43. De uitbreiding van het Rijk Gods
« Gaat en onderwijst alle volkeren en doopt ze in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de H. Geest; en leert ze onderhouden al wat Ik u heb geboden. Ziet, Ik blijf altijd bij u, tot aan het einde der wereld » (Mt 28, 19-20). Trouw aan dit bevel van Christus, gedreven door de H. Geest en geleid door de Onbevlekte moet de Kerk het Evangelie preken in heel de wereld, de volkeren dopen en hen leren om de geboden en raadgevingen van de Heer in praktijk te brengen. Daarom heeft zij het soevereine recht en de absolute plicht overal op te treden en de christenheid uit te breiden over de hele aarde, om van alle naties het koninkrijk van God te maken.
Concreet gaat het over drie grote werken die elkaar ondersteunen en één geheel vormen. Liberalen en revolutionairen van alle slag hebben ze op een hatelijke manier tegen elkaar uitgespeeld, beschimpt en tenslotte cynisch verraden.
1. De missionering door de predikers van het Evangelie is altijd de bijzondere opdracht en het charisma geweest van een elitecorps in de Kerk en moet dat ook blijven. De missionarissen, grondig voorbereid op hun gevaarlijke apostolische taak, hebben voortdurend de gedachte aan het martelaarschap in het achterhoofd. Ze worden bewonderd en benijd door alle goede christenen, die hen helpen met hun gebeden en hun gaven.
Wat hen drijft, is de liefde van de Verlosser voor de zielen die nog in de duisternis zuchten, maar meer nog de moederlijke klacht van de Maagd van Fatima die oproept om de zielen van haar kinderen te redden van de hel. Daarom wil de missionaris in de eerste plaats in de wereld de devotie tot haar Onbevlekt Hart verspreiden, waarborg voor een overvloedige oogst.
2. De christelijke kolonisatie is het normale gevolg, in de tijdelijke orde, van de evangelisatie. Zij kadert, onder welke vorm ook, onmiskenbaar in het plan van de Voorzienigheid. De heidenen die toetreden tot het leven van de christenheid hebben in hun grote nood behoefte aan de kolonisatie en zijn vragende partij opdat christenen, van ver gekomen, zich in hun midden zouden vestigen en over hen heersen. De geschiedenis bewijst dat ten overvloede, in tegenstelling tot de hersenschimmen van een valse gelijkschakelende en subversieve “naastenliefde”; die heeft alleen maar geleid tot de vernietiging van de nieuwe christenheden en de missies, die geviseerd werden doorheen de verafschuwde kolonisatie.
De geestelijke ijver werd altijd voorafgegaan, begeleid en gevolgd door liefdevolle zorg, zowel persoonlijke als collectieve. Zo kwamen banden tot stand en vervolgens politieke en economische instellingen, vervuld van een christelijke geest en bijgevolg weldadig en gezegend door God.
3. De kruistocht beschermt en waarborgt de missionering en de kolonisatie. Zij verdedigt de gevestigde christenheid en vormt een bedreiging voor elke tiran die hinderpalen zou opwerpen tegen het Evangelie en missionarissen en hun nieuwe christenen zou vervolgen. Soms wordt de kruistocht afgekondigd om machten te vernietigen die zich schuldig maken aan vervolging of slavenhandel, die de prediking van het Evangelie verbieden, de vreedzame verspreiding van de christelijke zeden dwarsbomen of een bloedige terreur uitoefenen over weerloze volkeren.
De christelijke kruistocht is een heilig recht, een recht op oorlog dat in handen is van de Roomse Opperherder, maar Onze-Lieve-Vrouw van de Rozenkrans als generaal heeft.