DE ACTUALITEIT DOORGELICHT

JUNI 2022

WELKE WEG GAAT INDIA OP?

Met Narendra Modi kwam in Delhi in 2014 een hindoenationalist aan de macht die zijn land een duidelijke koers wil laten varen: de uitbouw van India als regionale grootmacht, in goede verstandhouding met China en Rusland en zonder een vazal te worden van de VS in hun streven naar de alleenheerschappij over de wereld.

INDIA had in 2020 een bevolking van 1,3 miljard zielen en was daarmee het volkrijkste land ter wereld na China (1,4 miljard). Wetenschappers verwachten dat India ten laatste in 2023 de Chinezen inzake inwonertal zal voorbijsteken. Maar ook op economisch gebied doet het subcontinent het opvallend goed. Sinds de jaren 1990 is er een opmerkelijke groei met als resultaat dat de Indiase economie vandaag de op een na snelst groeiende economie ter wereld is, na China. Het opleidingsniveau van de Indiërs ligt hoog, de dienstensector rekruteert steeds meer mensen en de IT-branche bloeit als nooit tevoren.

Het land van premier Narendra Modi is met andere woorden een ontwakende reus. Hoe zal deze nieuwe grootmacht zich positioneren op geopolitiek vlak? Welke kant zal India kiezen in de armworsteling tussen de VS en Rusland enerzijds en de VS en China anderzijds?

EEN POLITIEK VAN NIET-GEBONDENHEID

In 1947 eindigde het Britse bewind over India en werd het land onafhankelijk. Mahatma Gandhi was het bevlogen uithangbord van de nieuwe staat, maar de eigenlijke macht werd uitgeoefend door de geslepen politicus Jawaharlal Nehru. Tegelijkertijd met India werd de islamitische staat Pakistan opgericht, wat aanleiding gaf tot enorme volksverhuizingen van zowel hindoes als moslims naar hun respectievelijke thuishavens en bloedige onderlinge confrontaties: er viel één miljoen doden!

Toen Gandhi op 30 januari 1948 vermoord werd door een radicale hindoenationalist, had Nehru het terrein voor zich alleen. Met de hulp van de Congrespartij, een politieke onafhankelijkheidsbeweging uit de tijd van Brits-Indië, werd hij officieel verkozen tot eerste-minister van de federale democratische republiek India. De marxistische atheïst Nehru volgde een socialistische politiek met o.m. vijfjarenplannen, massale overheidsinvesteringen en nationalisatie van de zware industrie door de staat. Op buitenlands vlak probeerde hij in volle Koude Oorlog bevriend te blijven met zowel de VS als de Sovjet-Unie, die allebei India in hun kamp wilden krijgen. Het legde hem geen windeieren, want zo kon hij uit twee ruiven eten.

In de lijn van die politiek richtte hij in 1961 samen met de Egyptische president Nasser en de Joegoslavische leider Tito de Beweging van Niet-Gebonden Landen op. De leden proclameerden hun zelfstandigheid ten opzichte van de twee blokken en riepen tegelijkertijd op tot een volledige dekolonisatie van de wereld.

Mahatma Gandhi in gesprek met Jawaharlal Nehru in 1946. De katoen spinnende geestelijke leider van India riep Nehru al in 1942 uit tot zijn politieke erfgenaam.

Na de dood van Nehru in 1964 stootte zijn dochter Indira snel door naar de top. Zij was gehuwd met Feroze Gandhi, geen familie van Mahatma, maar het gebruik van de naam “Gandhi” met het aureool dat errond hing, gaf haar een extra uitstraling. Ook zij koos voor het socialisme en besliste om de Indiase banken te nationaliseren. In 1971 brak de Indiaas-Pakistaanse oorlog uit, die door Delhi gewonnen werd. Het gevolg was niet alleen de afscheuring van Oost-Pakistan (Bangladesh), maar ook een wapenwedloop die van India én Pakistan kernmachten maakte.

Indira Gandhi ging steeds autocratischer regeren. Toen ze aangeklaagd werd voor overtreding van de verkiezingswetgeving, riep ze in 1975 de noodtoestand uit: het parlement werd buitenspel gezet en “de grootste democratie ter wereld”, een titel waarmee India graag uitpakte, stelde al gauw nog weinig voor. Twee jaar later werd de uitzonderingstoestand afgeschaft, maar bij de verkiezingen van 1977 leed de vrouwelijke premier een gevoelige nederlaag. Een bonte coalitie van anti-Congres-partijen nam de fakkel over, met weinig succes door toedoen van de onderlinge verdeeldheid: al in 1980 kwam Indira Gandhi terug aan de macht.

