47. De naam van de Vader moet geheiligd worden

Vol overgave in zijn geloof kent, aanbidt en bemint de falangist onze allerliefste hemelse Vader door Jezus Christus in de eredienst die de ware en ene Kerk Hem brengt in de H. Geest en het Onbevlekt Hart van Maria. Zo staat hij al in het eeuwig leven, waarvan het doopsel de toegang vormt en de Eucharistie het voedsel van heiligheid en onsterfelijkheid is.

1. Al zijn gedachten en daden zijn een loflied van erkentelijkheid aan de Vader, die hem op elk ogenblik in het bestaan plaatst opdat zijn zwak schepsel zijn Liefde met liefde zou vergelden, zijn Glorie met verering. Daarin ligt het ware theocentrisme, de theandrie waarin het schepsel helemaal gekeerd is naar zijn Schepper en weet dat Hij oneindig liefhebbend en beminnenswaardig is: « Ons gesprek is in de Hemel. » Daarom is de houding van de falangist al hier op aarde van het hemelse doordrenkt. Daarin ligt de kern van zijn zoektocht, de wijsheid waarvan hij de heerlijke vruchten smaakt, de waarheid van een godsdienst die integraal beleefd wordt en een kosmische draagwijdte heeft, het enige en waarachtige heil dat hij verhoopt.

2. Die toegang tot God, Schepper en Vader van alle mensen, ontdekt de falangist in de devotie tot het Onbevlekt Hart van Maria, dochter van God en weg die naar Hem voert. Zij is de Onbevlekte Ontvangenis, afspiegeling van de universele schoonheid. Het Licht « dat God is » ontspringt aan haar handen en straalt over alle dingen. Zij is de Wijsheid, kind en beeltenis van een Vader die altijd aanwezig en altijd werkzaam is, die zich op elk moment teder laat liefhebben en die wil dat we altijd naar Hem op zoek gaan.

3. Want de falangist weet dat het de wil is van God, onze allerliefste hemelse Vader, om in de wereld de devotie tot het Onbevlekt Hart van Maria in te stellen. De bekommernis van het Hart van God moet ook de bekommernis van de falangist van de Onbevlekte zijn. In de eerste plaats verlangt hij ernaar het tedere Hart van Maria te troosten door een vurige persoonlijke en publieke vroomheid. Het is in haar Hart dat hij zijn voornaamste roeping ontvangt, hier op aarde en voor eeuwig, een roeping die overvloed van genade en vruchten verschaft voor hemzelf en voor zijn broeders. Heel zijn bestaan, al zijn activiteiten en affecties vloeien voort uit dat Enig noodzakelijke en voeren er weer naar terug.

Het einddoel is dat van het ene uiteinde van de wereld tot het andere nog slechts één stem zou weerklinken: Geloofd zij het Goddelijk Hart van Jezus! Bemind en gezegend zij het Onbevlekt Hart van Maria! Liefde, eer en lof aan de Moedermaagd en aan de Allerheiligste Drie-eenheid, in alle eeuwen van onze geschiedenis en in de eeuwigheid!