HET GEZAG VAN VATICANUM II

Is een oecumenisch Concilie niet de hoogste instantie van het Leergezag ? Geniet het niet automatisch van het onfeilbare en universele oppergezag ? Moeten wij onszelf er daarom niet blindelings bij neerleggen dat het Tweede Vaticaans Concilie wel goed en heilig moét zijn ?

HEEFT het Tweede Vaticaans Concilie historisch gezien zijn onfeilbaar oppergezag in zaken van doctrine en moraal willen uitoefenen ?

Het antwoord op deze vraag is Neen.

Bartmann 1 schrijft : « De Concilies hebben in de Kerk altijd het prestige van de onfeilbaarheid bezeten. » Inderdaad zijn alle Concilies doorheen de geschiedenis samengeroepen met de uitdrukkelijke bedoeling om dit opperste leergezag uit te oefenen, « om met voorzichtigheid en wijsheid een beslissing te nemen over alles wat zou kunnen bijdragen tot het definiëren van de geloofswaarheden, tot het ontmaskeren van nieuwe dwalingen, tot het verdedigen, illustreren en ontwikkelen van de katholieke leer, tot het bewaren en verbeteren van de kerkelijke discipline en tot het herstellen van het te los geworden zedelijk gedrag van de gelovigen » – aldus Paus Pius IX in de brief waarin hij het Eerste Vaticaans Concilie samenriep.

Het ging er altijd om leerstellig werk te leveren, door de zuivere goddelijke waarheid van het geloof uit te spreken, de onzekerheden weg te nemen en de dwalingen van de tijdsgeest te veroordelen. Tegelijkertijd werd er ook canoniek werk geleverd, door de gelovigen voor te schrijven welke verplichtingen er uit de goddelijke waarheid voortvloeien voor hun eeuwig heil, in tegenstelling tot wat de wereld hen voorhoudt (cf. Journet, L’Église du Verbe Incarné, dl. I, p. 536, 541).

Vaticanum II heeft vanaf het begin met deze traditie gebroken en is heel andere wegen ingeslagen. Enerzijds zag dit Concilie ervan af zijn onfeilbaar leerstellig gezag uit te oefenen alsook het canoniek gezag dat er uit voortvloeide – in tegenspraak met wat de geschiedenis en de theologie onderwezen over de onontkoombare uitoefening van dit buitengewoon Leergezag. Anderzijds richtte het Concilie zich op een heel ander werk, namelijk dat van aggiornamento, oecumene en opening op de wereld – een origineel maar met veel onduidelijkheid omgeven werk waarvan de eigen autoriteit, de wettigheid en de graad van goddelijke bijstand waarvan het kan genieten moeilijk kunnen bepaald worden volgens de normen van het kerkelijk recht.

Deze verrassende beslissing, die ongetwijfeld achter de schermen voorbereid was en de H. Vader ingefluisterd, werd aan de voltallige conciliaire vergadering opgelegd door Joannes XXIII op 11 oktober 1962, in zijn openingstoespraak. De Vaders kregen te horen dat ze geen leerstellig werk moesten verrichten, geen goddelijke waarheden moesten definiëren en evenmin de dwalingen van de tijdsgeest moesten aanklagen, en al helemaal niet iemand veroordelen. Het plechtig Leergezag besloot zich niet meer bezig te houden met het maken van het onderscheid tussen waarheid en leugen ; het zou alles aanvaarden en niets meer verbieden. Het besloot de mensen in hun mening te laten zonder zich op onfeilbare wijze uit te spreken of iets op te leggen in de naam van God. Deze... soepele houding kon het Concilie alleen maar aannemen door afstand te nemen van de stevige leerstellige en disciplinaire traditie die de Kerk al eeuwenlang eigen was. Daartoe bood de Paus de Concilievaders een omweg aan die al vijftig jaar vroeger door de modernisten uitgevonden was : « De inhoud van de eeuwenoude leer die vervat ligt in de geloofsschat is één zaak, de vorm waarin men de inhoud kleedt is een andere zaak. » Het had er bijgevolg de schijn van dat het Concilie werd uitgenodigd om « de authentieke doctrine » terug te vinden door afstand te nemen van het geheel van expliciete en onfeilbare leerstellingen waarin de doctrine voor ons bewaard gebleven is. Zo werd het Concilie vanaf de eerste dag bevrijd van de strikte onderwerping aan de kerkelijke traditie waaraan het levend Leergezag tot dan toe gebonden leek (Journet, dl. I, pp. 176-179).

Toen het Concilie zo door Joannes XXIII vrijgemaakt was van elke nauwgezette gehoorzaamheid aan de uitdrukkingsvorm zelf van het geloof, bevrijdde het zichzelf daardoor ook van elke onfeilbare uitoefening van zijn Leergezag. Sindsdien heeft niemand nog kunnen zeggen door welk gezag de conciliaire debatten en decreten precies gekenmerkt zijn. Op 9 oktober 1963 eiste Mgr. Blanchet een precisering van « de theologische draagwijdte van de verschillende onderzochte teksten. Anders gezegd : welke graad van zekerheid bevatten deze teksten met betrekking tot de Openbaring, en welke graad van verplichting met betrekking tot het geloof van de katholieken... Paus Paulus VI heeft in zijn toespraak [bij de opening van de tweede zitting] gezegd dat de taak van het Concilie minder het formuleren van dogmatische beslissingen zou zijn dan het uitspreken van verklaringen. Dat is een duidelijk uitgangspunt voor het Concilie, dat niettemin de punten zou moeten specifiëren die volgens de Vaders het voorwerp zouden moeten uitmaken van leerstellige definities » (aangehaald in La Croix, 10 oktober 1963). De maanden gaan voorbij, en deze kapitale vraag lijkt in de vergetelheid terechtgekomen te zijn... En het gelovige volk blijft verder geloven dat alles onfeilbaar is !

Voor de eerste keer in de geschiedenis heeft het opperste Leergezag in het kader van een plechtig Concilie zichzelf in de onmogelijkheid geplaatst om zijn onfeilbaar gezag uit te oefenen, door al zijn plannen en krachten Niet te richten op de zoektocht naar en de afkondiging van de ene goddelijke Waarheid.

En haast onmiddellijk duiken allerlei misbruiken op. Is er iets dat onze modernisten mishaagt ? Dan ontkennen zij dat de conciliaire Akten enige vorm van gezag zouden bezitten. Is er integendeel een onderdeel van hun nieuwe theologie dat baat vindt bij Vaticanum II ? Dan dringen ze dit aan ons op in naam van het... onfeilbaar Leergezag van het Concilie !

Abbé Georges de Nantes
Hij is verrezen ! nr. 25, januari-februari 2007
Lettre à mes amis nr. 212 (15 september 1965)


(1) Bernhard Bartmann (1860-1938), Duits katholiek priester en theoloog. Zijn standaardwerk is het Lehrbuch der Dogmatik (2 delen) uit 1911.