De Kerk gedegradeerd
tot prostituee van de wereld
DE diepere oorzaak van wat wij vandaag moeten vaststellen inzake zedenbederf in de Kerk ligt in wat er gebeurd is tijdens het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965). Van bij de aanvang nam een kleine, maar vastberaden groep progressistische en modernistische prelaten het Concilie in handen, met de bedoeling om de katholieke Kerk een heel andere richting uit te sturen.
De hervormers wilden de Kerk ten dienste stellen van de moderne wereld, dat wil zeggen de wereld die voortgekomen is uit de Franse Revolutie, die in opstand gekomen is tegen Jezus Christus en die zijn voogdij verwerpt. Hun plan was om in de schoot zelf van de Kerk ideeën binnen te voeren die ronduit revolutionair en maçonniek zijn. Hun nieuwe Evangelie ? De Rechten van de Mens, met de bekende trilogie : Vrijheid, Gelijkheid, Broederlijkheid.
Het door de hervormingsgezinden gemanipuleerde Concilie dwong de Kerk zo tot een geestelijke bigamie, die in de praktijk neerkwam op een complete verloochening van haar Bruidegom Christus : zij engageerde zich openlijk voor de Vrijheid, door de verklaring over de godsdienstvrijheid Dignitatis humanae ; voor de Gelijkheid, door het decreet over de oecumene Unitatis redintegratio ; en voor de Broederlijkheid, door de verklaring Nostra aetate waarin eenzijdig de vrede werd uitgeroepen met de niet-christelijke godsdiensten en het jodendom.
Abbé de Nantes schreef : « De proclamatie over de godsdienstvrijheid was het basischarter van de verzoening van de Kerk met de moderne wereld. Zij beloofde haar diensten aan te bieden, zonder wederkerigheid, aan de mensheid die bezeten was van de prometheïsche droom om een nieuw Babel te bouwen » (CRC nr. 57, juni 1972, p. 3), zonder God en tegen God, in de lijn van Prometheus die zich keerde tegen de Olympische goden om de mensen meer macht te geven...
EEN BELEDIGING VOOR GOD
In zijn kroniek over de debatten op het Concilie noteerde abbé de Nantes op 1 oktober 1964 :
« Ondanks zeer felle tegenstand heeft Paulus VI het schema over de godsdienstvrijheid niet ingetrokken. Het wordt [pro forma geamendeerd] opnieuw ingediend, zoals gebeurde met de verklaring over de rechten van de Mens door de Grondwetgevende vergadering van 1789. Als het schema aanvaard wordt, zal dat een substantiële wijziging betekenen in de formele, constante en universele leer van de Kerk en zullen alle instellingen er op een onmogelijk te berekenen wijze door dooreengeschud worden. Precies honderd jaar na de Syllabus van Pius IX [waarin de moderne dwalingen veroordeeld werden] schotelt men ons een tekst voor die de vrucht is van een heel andere opvatting van het geloof en de moraal dan die welke pausen en bisschoppen anderhalve eeuw lang onderwezen hebben...
« De tegenstand tegen een dergelijke revolutie in de Kerk was zeer sterk en gebruikte scherpzinnige argumenten, maar schikte zich te zeer naar het spel van wederzijds geven en nemen dat meer gepast is voor een democratische vergadering dan voor een concilie waar God alleen beveelt... De kardinalen Ottaviani, Ruffini, Quiroga, Bueno y Monreal, Roberti en een groot aantal bisschoppen uit verschillende landen, onder wie Mgr. Marcel Lefebvre, probeerden een beetje waarheid, orde en respect voor de leer in ere te herstellen op deze immense afbraakwerf » (Brief aan mijn vrienden nr. 185 van 1 oktober 1964).
