voor ons uit het bidden van het rozenhoedje, het beoefenen van onze zoete, nederige regel en het steeds meer liefhebben van de Onbevlekte. Het uitstromen van deze liefde zal ons hele leven vruchtbaar, mooi en vreedzaam maken, dag na dag, het hele jaar door.”
Maar opdat deze zalige contemplatie vrucht zou dragen, moet zij gepaard gaan met offers, anders is ze vruchteloos zoals de charismatische strovuurtjes: “Bied voortdurend aan de Allerhoogste gebeden en offers aan!” zei de Engelbewaarder bij zijn tweede verschijning in 1916. Hij zei het tegen Lucia, Francisco en Jacinta, maar gaf hun de taak om het voor ons te herhalen. Het is een openbaring voor de hele wereld… En het is voor ons vandaag, nadat het meer dan bijna honderd jaar geleden gezegd werd!
“Bied alles wat je kan aan God als offer aan, als daad van eerherstel voor de zonden waardoor Hij wordt beledigd en als smeekbede voor de bekering van de zondaars.”
Welke offers dan precies?
“Er is een reeks kleine offers die wij kunnen en moeten aanbieden aan God, ieder naar zijn vermogen.” Zuster Lucia somt er drie op, zodat ieder van ons kan herkennen wat hij of zij kan en moet doen tijdens de Advent, een tijd van boetedoening, maar van vreugdevolle boetedoening, met een glimlach, in de blijde verwachting van Kerstmis.
Ten eerste: “Onze gebeden doen met geloof en aandacht en zoveel mogelijk afleidingen vermijden. Ons gebed moet nederig zijn en vergezeld gaan van een geest van offervaardigheid.”
Gedurende de dag kan dat betekenen: een werk of een lectuur onderbreken voor een bezoek aan het H. Sacrament. Of juist andersom: onze gebedsoefening opofferen om een taak af te maken, uit gehoorzaamheid. “God vraagt ons om afstand te doen van onze voorkeuren en grillen”, zegt zuster Lucia. En laten we niet vergeten elke keer, in plaats van te mopperen, te zeggen: “O mijn Jezus, het is uit liefde tot U, tot eerherstel voor de beledigingen tegen het Onbevlekte Hart van Maria en voor de bekering van de arme zondaars.” Zo wordt inderdaad alles, dag na dag, een gelegenheid tot offer…
Ten tweede: “Het is goed om God een klein genoegen in ons eten als offer aan te bieden, zonder daarbij onze lichamelijke krachten te schaden die we nodig hebben voor ons werk. Wanneer we ons te goed doen aan een maaltijd, laat ons dan niet het beste kiezen voor onszelf. Maar als we het beste niet kunnen laten liggen zonder dat het opvalt, neem het dan eenvoudig aan, zonder schuldgevoel, en laten we God danken voor de traktatie die Hij ons schenkt. Denk niet dat God, die zo’n goede Vader is, alleen tevreden over ons is wanneer Hij ons ziet afzien! God heeft immers alle goede dingen voor zijn kinderen geschapen. Neem daarom wat goed is aan met dankbaarheid en liefde voor Degene die ons overvloedig zegent met zijn gaven.”
En hier komen we tot het belangrijkste, het voornaamste wat abbé de Nantes ons altijd heeft voorgehouden in alle omstandigheden:
Ten derde: “Het is goed voor ons om te leren met sereniteit de tegenslagen te dragen die op onze weg komen. Soms gaat het slechts om een onaangename, irritante of kwetsende opmerking; andere keren moeten we lijden onder een ironische glimlach, een minachtend gebaar, uitsluiting of een gebrek aan achting. Soms worden we verkeerd begrepen, bekritiseerd, afgewezen of vergeten; men toont ons geen respect, men beantwoordt ons met ondankbaarheid, enz.
“Het is werkelijk noodzakelijk te leren het kwaad te verdragen, ons lijden als een offer aan God aan te bieden en deze dingen niet van belang te achten: laat ze voorbijgaan alsof we blind, doof en stom zijn – met als doel God beter te zien, wijzer met Hem te spreken en zijn stem te horen.
“Laat anderen in schijn de voorrang hebben; ik zeg: in schijn, want in werkelijkheid is hij die zijn verdriet in stilte draagt uit liefde voor God degene die werkelijk boven de anderen staat. Laat anderen met vreugde de eerste plaatsen innemen; laat alles wat het beste is aan hen toevallen. Laat hen triomferen door gebruik te maken van onze werken, offers, activiteiten, talenten, verzakingen en zelfs onze deugden, alsof die van hén waren; en wees tevreden, nederig en opofferend uit liefde voor God en de naaste.
“Verdraag gewillig het gezelschap van degenen die ons niet sympathiek zijn en ons ergeren; van hen die ons tegenspreken, vervelen of lastigvallen met hun indiscrete of kwaadwillige vragen. Bied hun een glimlach, een dienst, een gunst; vergeef en heb lief, terwijl je je blik op God gericht houdt.
“Hoeveel kost deze zelfverloochening de arme menselijke natuur! En toch: dit offer is God zeer aangenaam en het is zeer verdienstelijk voor ons.”
En zo zullen we de genade verdienen om binnen te treden in de vreugde van Kerstmis, terwijl we beantwoorden aan de kleine verzoeken van Onze-Lieve-Vrouw van Fatima, om het uur van de triomf van haar Onbevlekte Hart te bespoedigen, dat niet lang meer zal uitblijven.
Broeder Bruno van Jezus-Maria
Uittreksel uit de overweging van 28 november 2004