Toen ze in 1984 aan het leger het bevel gaf om de tempel van Amritsar te bestormen, het spirituele centrum van de sikhs waar zich een groep militante separatisten ophield, tekende ze haar doodvonnis: nog hetzelfde jaar werd ze door haar eigen lijfwachten vermoord.

In 1971 werd Indira Gandhi in Washington ontvangen door de Amerikaanse president Richard Nixon. Ze verweet hem zijn onvoorwaardelijke steun aan Pakistan, kort voor het uitbreken van de Indiaas-Pakistaanse oorlog die zij glansrijk won. Nixon van zijn kant was niet opgezet met «die oude heks».

Net als haar vader opteerde ze in de Koude Oorlog voor ongebondenheid, wat haar niet belette om in 1971 een vriendschapsverdrag met de USSR te sluiten: daarmee probeerde ze de samenwerking tussen de VS en Pakistan te counteren, want ze was ongerust dat de Amerikanen via Islamabad toenadering zouden zoeken tot China, een traditionele bondgenoot van de Pakistani en een rivaal van India. Ze kreeg gelijk toen president Nixon in 1972 zijn spectaculaire bezoek aan Beijing aflegde. Tijdens haar tweede ambtsperiode beoefende ze een diplomatiek evenwichtsspel tussen Washington en Moskou en zorgde ze ervoor geen van beide voor het hoofd te stoten.  

«LOOK EAST»!

De Congrespartij koos Indira’s zoon Rajiv Gandhi tot nieuwe leider. Hij behaalde in 1984, het jaar van de moord op zijn moeder, een klinkende verkiezingsoverwinning en voerde hervormingen in een meer liberale zin door: de overheidsbemoeienis werd teruggeschroefd en privéondernemingen kregen meer armslag. Tegelijkertijd verbeterde hij de relaties met de VS, wat India investeringen en wetenschappelijke steun opleverde. Het imago van Mr. Clean, zoals Rajiv Gandhi door de media genoemd werd, kreeg echter een ferme deuk door een smeergeldschandaal. De premier moest in 1989 het veld ruimen, maar zijn opvolger bracht er niet veel van terecht. Het ging in India van kwaad naar erger, met partijpolitiek gekonkel en coalities die geen lang leven beschoren waren. Rajiv zelf kwam tijdens een verkiezingstournee om het leven door toedoen van een zelfmoordaanslag door een aanhangster van de Tamiltijgers, onafhankelijkheidsstrijders tegen wie het Indiase leger een militaire campagne gevoerd had.

Rajiv Gandhi op een politieke meeting in 1991, kort voordat een vrouwelijke kamikaze een einde aan zijn leven maakte.

Uiteindelijk schoof de almachtige Congrespartij Narasimha Rao naar voren, die er in slaagde vijf volle jaren te regeren (1991-1996). De liberaliserings- en privatiseringspolitiek werd voortgezet. Door de val van de Sovjet-Unie hoopten de VS dat India in hun richting zou opschuiven, maar zij kwamen bedrogen uit. Bevrijd van het denken in blokken uit de Koude Oorlog ontvouwde de premier een nieuwe geostrategische visie: «Kijk naar het Oosten». India richtte zich op de landen van Zuidoost-Azië en maakte zich op om daar een regionale grootmacht te worden.

De Indiase premier Narasimha Rao ontvangt zijn Chinese tegenhanger Li Peng In Delhi, december 1991. Rao, die in het Westen tot op vandaag nagenoeg onbekend is, was de grondlegger van de “Look East Policy” die India lanceerde als grootmacht op het wereldtoneel.

Delhi zocht in de eerste plaats toenadering tot Birma (nu Myanmar), «het enige Zuidoost-Aziatische land dat een gemeenschappelijke grens met India heeft en dat wordt beschouwd als India’s toegangspoort tot die regio» (India’s Look East Policy, in HPPCS Notes, een Engelstalig Indiaas magazine). De regering-Rao sloot met het buurland handelsovereenkomsten en lucratieve contracten voor de aanleg van infrastructuur. «India zette ook in op militaire samenwerking met Myanmar. Delhi bood aan om elementen van de strijdkrachten van Myanmar te trainen en gevoelige informatie uit te wisselen, in een poging om de coöperatie tussen de twee landen te vergroten in het bestrijden van separatistische rebellen in de noordoostelijke deelstaten van India» (ibid.)

De ASEAN groepeert de landen van Zuidoost-Azië en is veruit de meest effectieve internationale organisatie van heel Azië. Vanaf de jaren 1990 dreef India de samenwerking ermee stelselmatig op.