Het was allemaal niets gekort. In 1965, op het einde van de vierde en laatste zitting van Vaticanum II, kondigde paus Paulus VI de verklaring Dignitatis humanae af « over het recht van de persoon en van de gemeenschappen op sociale en burgerlijke vrijheid in godsdienstige aangelegenheden » : iedereen mocht voortaan op een uitwendige manier, in de samenleving, gelijk welke godsdienst pratikeren. Daarmee kwam een einde aan de leer van de Kerk dat Jezus Christus en Hij alleen DE Weg, DE Waarheid en HET Leven is – zoals Hij nochtans zelf gezegd heeft !
Op welk fundament moest men dit nieuwe recht vestigen ? In de H. Schrift of in de Traditie is er niets, absoluut niets dat er een basis kan voor leveren. Integendeel ! De vrijheid van godsdienst werd in de 19de eeuw krachtig veroordeeld door de pausen Gregorius XVI en Pius IX ; in de 20ste eeuw werd ze eveneens kordaat afgewezen, meer bepaald door Pius XII.
Omdat de zoektocht van de concilievaders vruchteloos bleef, namen ze tenslotte hun toevlucht tot een ontdekking van de moderne wereld, namelijk de waardigheid van de mens. Het Concilie heeft het recht op godsdienstvrijheid daarom gegrondvest op « de uitnemende waardigheid die aan de menselijke persoon toekomt, daar deze al het andere overstijgt » (Gaudium et spes 26, 2). De mens moet dus op het sociale vlak een onvoorwaardelijke vrijheid kunnen uitoefenen, zonder bedreigd te worden door straffen vanwege een wettig gezag... of zelfs vanwege God.
De proclamatie van de vrijheid van godsdienst is daarom een misdaad tegen God, protesteert abbé de Nantes : « Vaticanum II “ verkondigt ” een zaak die absoluut beledigend is voor onze God en Redder en volledig tegengesteld aan de zending van universele redding waarvoor de Kerk gesticht is » (Autodafé, p. 137). Op elk domein van het sociale leven is het God die de soevereine Wetgever is en niemand kan een gezag of een recht opeisen als hij dat niet van God ontvangt. De godsdienstvrijheid proclameren betekent : ontkennen dat de Schepper en Meester van Hemel en aarde wil dat de mensen hun eeuwig heil bewerken door de katholieke godsdienst.
Abbé de Nantes legt uit dat de mens niet geschapen is om vrij te zijn, maar voor de eer van God. En wat is die eer anders dan dat wij Hem aanbidden, liefhebben en dienen ? Door Hem lief te hebben, bewerken wij op vrije wijze onze redding. Het doel van de mens is zijn redding bewerken. De manier waarop wij dat doen, is de vrijheid. Het is een schitterende manier die echter ook angstaanjagend is : want “ op vrije wijze ” betekent dat wij onder de knoet van Satan kunnen blijven, God haten en door Hem veroordeeld worden tot de eeuwige verdoeming.
Gelukkig geeft God ons middelen om onze vrijheid te sturen : « Hij heeft gewild dat de genade de wil van de mens ter hulp komt en hem de innerlijke vrijheid schenkt. Maar Hij heeft ook gewild dat de wet de mens helpt, door verplichtingen en straffen » (CRC nr. 57, juni 1972, p. 8). Onze christelijke beschaving heeft in de loop van de eeuwen altijd een noodzakelijke en weldoende maatschappelijke druk op de individuen uitgeoefend voor hun eigen goed. Wanneer het burgerlijke gezag in bepaalde omstandigheden valse godsdiensten tolereerde, dan was dat omwille van de sociale vrede en om de harten te winnen.
« De Kerk van Jezus Christus kan geen enkel recht toekennen aan andere religies of ongodsdienstige levensbeschouwingen en zij betreurt de rechten die deze verworven hebben. Zeker, de Kerk dwingt niemand ertoe zijn redding te verkrijgen tegen zijn dwalend of op een dwaalspoor gezet geweten in. Maar zij heeft het recht om op het openbare domein alle manifestaties van deze door de duivel ingegeven dwalingen te bestrijden en te verbieden. Zij mag alles wat overeenstemt met het katholieke geloof en de moraal opleggen aan alle onderdanen van een katholieke staat » (Autodafé, p. 138). Een moslim mag in zijn hart zijn islamitisch geloof belijden, maar het publiek promoten van deze valse godsdienst door de bouw van moskeeën zou in een christelijk land ten strengste verboden moeten zijn. De dwaling heeft geen enkel recht om zich in de maatschappij te verspreiden.
