133. De samenstelling van het patrimonium
1. De nieuwe orde betoont eigendommen eer en respect en dat des te meer naarmate deze eigendommen een patrimoniale waarde hebben en sociale diensten inhouden. In elke grote beschaving bestaat er immers een band tussen goederen en personen, tussen rijkdom en de sociale functie ervan, tussen het prestige van de eigenaar en zijn morele verplichtingen. De Franse Revolutie daarentegen heeft door het afschaffen van de « privileges » eigendom in diskrediet gebracht en bezit losgekoppeld van eer en dienstbaarheid; daardoor is eigendom herleid tot een puur materiële rijkdom met het oog op individueel en vulgair genot.
2. Dit heeft tot gevolg dat elk gezin en elke lokale, professionele, morele of religieuze gemeenschap, met een grote verantwoordelijkheid inzake dienstbetoon en grote stabiliteit, zich meester moet weten over zijn eigen arbeid en inkomen, over zijn spaargelden en zijn patrimoniale of onvervreemdbare goederen, eeuwigdurend, zonder dat het beheer ervan verstoord wordt door de dreiging van confiscatie; want dat zou de beheerders kunnen aanzetten tot fraude en speculatie om hun bezittingen te behoeden voor elke onrechtvaardige afbrokkeling.
De terugkeer naar een grotere vrijheid inzake schenkingen en de versoepeling van het erfenisrecht zullen de laatste gewenste garanties bieden voor het eigendomsrecht binnen gezin en gemeenschap. De staat zal het als een absoluut ecologisch voordeel beschouwen het familiekapitaal en de erfenissen niet te belasten met onredelijke taksen. Hetzelfde geldt voor bezittingen die eigendom zijn van de grote sociale instellingen en organismen van de natie.
3. Om eigendom te eerbiedigen en te eren moet de staat zelf de twee fundamentele kwalen van de moderne kapitalistisch-socialistische economie bijsturen: de inflatie en de fiscaliteit.
Het soeverein gezag zal het als zijn plicht aanzien de natie te verzekeren van een gezonde munt, die beantwoordt aan de rijkdom en de reële activiteit van de natie, en te zorgen voor een stabiele waarde ervan over de decennia heen, tegen alle theorieën en slechte gewoonten van de moderne maatschappijen in. Want de inflatie is een verdoken aanslag op mensen die sparen en eerlijk werk verrichten door de grote financiële speculanten, uitbuiters van het volk, en door de staat en zijn geldverslindende instellingen.
Het soeverein gezag moet belastingen beschouwen als een compensatie voor geleverde diensten, maar volgens het algemeen belang van de natie. Tenzij er een ernstige noodzaak is, moet de staat er dus over waken zijn diensten te beperken overeenkomstig zijn werkelijke financiële mogelijkheden. Het budget dient zo goed mogelijk beheerd te worden opdat fiscale inningen het kapitaal van de natie niet zouden aantasten.
De inflatie en de teugelloze fiscale druk begunstigen namelijk de individuele rijkdom in geld, die onverantwoord, verhuld en frauduleus is, ten nadele van de zichtbare rijkdom, die men niet kan verbergen voor de fiscus en die bestaat uit inkomsten van eerlijke activiteiten en familiebezittingen die het gemeenschappelijk welzijn dienen. Het staatshoofd zal de laatstgenoemde ondersteunen en de eerstgenoemde vervolgen. Hij moet voor ogen houden dat de eerste regel, de gouden regel van gezonde openbare financiën en van elke gezonde economie, het vertrouwen is. Enkel zijn vaderlijk gezag kan dit vertrouwen geven aan alle eerlijke mensen.
4. Het intellectueel patrimonium, de talenten, de ervaring die men in een familie kan vinden zullen eveneens beschermd en aangemoedigd worden. Zo dient bv. het doorgeven van een beroepsactiviteit en het aanleren ervan aan leden van eenzelfde familie vergemakkelijkt te worden.
Zo zal het herstel van het eigendomsrecht de hartelijke goedkeuring ontvangen van alle gezinshoofden en zal het zorgen voor een heropleving van de nataliteit, de vitaliteit en de energie van de natie.