134. De in gemeenschappelijk akkoord opgerichte verenigingen
1. Het onstabiel evenwicht tussen families leidt tot de oprichting van vrije associaties van de ene met de andere, met het oog op samenwerking in de productie en consumptie van goederen. Het voordeel van de verstandhouding haalt het op de tegengestelde belangen en brengt hen bij elkaar. Het gaat hier om heel het domein van spontaan afgesloten contracten waaruit het tweede ecologisch evenwicht voortvloeit: verkoop, huur, pacht; salarissen, ondernemingen, krediet, handel.
Deze economische betrekkingen worden gekenmerkt door hun oorsprong, door de nabijheid van de contractanten: de families van de eigenaar en de huurder, van de geldschieter en de geldlener, van de handelaar en de klant enz. Dat is een humanistische evenwichtsfactor, voorwerp van de tweede "utopie" of ideale ecologische norm: het nauwlettend zoeken naar winst wordt ook hier nog gematigd of beheerst door spontane elementen zoals bedachtzaamheid, vredig nabuurschap, beveiligde toekomst, eenvoud van overeenkomst, voordelen van de vriendschap enz.
2. Men heeft er alle belang bij aan deze contracten en associaties de grootste vrijheid toe te kennen, los van elke inmenging van de overheid en administratieve reglementering. Want het ecologisch evenwicht ontstaat en handhaaft zich op dit vlak vanzelf! De familiale verantwoordelijkheid primeert, de wederzijdse rechtvaardigheid komt voort uit een voorzichtigheid die een broederlijke band smeedt. Het eerlijk voordeel van de betrokken partijen leidt tot stabiliteit.
Deze verenigingen, vruchten van de ware vrijheid, blijven nog gegrondvest op een natuurlijke harmonie. Elke buitensporigheid of onrechtvaardigheid roept namelijk snel geweld van de andere kant op, met de ontbinding van de associatie tot gevolg. Rivaliteit is dus een ecologische onvoorzichtigheid, solidariteit daarentegen getuigt van wijsheid.
3. Menselijke organisatie en beschaving groeien naarmate deze overeenkomsten zich ontwikkelen in vrije verstandhouding en samenwerking. Men werpt daartegen op dat deze akkoorden meer opbrengen voor de sterken dan voor de zwakken, waardoor ongelijkheid en onrechtvaardigheid toenemen. Dat is waar als de maatschappij berust op individualistische principes, maar onder een soeverein en vaderlijk gezag heeft ongelijkheid op natuurlijke wijze een beschermende functie. Deze overeenkomsten zijn één van de middelen om de verdrukking van de zwaksten te vermijden, want de ongelijkheid wordt in dit geval getemperd door broederlijke relaties en de familiale wijsheid.
Een meer dan duizend jaar oude ecologische orde is ontstaan op het fundament van deze sociale betrekkingen, waarbij de rechtvaardigheid, die voortvloeit uit de voorzichtigheid van de contractanten, de wet werd die de instelling regelde. Zo hebben grote naties en hoge beschavingen kunnen leven en bloeien in een spontane economie, die op moreel vlak geregeld werd door de godsdienst en beschermd werd door de politieke machten. Maar ze werd gekenmerkt door zelfbeheer en handhaafde zich in een algemeen evenwicht van menselijke en niet van mathematische aard, op natuurlijke en niet op technocratische wijze, zelfregulerend en niet gepland, waarbij de deugd van voorzichtigheid het haalde op de barbaarse wet van de winst.