120. Tegen de op strijd beluste synarchieën van
banken, patronaat en syndicaten
1. De industriëlen, aangevuurd door het kapitalistisch belangengoed en de zoektocht naar de grootst mogelijke winst, hebben de strijd ontketend. De concurrentie, voornaamste wet van de markt, dwong hen de kostprijs te laten zakken en dus de salarissen te verlagen: de werkvoorwaarden van de arbeiders konden gemakkelijker ingeperkt worden dan de andere productiekosten. Zo ontstond het proletariaat, ondergedompeld in een toestand van verwaarlozing erger dan de slavernij uit de oudheid, erger dan de conditie van lastdieren en machines. Schande van het agressief patronaat, van het systeem veeleer dan van de mensen zelf.
2. De arbeiders zijn de strijd met een immense vertraging begonnen, nadat ze erin geslaagd waren zich te groeperen voor de verdediging van hun dagelijks brood en dat van hun kinderen. Gerechtvaardigde opstand, gerechtvaardigde stakingen, gerechtvaardigde coalities! Maar bij gebrek aan erkende sociale gezagsdragers hielden hun syndicaten geen maat in hun eisen en zetten zij de werkende massa’s op tegen de godsdienst, het vaderland, het leger, de burgerlijke samenleving en tegen hun eigen broodwinning. Schande van het revolutionair syndicalisme, veeleer dan van de arbeiders.
3. De politici hebben geprofiteerd van de klassenstrijd om hun positie en hun fortuin veilig te stellen. Ze hebben schandelijke gunsten verleend aan de « grote burgerdynastieën » zodat die zich de voornaamste bronnen van rijkdom van de natie konden toe-eigenen, waardoor de staat herleid werd tot een werknemer van de plutocratie. Vervolgens hebben zij de arbeidersmassa misleid en de arbeidersbeweging gepolitiseerd door van de vakbonden springplanken te maken voor de verovering van de macht, voor het verwerven van interessante politieke postjes die discreet gedeeld werden met de vertegenwoordigers van het grote geld. Schande van de parasitaire politiekers, nog grotere schande van de democratie!
4. De grootbanken, die in steeds nauwere symbiose leven met de republikeinse en sociaaldemocratische staat, zijn de grootste uitbuiters van het land: zij hebben het geld in hun bezit en lenen het uit aan wie, hoe en wanneer zij het willen, onder hun eigen voorwaarden. Zij waren en zijn de enige winnaar in deze sociale oorlog. Wanneer de banken genationaliseerd worden, dan nemen de technocratische financiers het over van de privé-financiers; ze spelen daarbij hetzelfde spel voor hun eigen belangen en politieke doelstellingen. Nationalisatie op staatsniveau verergert het kapitalistisch kwaad; het land is altijd de verliezer. Het is de natie die moet bevrijd worden van alle betutteling en om te beginnen van de betutteling door de banken, door haar terug te schenken aan haar traditionele instellingen.
5. Wij moeten aan deze lijst toevoegen: de gezagsdragers van de Kerk, want hun "sociale leer" heeft het principe van de kapitalistische economie ondersteund, om ze te laten evolueren naar het sociaal kapitalisme. Uiteindelijk hebben ze zelfs hun goedkeuring gegeven aan de globalisering. Daardoor hebben ze de overheersing van het Geld over de wereld gezegend, in plaats van de beginselen van de katholieke ecologie – die het tijdelijk kader van het rijk van Christus en de H. Maagd hier op aarde bepaalt – te verdedigen en te prediken.
6. Hoewel het kapitalisme, dat een goddeloos systeem is, overal lijkt te triomferen, is het door zijn onvoorzichtigheid toch onvermijdelijk gedoemd om ineen te storten. Toen Onze-Lieve-Vrouw in Fatima de triomf van haar Onbevlekt Hart aankondigde, zei ze ook dat aan de wereld « een zekere tijd van vrede » zou geschonken worden. Deze belofte houdt de garantie in van een barmhartig herstel van de maatschappij volgens de principes van de ecologie, die als enige bij machte zijn om vrede en welvaart te verzekeren.