42. Naar de wereldwijde katholieke renaissance

De Kerk is de belichaming van het goddelijke in de wereld; en al het goddelijke dat onzichtbaar in de wereld aanwezig is, behoort haar toe. De christenheid, die er de projectie van is in de tijd, is het heilig werk van God in de geschiedenis. Haar onvergelijkelijk verleden is het wonderbaarlijk teken van het universeel en eeuwig Verbond dat door Christus met zijn Vader is gesloten voor de mensen en het heil van de wereld. Alles wat zich daar tussen wringt, is nutteloos, onzeker of – waarschijnlijker nog – satanisch.

De falangist, verlost van de dwalingen van onze tijd, vindt in de Kerk en de christenheid het geluk van het verloren en teruggevonden paradijs terug en de smaak van het eeuwig leven. Het gaat om het begin van het Rijk Gods dat zijn voltooiing vindt in de Hemel.

1. Het verleden van de christenheid moet ons tot model en regel dienen, want God heeft toen bewerkt wat Hij wilde; de toekomst mag het niet wezenlijk veranderen, enkel proberen het te vervolmaken. Wie geen oog heeft voor de schoonheid, de goedheid en de waarheid van dat verleden misprijst God, veronachtzaamt Jezus Christus, snijdt zich af van de Kerk en verraadt de christenheid. Het is daar dat de falangist zijn wortels vindt. Die lange geschiedenis en dat grote werk ontroeren hem. Hij verzamelt er alles van waaruit hij iets kan leren en is er op uit de kleinste sporen ervan te redden.

2. Het heden van de christenheid toont mensen, volkeren en culturen met zeer uiteenlopende tradities en waarden. De falangist waardeert die volgens de soevereine maatstaf van hun trouw aan de goddelijk-menselijke erfenis van Christus en de Kerk, volgens hun graad van christelijke overtuiging en vitaliteit. Hij houdt van hen en wil hen helpen, en dat des te liever naarmate God, Christus en zijn heilige Moeder door hen meer geëerd, beleden, gediend en nagevolgd worden.

3. De toekomst moet voortvloeien uit die cultus van het verleden en de voortzetting ervan in het heden. Voor de falangist is het een uitgemaakte zaak dat de « gesta Dei » moeten verdergezet worden, al betreurt hij de vergissingen en de zwakheden van hen die de heiligheid van de christenheid hebben verduisterd en haar groei hebben vertraagd. Maar hij laat zich niet van de wijs brengen en is niet bovenmatig geërgerd door de vernederingen, het verraad en de vervolgingen die God de hele geschiedenis door heeft toegelaten om de Kerk en haar heiligen meer gelijkvormig te maken aan de droeve mysteries van Christus en zijn gezegende Moeder.

Trouw aan de tradities hoopt de falangist eens met eigen ogen de heerlijkheid te zien die door zoveel profetieën is aangekondigd: de triomf van het Onbevlekt Hart van Maria en via die weg de triomf van de Kerk, de uitbreiding van de christenheid over alle naties en de heerschappij van Christus op aarde.