Maar Dignitatis humanae verwerpt deze heilige katholieke leer van altijd door de mens toe te laten gelijk welke godsdienst te pratikeren en te propageren. Wanneer elke dwang ten gunste van de katholieke Waarheid wordt afgewezen, wil dit zeggen dat de sociale vrijheid van de mens méér van tel is dan zijn eeuwige redding. Die theorie ondermijnt op fatale wijze heel het onderricht en het bovennatuurlijke werk van de Kerk.
Tijdens de debatten in de conciliaire aula zei Mgr. Velasco, een uit China verdreven bisschop, op 16 september 1965 : « Het geamendeerde schema over de godsdienstvrijheid is totaal onaanvaardbaar en het moet vervangen worden door een nieuw schema. Als iedereen het recht heeft de religie van zijn keuze te belijden, worden de godsdiensten enkel subjectieve opinies. » Inderdaad is er zo geen duidelijk en objectief onderscheid meer tussen waarheid en dwaling en kan niemand nog het privilege opeisen gelijk te hebben. Door de afkondiging van de vrijheid van godsdienst wordt alles toegelaten en niets verboden van wat opborrelt uit een oprecht (maar misvormd) geweten. Het resultaat is de nivellering van alle geloofsovertuigingen.
Als het katholieke geloof nog slechts één opinie onder vele opinies is, dan is er geen reden meer om niet tot overeenstemming te komen met de schismatieke gemeenschappen. En dan bestaan er ook geen ketterijen meer, maar nog enkel “ andere meningen ”... Men ziet het : Dignitatis humanae luidt het einde in van de Ene, Heilige katholieke Kerk.
EEN NIEUWE ANTICHRISTELIJKE INTERNATIONALE
De verklaring Nostra aetate, over de niet-christelijke godsdiensten, begint als volgt : « In onze tijd, nu de mensheid zich van dag tot dag nauwer aaneen sluit en de betrekkingen tussen de verschillende volkeren veelvuldiger worden... » Abbé de Nantes reageerde : « Wat een vreemde inleiding ! Ze plaatst Christus in de marge en lijkt geen oog te hebben voor het bovennatuurlijke leven dat ons tot kinderen van God maakt door het doopsel. »
De tekst gaat verder : « Bij haar opdracht om de eenheid en de liefde tussen de mensen en zelfs tussen de volkeren te bevorderen, schenkt zij [de katholieke Kerk] hier allereerst aandacht aan datgene wat de mensen gemeen hebben en hen tot onderlinge lotsverbondenheid leidt. » De theoloog van de katholieke Contrareformatie in de 20ste eeuw : « Ik heb echt de indruk op het congres van een Amerikaanse sekte te zijn. Wie heeft die “ opdracht om de eenheid te bevorderen ” aan de Kerk gegeven ? Want het woord “ eenheid ” vervangt hier de term die men zou verwachten : “ waarheid ”. De echte opdracht van de Kerk is om heel de wereld tot de goddelijke waarheid te brengen en, door haar, tot de goddelijke genade waaruit in de harten de broederlijke naastenliefde zal groeien. Zonder goddelijke waarheid en zonder katholiek geloof zal er nooit eenheid onder de zielen zijn. “ Zonder Mij kunt gij niets ”, zei Jezus, onze gemeenschappelijke en soevereine Meester (Jo 15, 5) » (Autodafé, p. 261).
Dat men toch ophoudt met naïef te beweren dat de teksten van Vaticanum II in wezen prachtig zijn en dat personen met verkeerde bedoelingen ze later opzettelijk verkeerd geïnterpreteerd hebben : het vergif zit in de conciliaire documenten, zoals ook weer overduidelijk blijkt uit dit artikel. En dat gif heeft geleid tot alle aberraties en schandalen waardoor de Kerk sindsdien getekend is.
