Onze houding tegenover Vaticanum II

«Ons katholicisme heeft heel wat vooruitgang te boeken [...]. Wij willen niet terugkeren naar Vaticanum I en evenmin naar het Concilie van Trente of dat van Nicea ! Wij willen een Derde Vaticaans Concilie, dat klaarheid brengt en het vergif van Vaticanum II isoleert en uitschakelt.»

Zo luidde het programma dat abbé de Nantes in de praktijk bracht met voordrachten in de zaal van de Mutualiteit in Parijs, vijfentwintig jaar lang, en studies in het maandelijks tijdschrift van de CRC. Zijn opzet was de heropbouw van een Kerk die in het derde Geheim van Fatima verbeeld wordt als «een grote stad die voor de helft in puin ligt».

Naast hem op de foto zien we broeder Bruno van Jezus-Maria, die het werk van de katholieke Contrareformatie onvermoeibaar verder zet.

ENKELE maanden geleden ontving broeder Bruno van Jezus-Maria een brief van de voorzitter van de Franse bisschoppenconferentie, Mgr. Georges Pontier, met de dwingende vraag om het standpunt van De katholieke Contrareformatie met betrekking tot het Tweede Vaticaans Concilie te verduidelijken. Concreet werden vijf vragen voorgelegd, waarvan de twee voornaamste luidden :

1° Belijdt u het katholiek geloof zoals het beleden wordt in het Symbolum van het geloof van Nicea-Constantinopel en in het geheel van de oecumenische concilies die door de katholieke Kerk erkend worden ?

2° Erkent u het dogmatisch leergezag van het Tweede Vaticaans Concilie ?

Wij geven hieronder (een deel van) het antwoord van broeder Bruno dat onze visie op een heldere manier verwoordt.

HET KATHOLIEK GELOOF

Ja, wij belijden het katholiek geloof zoals het onderwezen wordt in het Symbolum van Nicea en in het geheel van de door de Kerk erkende oecumenische concilies. Maar kan het katholiek geloof zoals de Kerk het onderricht na tweeduizend jaar geschiedenis herleid worden tot dat Symbolum en de oecumenische concilies ? Natuurlijk niet.

In de lijn van onze vader, abbé de Nantes, belijden wij dat God aan de mensen, die het voorwerp zijn van zijn barmhartigheid, zijn mysteries heeft geopenbaard en alle waarheden die noodzakelijk zijn voor hun heil, voornamelijk door zijn Zoon Jezus Christus. De apostelen en alleen zij hebben, door persoonlijke inspiratie, de volheid van deze Openbaring aan de Kerk in bewaring gegeven, in mondelinge vorm (de Traditie) en in schriftelijke vorm (de H. Schrift). Beide samen vormen de geloofsschat. Wij hebben toegang tot de kennis van deze mysteries door het onderricht van de Kerk, die de goddelijke Openbaring op onfeilbare wijze interpreteert en uitlegt. De H. Schrift en de Traditie vormen de bronnen van ons geloof ; het onderricht van de Kerk is het kanaal waarlangs de geloofsleer aan ons wordt meegedeeld, via de liturgie en de catechese. Een bepaald aantal waarheden werd verduidelijkt en op een plechtige of buitengewone wijze opgelegd, omwille van het belang ervan of omdat ze in twijfel getrokken werden door ketters : de dogma’s.

WAT IS HET GEZAG VAN HET TWEEDE VATICAANS CONCILIE ?

Ondanks flagrante onregelmatigheden bij de stemmingsprocedures en de afkondiging van de vele teksten, erkennen abbé de Nantes en wij na hem het Tweede Vaticaans Concilie als een wettig oecumenisch concilie van de Heilige Roomse Kerk. Het heeft er alle canonieke kenmerken van. De rol van de paus was van groot belang, wat het Concilie zijn volle autoriteit verleende. Nooit tevoren waren de bisschoppen, afkomstig uit nagenoeg heel de wereld, zo talrijk verenigd. Er was tijdens het verloop van de kerkvergadering geen sprake van wereldlijke inmenging.

Maar betekent dit dat het jongste concilie ook een dogmatisch onderricht verstrekt heeft ? Dat is een heel andere kwestie.

« De concilies hebben in de Kerk altijd het prestige van de onfeilbaarheid genoten » (Bernhard Bartmann). Alle concilies zijn inderdaad bijeengeroepen met de formele bedoeling om de opperste magistratuur in geloofszaken uit te oefenen, « om met voorzichtigheid en wijsheid te beslissen over alles wat kan bijdragen tot het definiëren van de dogma’s van het geloof, het ontmaskeren van nieuwe dwalingen, het verdedigen, illustreren en ontwikkelen van de katholieke leer, het bewaren en versterken van de kerkelijke discipline en het verstevigen van de verslapte zeden van de volkeren », zoals de Z. Pius IX het verwoordde in de brief waarin hij het Eerste Vaticaans Concilie (1869-1870) samenriep.

Het ging altijd om het leveren van leerstellig werk, door de zuivere goddelijke geloofswaarheid te verkondigen, klaarheid te scheppen in de onzekerheid, de dwalingen die opgeld maken te veroordelen en de gelovigen de verplichtingen voor te schrijven die voortvloeien uit de goddelijke waarheid met het oog op hun eeuwig heil.