Al snel richtte India zich op de ASEAN (Association of Southeast Asian Nations), de organisatie van de landen in Zuidoost-Azië die met elkaar samenwerkten op economisch, cultureel en politiek vlak. De ASEAN, ontstaan als een bondgenootschap tegen het oprukkende communisme, bood Delhi de ideale projectie voor zijn geostrategische streven. Rao haalde in een eerste fase de banden aan met de Filippijnen, Indonesië, Maleisië, Singapore en Thailand, die de stichtende leden van de organisatie waren.  

Hoewel behorend tot rivaliserende partijen volgden de eerste-ministers Atal Bihari Vajpayee (links) en Manmohan Singh (rechts) dezelfde politiek: het verder versterken van India’s dominantie in Zuidoost-Azië zonder China voor het hoofd te stoten.

De nieuwe politiek had kunnen leiden tot toenemende spanning met China, want Delhi en Beijing zijn van oudsher strategische rivalen. Maar de pragmatische visie van China’s sterke man Deng Xiaoping maakte ontspanning mogelijk. In 1993 begon Rao met besprekingen op hoog niveau met de Chinese leiders, wat resulteerde in allerlei maatregelen die het wederzijdse vertrouwen versterkten.

De Look East Policy werd verdergezet door Rao’s opvolger Atal Bihari Vajpayee (1998-2004), hoewel die niet tot de Congrespartij behoorde, maar tot de hindoe-nationalistische Bharatiya Janata Party (BJP). Ook Manmohan Singh (2004-2014), een sikh van de Congrespartij onder wiens leiding India een spectaculaire economische groei van 9 % realiseerde, koos voor goede betrekkingen met China – dat in 2010 de tweede grootste handelspartner van India werd – en samenwerking met de landen in Zuidoost-Azië.

HET SUCCESVERHAAL VAN NARENDRA MODI

Bij de parlementsverkiezingen van 2014 leidde de hindoenationalist Narendra Modi de Bharatiya Janata Party naar een spectaculaire overwinning. Als chief minister van de deelstaat Gujarat had hij een economisch succesverhaal geschreven dat niet onopgemerkt was gebleven. Maar onder zijn bewind braken in 2002 ook gewelddadige onlusten in Gujarat uit, die een jaar duurden en het leven kostten aan bijna tweeduizend personen, vooral leden van de moslimminderheid. Modi werd ervan beschuldigd weinig of niets ondernomen te hebben tegen het geweld van de hindoes. Volgens sommige bronnen zouden de verkrachters en plunderaars zelfs richtlijnen en lijsten met bezittingen van moslims gekregen hebben van agenten en regeringsfunctionarissen.

Het Opperste Gerechtshof sprak Modi in 2012 vrij van medeplichtigheid aan de rellen. Toch beschouwen verschillende onderzoekers het geweld als vooraf beraamd en een vorm van bewuste etnische zuivering. Hoe dan ook, de aanstelling van Modi als hoogste leider van India legde zijn critici snel het zwijgen op.

Alle commentatoren zijn het erover eens: Modi’s premierschap betekent voor India een fundamentele verschuiving weg van de seculiere, socialistische staat die het land onder de Nehru-clan was naar een kapitalistische hindoestaat. De verkiezingstriomf van de BJP in 2014 was zo overweldigend dat Modi zonder veel problemen een sterk persoonlijk gezag kon vestigen: volgens hem is dat van levensbelang om India een samenhangende koers te doen varen in een complexe wereld en om het land welvarender te maken dan ooit tevoren. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zijn beleid volop steun krijgt van de in omvang alsmaar toenemende middenklasse. Hij is ook bijzonder populair bij de jeugd dankzij zijn perfecte beheersing van de mogelijkheden die de sociale media bieden – niet onbelangrijk in een land waarvan de helft van de bevolking jonger is dan 24 jaar!

Sikh-infanteristen tijdens een militaire parade. Het kolossale vrijwilligersleger van India telt 1,5 miljoen actieve militairen en 1,2 miljoen reservisten.

In de eerste vier jaren van zijn premierschap groeide het BNP van India met 7,23 %. Het inkomen van de middenklassers steeg navenant, maar wel werd de kloof tussen rijk en arm groter. Modi privatiseerde banken en spoorwegen en schroefde de uit de hand gelopen sociale tussenkomsten van de staat stevig terug. In 2014 gaf hij het startschot voor een nieuwe versie van India’s “oostpolitiek”: «Act East». Daarmee onderstreepte hij het gegroeide zelfvertrouwen van zijn land en het vaste voornemen om de economische, diplomatieke en militaire banden met de ASEAN nog nauwer aan te halen. Zuidoost-Azië beschouwt Delhi vandaag als zijn onmisbare beschermheer tegen het Chinese expansionisme.