Christus heeft het heil gebracht door op het Kruis onze verlossing te bewerken ; de godsdienstige eenheid van de mensheid kan enkel tot stand komen door Hem en in Hem. Dat betekent dat elke andere godsdienst moet verdwijnen als iets dat nutteloos, vals en een hinderpaal is. Vaticanum II hangt echter het maçonnieke en duivelse project aan van een universele broederschap buiten Christus, met als enig cement het louter natuurlijke gegeven dat wij allemaal van één ouderpaar afstammen : de mensen zijn broeders, in volle Vrijheid, Gelijkheid en Broederlijkheid van de uiteenlopende erediensten.
« Is God de Vader van alle mensen ? Neen. Alleen aan hen “ die Hem [Jezus Christus] ontvingen gaf Hij de macht Gods kinderen te worden, aan allen die in zijn Naam geloven ” (Jo 1, 12). Dat annuleert wat het Concilie uitvindt, namelijk ons ertoe te verplichten “ ons broederlijk te gedragen jegens alle mensen, naar Gods beeld geschapen ”. » Al degenen die Christus verwerpen, vormen de Stad van Satan die de Stad Gods bestrijdt. Jezus zei het tegen de Farizeeën : « Uw vader is niet Abraham. Gij hebt als vader de duivel ! » Het is door de katholieke Kerk en in de Kerk alleen dat de broederlijke eenheid hersteld wordt. Een mens wordt slechts zoon van God door het doopsel – tenminste het doopsel van begeerte – of door het martelaarschap. Zo luidt het christelijke geloof van altijd.
Het Concilie wil daarentegen meewerken aan « eendracht » en « vrede » binnen heel « de mensenfamilie », wat moet gebeuren door het overstijgen van de religieuze verschillen die als bijkomstig beschouwd worden. « Bovendien behoort het tot de godsdienstvrijheid dat de religieuze gemeenschappen niet worden verhinderd om vrij de bijzondere inbreng van hun leer te tonen voor de ordening van de samenleving en voor de bezieling van heel de menselijke activiteit » (Dignitatis humanae nr. 4). Men gaat een broederlijke wereld bouwen zonder die te vestigen op Christus, maar met de medewerking van alle menselijke religies en ideologieën, op broederlijke wijze verbonden.
DE CULTUS VAN DE MENS EN VAN DE AARDE
De pastorale (!) constitutie Gaudium et spes over « de Kerk in de wereld van deze tijd » verklaart in de inleiding : « Het gaat er immers om de menselijke persoon te redden en de menselijke gemeenschap uit te bouwen. Zo zal dus de mens, en wel als één totaliteit, met lichaam en ziel, met hart en geweten, met verstand en wil, de spil vormen van geheel onze uiteenzetting. Daarom biedt deze heilige kerkvergadering, in erkenning van de grootse roeping van de mens en daarbij stellend dat een goddelijke kiem in hem is gelegd... »
Abbé de Nantes analyseert : « Ach zo ! Het Concilie beweert dat in elke mens een goddelijke kiem is gelegd. Elke mens is dus zomaar zoon van God en beeld van God. Bijgevolg zijn de mensen goddelijk, zegt het Concilie vanaf nr. 3 van Gaudium et spes. » Want het gaat om een goddelijke kiem die in alle mensen aanwezig zou zijn, los van de genade van het doopsel ! « Wanneer het ooit tot een Derde Vaticaans Concilie mag komen, zullen wij vragen om over dit hoofdstuk van Vaticanum II een anathema uit te spreken. Wij zullen aantonen hoe het op een sluwe manier de katholieke leer van de bovennatuurlijke orde van rechtvaardigheid en genade ontkent evenals de erfzonde. Maar het gebeurt op een verdoken manier en de Kerk van de gelovigen, misleid door de Paus en het Concilie, slikt de dwaling door als pompwater » (CRC nr. 60, september 1972, p. 7).