Het Tweede Vaticaans Concilie heeft vanaf het begin gebroken met deze traditie en is een heel andere weg uitgegaan.

Enerzijds weigerde het zijn onfeilbaar leerstellig gezag uit te oefenen. Anderzijds oriënteerde het zich in de richting van een heel ander soort arbeid, van aggiornamento, oecumene en opening op de wereld – een nieuwsoortig en erg vaag werk waarvan de autoriteit, de wettigheid en de graad van goddelijke bijstand zeer moeilijk kunnen bepaald worden. Het was paus Joannes XXIII zelf die op 11 oktober 1962 aan de concilievaders oplegde dat zij geen leerstellige arbeid moesten verrichten, geen goddelijke waarheden dienden te definiëren of dwalingen eigen aan de tijd aan de kaak dienden te stellen en vooral dat zij niemand mochten veroordelen.

Paus Paulus VI bekrachtigde die oriëntatie door aan de dogmatische constitutie Lumen gentium een nota toe te voegen met daarin de verklaring van de leerstellige Commissie van 6 maart 1964 : « Rekening houdend met het gebruik van de concilies en met het pastoraal doel van het huidig Concilie, definieert dit laatste enkel die verplicht te aanvaarden punten van geloof en zeden die het duidelijk als dusdanig aanstipt. » En op 12 januari 1966 bevestigde diezelfde Paulus VI : « Gezien het pastoraal karakter van het Concilie heeft dit vermeden met onfeilbaarheid beklede dogma’s op buitengewone wijze af te kondigen. »

Nadat het Concilie ervan afgezien had zijn opperste en onfeilbaar gezag op dogmatisch en moreel gebied uit te oefenen, eiste het een heel ander gezag op : een profetische macht om een evangelische Hervorming in de Kerk door te voeren, op gelijke voet met de vergadering van de apostelen, alsof Vaticanum II genoot van dezelfde voorrechten waarvan de apostelen genoten om de Kerk te stichten. Het Concilie heeft zichzelf « pastoraal » genoemd, niet om zich lager dan de voorbije dogmatische concilies te plaatsen, maar om méér te lijken dan al die kerkvergaderingen samen. De beginwoorden van de constitutie Dei verbum tonen waarop die pretentie steunt : de Vaders bevestigen dat zij in rechtstreeks en geïnspireerd contact staan met het Woord van God zelf om in volle vrijheid een nieuwe Kerk te stichten.

Het resultaat is dat de zestien teksten die afgekondigd werden tijdens de vier zittingen van Vaticanum II allemaal feilbaar zijn, vermits ze niet onfeilbaar zijn. Al deze teksten zijn bediscussieerbaar, de ene wat meer, de andere wat minder. Het gaat om een bonte verzameling van constituties, decreten en verklaringen waarin men moeilijk zijn weg vindt. Niemand weet wat het jongste Concilie eigenlijk wil zeggen. Het is tegelijk alles en niets, traditionele leer en nieuwlichterij, zekerheid en twijfel, waarheid en leugen ; het beste is vermengd met het slechtste.

MOETEN DE CONCILIETEKSTEN DOOR ALLE KATHOLIEKEN AANVAARD WORDEN ?

Op basis van het gezag van de 261 eerste opvolgers van de H. Petrus en de 20 eerste oecumenische concilies en samen met onze vader, abbé Georges de Nantes, belijden wij het katholiek geloof zoals het onderwezen wordt in het Symbolum van het geloof van Nicea-Constantinopel en in het geheel van de oecumenische concilies, met uitzondering van het Tweede Vaticaans Concilie. Van die kerkvergadering betwisten wij elk onfeilbaar leergezag, vermits in geen enkele van de Akten ervan op dogmatisch en canoniek vlak een geloofswaarheid afgekondigd werd, vergelijkbaar met bv. het dogma dat zegt dat de goddelijke Personen consubstantieel (hetzelfde in wezen) zijn, een essentieel punt in het Credo van Nicea waarvan de ontkenning iemand ipso facto afsnijdt van de kerkgemeenschap.

Omdat de zestien documenten gepubliceerd door Vaticanum II allemaal feilbaar en discutabel zijn, kunnen wij ons niet met zekerheid uitspreken over het gezag waarvan de conciliaire Akten genieten. Het is onze overtuiging dat het de taak van het kerkelijk Leergezag zelf is om door de stem van de Opperherder een onderscheid in de veelheid van teksten te maken : de Paus moet op onfeilbare en definitieve wijze oordelen wat in de Akten voortkomt van de Geest van God en wat van die van Satan.

In afwachting van dat onfeilbaar leerstellig oordeel en overeenkomstig het recht en de plicht toegekend aan elke gedoopte om trouw te blijven aan het katholiek geloof dat hij van de Kerk ontvangen heeft, houden wij onze instemming met wat ons in het onderricht van Vaticanum II duidelijk ketters lijkt – zoals het recht op godsdienstvrijheid, wat volledig in tegenspraak is met de traditionele leer – in beraad.

broeder Bruno van Jezus-Maria
Hij is verrezen ! nr. 101, september-oktober 2019