132. Eerbied voor eigendom
In een kapitalistisch-socialistische democratie geldt dat « eigendom diefstal is », zoals gezag gelijkgesteld wordt met machtsmisbruik. Inderdaad heeft de liberale Revolutie deze twee sociale functies, die de basis en de regel van elke menselijke beschaving uitmaken, omgevormd tot instrumenten voor de destabilisering van het nationaal patrimonium en middelen voor de plundering van zijn rijkdommen door de financiële en politieke oligarchieën. Dat is geïnstitutionaliseerd geweld.
Door de ongebreidelde en intensieve commercialisering van elke rijkdom, door het overwicht van het monetaire en het commerciële op het reële welzijn ontneemt het liberaal kapitalisme alle klassen van de maatschappij hun stabiele situatie. Ze worden door inflatie, speculatie en monetaire onrust bestolen en beroofd precies in verhouding tot hun stabiliteit en hun diepe geworteldheid, hun regelmaat en hun eerlijkheid. Het socialisme maakt deze ruïne compleet door zich de functie aan te matigen van opperrechter, belast met het herverdelen van de rijkdom door de goederen van particulieren over te brengen naar de staat en van de staat naar zijn favorieten, met zichzelf als grootste begunstigde.
1. De ecologische wetenschap stelt principieel dat eigendom een element van de natuurlijke vrijheid van de families is en één van de pijlers van de orde, de levenskracht en de standvastigheid van de gemeenschappen. Elk bezit wordt als wettelijk erkend van zodra het geërfd of verworven is volgens de wetten en gewoonten: kapitaal dat een gezin vergaard heeft als vrucht van een eerlijk inkomen, spaarzaamheid, arbeid, een geleverde dienst, een uitwisseling of gewoon als het resultaat van een gift. Het komt de maatschappij niet toe de aanwending of het doel daarvan te betwisten.
Geen enkel egalitair of libertair principe a priori kan de verwerving van goederen en het vreedzaam bezit ervan door gezinnen in vraag stellen. Het tegendeel beweren ten voordele van de staat of van de collectiviteit, in naam van een "sociale hypotheek" zoals de socialisten dit noemen of van een universeel recht, zou erop neerkomen de ecologische orde te verstoren die door God de Schepper gewild is.
2. Maar dit eigendomsrecht kan niet het individualistisch en absoluut recht zijn van de liberale burger die in 1789 de Revolutie ontketende. De noodzaak van het leven in gemeenschap houdt in dat het recht op vrij bezit en vrije beschikking aangepast, ingeperkt, gerelativeerd wordt door alle overeenkomsten en wederzijds afgesloten akkoorden die het evenwicht in de sociale betrekkingen tot stand brengen: zo bestonden eertijds verschillende regimes die de familiale, feodale of gemeenschappelijke goederen regelden. Het is omdat dit tegengewicht niet meer bestond dat de eigendom, en dan vooral de industriële en commerciële eigendom, zo’n ruig en onbeschaafd karakter heeft aangenomen in de 19de eeuw.
In elk geval – en dat is een tweede limiet die het eigendomsrecht van nature op zijn weg vindt, deze keer om reden van het hoger gemeenschappelijk welzijn – heeft het soeverein gezag, in zijn hoedanigheid van erkend verdediger van de natie en garant van het vreedzame bezit van de eigendommen, daar ook vorstelijke rechten over. Die rechten rechtvaardigen de taken en diensten die de staat mag vragen: belastingen op eigendommen, gedwongen onteigeningen enz.