De tekst van de constitutie vervolgt : « Deze heilige kerkvergadering [...] biedt aan de mensheid de oprechte medewerking van de Kerk aan bij het tot stand brengen van zo’n broederschap van alle mensen, die met deze roeping overeenkomt. De Kerk laat zich geenszins leiden door wereldlijke ambities, maar heeft slechts één doel voor ogen : onder leiding van de Trooster, de Geest, het werk van Christus zelf voort te zetten, die in de wereld kwam om getuige te zijn voor de waarheid, om te redden en niet om te oordelen, om te dienen en niet om zich te laten dienen. » Blijkbaar, aldus de stichter van de Katholieke Contrareformatie in de 20ste eeuw, « beweert de Kerk van Vaticanum II dat het werk van Christus en zijn Geest er in bestaat het succes van de mensheid op aarde te verzekeren, los van welke godsdienst ook, een mensheid die reeds goddelijk is in zichzelf en in haar einddoel. Ongelooflijk, maar waar. Van deze goddelijke mensheid wil de Kerk de dienstmaagd zijn, vol respect en liefde » (CRC nr. 60, p. 6).
Gaudium et spes staat in extase voor de mens, zijn lichaam, zijn verstand, zijn geweten, zijn vrijheid. En verderop, onder nr. 12, durft de constitutie verklaren : « Gelovigen en ongelovigen zijn het er bijna unaniem over eens dat alles op aarde betrokken dient te worden op de mens, als het middelpunt en hoogtepunt daarvan. » Die uitspraak is gewoon goddeloos. Maar als we één woord veranderen, wordt ze wel aanvaardbaar – al gaat het om een wereld van verschil. Het volstaat “ de mens ” te vervangen door “ de Godmens ” of “ Jezus Christus ”. Dan krijgen we : « Alles op aarde dient betrokken te worden op de Godmens, Jezus Christus, als het middelpunt en hoogtepunt daarvan. » Dan kan men echter niet meer zeggen dat “ gelovigen en ongelovigen ” het daarover “ bijna unaniem ” eens zijn...
Het Concilie wil de cultus van de Mens vestigen op Christus. Het bewijs dat elke mens in zichzelf een onvervreemdbare waardigheid bezit en nagenoeg onbegrensde capaciteiten wordt volgens de nieuwlichters geleverd door Jezus zelf : « Christus is de volmaakte mens. Omdat de menselijke natuur in Hem onverkort is opgenomen, is juist daardoor deze natuur ook in ons tot hoge waardigheid verheven. Hij heeft zich immers, als Zoon van God, door zijn menswording in zekere zin met iedere mens verenigd » (GS 22, 2).
Deze cruciale passage « vormt als het ware de loopbrug die de overgang van het christendom naar het universele humanisme moet mogelijk maken, de overgang van de eredienst van de mensgeworden God naar de eredienst van de mens die zichzelf tot God maakt... Nooit werd het geloof zo binnenste buiten gekeerd ! Het is de omgekeerde wereld. Door zijn menswording en Verlossing zou Christus geopenbaard hebben hoe groot, waardevol en verdienstelijk de mens wel is en zou Hij hem overtuigd hebben van zijn voortreffelijkheid ! Nooit tevoren heeft men zo van Jezus Christus en zijn mysteries de sokkel en het ornament van de menselijke hoogmoed gemaakt » (CRC nr. 140, april 1979, pp. 4-5).
Voortaan « zijn alle mensen door het feit zelf van de menswording van Gods Zoon “ in zekere zin ” verenigd in hun menselijkheid met de zijne. En daardoor zijn zij fysiek verheven tot op het niveau waarop zij delen in zijn waardigheid van Zoon van God en in zijn bestemming. Daarmee is het probleem van het eeuwige heil geregeld. Geen hel meer, geen vagevuur, geen moraal, niets meer. Vroeger was heel de katholieke mystiek gevestigd op onze morele eenheid met Christus-God : morele eenheid betekent eenheid van wil... Van nu af aan zijn alle mensen met Christus verbonden als Siamese tweelingen, niet van elkaar los te maken, wat onze moraliteit ook is » (Autodafé, p. 367). « Jezus zou met andere woorden al zijn mensenbroeders vergoddelijkt hebben gewoon door zelf geboren te worden en zonder aan ons ook maar één inspanning te vragen » (ibid., p. 374).
Abbé de Nantes drukt de nieuwlichterij van Vaticanum II als volgt uit : « Zoek eerst het koninkrijk van de aarde, zijn vrede, zijn gerechtigheid, zijn welvaart, zijn genoegens ; en de rest zal u daar bovenop gegeven worden : de verre Hemel waarnaar de Kerk al te lang de aandacht van haar kinderen afgeleid heeft » (Brief aan mijn vrienden nr. 213 van 26 september 1965). Het Concilie insinueert dat de constructie van de aardse stad neerkomt op de dageraad van het Koninkrijk Gods : het technisch-culturele welslagen van het ene zal vanzelf leiden tot het andere !
Het Rijk Gods, dat was vroeger de Kerk en de christenheid, waarin heel de maatschappij, de politieke instellingen, de wetten, het onderwijs christelijk waren. Het Concilie van zijn kant proclameert dat het Rijk Gods niets anders is dan de moderne wereld met zijn geseculariseerde staten en dat de Kerk, in nauwe samenwerking met de andere godsdiensten, moet dienen om de mens tot volle ontplooiing te laten komen. Voor de bouw van een wereld waarin de mensheid eindelijk welvarend en broederlijk zal zijn, zoekt het Concilie oplossingen die voor iedereen aanvaardbaar zijn, gelovigen zowel als ongelovigen, dus een moraal die voor iedereen toegankelijk is, gemakkelijk en aantrekkelijk...
In werkelijkheid « is dit een capitulatie voor de vereisten van het vlees, de vijandig gezinde wereld en in laatste instantie Satan, de vorst van deze wereld. De mensen vragen brood en spelen. Dat is niet nieuw. Wat wél nieuw is, dat is dat de Kerk naar dit gejoel van het plebs luistert en er een hoge aspiratie, een roeping en een plan van God in ontwaart waaraan voldaan moet worden ! » (CRC nr. 60, p. 10).
Het Tweede Vaticaans Concilie heeft geen enkele van de buitengewone vruchten voortgebracht die door de pausen Joannes XXIII en Paulus VI aangekondigd waren. In januari 1969, amper vier jaar na de afsluiting van het Concilie, kon abbé de Nantes schrijven : « Zij hebben zich vergist in hun aankondiging van een lente voor de Kerk, een buitengewone renaissance die het gevolg zou zijn van haar terugkeer (?) naar het Evangelie en haar opening naar de wereld. Het is het tegenovergestelde dat overduidelijk is : van een malaise naar een echte crisis en van een crisis naar de “ ineenstorting van het katholicisme ” en de “ zelfvernietiging van de Kerk ” [wat Paulus VI woordelijk toegaf]. » Een dergelijk schouwspel is zonder voorgaande in heel haar geschiedenis.
En in plaats van het failliet te erkennen en de tegenovergestelde koers te varen, drukt paus Franciscus het gaspedaal nog wat dieper in met zijn “ Synode over de synodaliteit ”.
Laten we besluiten met wat abbé de Nantes in 1996 zei toen hij door zijn bisschop, Mgr. Daucourt, op onrechtmatige wijze uit het diocees Troyes verdreven werd : « Wij geven er de voorkeur aan te sterven eerder dan naar het andere kamp over te lopen of in slaap te doezelen in een of ander afgesloten klooster, maar verstikt door het Concilie en de Paus. Op mijn leeftijd telt nog slechts één zaak : de nederlaag van Satan en de veroordeling van het Tweede Vaticaans Concilie. »
broeder François van Maria ter Engelen
Hij is verrezen ! nr. 126, november-december 2023