In dat kader besliste Modi tot een grootscheepse uitbreiding en modernisering van het Indiase leger, waarvoor het defensiebudget opgetrokken werd tot het derde grootste van de wereld. De infanterie kreeg een “futuristische” update om ze paraat te maken voor de slagvelden van de toekomst: het legercommando kent nu de precieze locatie van elke soldaat en elk wapen; de generaals kunnen met de individuele militairen op het terrein rapporten, foto’s, data en verbale of schriftelijke communicatie uitwisselen (een programma dat bekend staat als Futuristic Infantry Soldier As a System of F-INSAS).

In 2019 deed de BJP onder Modi het nog beter bij de verkiezingen dan vijf jaar tevoren: de partij haalde 37 % van de stemmen en de eerste-minister kon aan een tweede ambtstermijn beginnen. 

DE SIRENENZANG VAN WASHINGTON

De VS hebben altijd geprobeerd India aan hun kant te krijgen. Tijdens de Koude Oorlog hoopten de Amerikanen dat Delhi een tegengewicht zou bieden tegen de communistische regimes in Moskou en Beijing, maar de Indiase leiders ontpopten zich tot gladde alen die geen fundamentele keuze wilden maken. En na 1991 streefden de opeenvolgende premiers wel naar goede betrekkingen met Washington, omdat hun dat veel voordelen opleverde, maar de drang naar een eigen, onafhankelijke geopolitiek – verpersoonlijkt door de Look East Policy – was te groot: India weigert tot op vandaag, en vandaag trouwens meer dan ooit, om aan de leiband van Uncle Sam te lopen.

Het is interessant om de Amerikaanse zienswijze op de ontwikkelingen in India van naderbij te bekijken. In The Hill (bedoeld wordt Capitol Hill, het politieke centrum van de VS), een door alle Amerikaanse beleidsmakers op de voet gevolgde website, verscheen een tijd geleden een bijdrage van Kenneth C. Brill: US-India relations: Back to a not-so-bright future? (De betrekkingen tussen de VS en India: terug naar een niet zo schitterende toekomst?). Brill is een voormalig inlichtingenofficier die ook consul-generaal was in Kolkata (Calcutta); hij spreekt met kennis van zaken.

Gurgaon, een vrij nieuwe satellietstad van Delhi, is op korte tijd uitgegroeid tot het financiële centrum van de deelstaat Haryana en een gegeerde verblijfplaats voor de welgestelde Indiase middenklasse. Het uitzicht van de stad gelijkt in niets op de traditionele clichés over India.

«De bilaterale betrekkingen tussen de VS en India hadden decennialang meer vorm dan inhoud», schrijft Brill. «Nietszeggende retoriek over “gedeelde democratische waarden” camoufleerde in werkelijkheid de spanningen die waren geworteld in meningsverschillen over de Koude Oorlog. De VS wilden dat India partij zou kiezen; Indiase leiders, die pas een antikoloniale strijd achter de rug hadden, gaven er de voorkeur aan een onafhankelijke koers uit te stippelen […]. India's leidende rol in de Beweging van Niet-gebondenen – en haar wapenhandel met de Sovjet-Unie – legde weliswaar beperkingen op de bilaterale relatie, maar toch zorgde de over het algemeen positieve kijk van het Amerikaanse publiek op India's strijd voor vrijheid en toewijding aan de democratie voor een gemeenschappelijke basis. Als gevolg hiervan verleenden de VS, zelfs toen er politieke spanningen ontstonden, ontwikkelingshulp aan India; de uitwisselingen van volk tot volk breidden zich uit en de wetenschappelijke samenwerking groeide.»

Amerika, behoeder en propagandist van de democratie, boog zich vertederd over de prille Indiase republiek… en smeet met dollars om Delhi aan zijn kant te krijgen.

«De ineenstorting van de Sovjet-Unie betekende een kans voor een nieuw hoofdstuk in de bilaterale relatie. De respectieve regeringen in de jaren negentig in Washington en New Delhi begonnen aan coöperatie te werken op een aantal gebieden, waaronder handel, buitenlands beleid en zelfs militair engagement. De kernproeven van India in 1998 zorgden voor spanningen in de betrekkingen en leidden tot Amerikaanse sancties, maar het bezoek van president Clinton aan India in 2000 betekende een keerpunt na de sancties, dat president Bush [jr.] bevestigde toen hij de sancties in 2001 ophief.»

Waarom die Amerikaanse goodwill? Omdat de onstuitbare opgang van China begonnen was.

«Gedeelde zorgen over de veiligheidsimplicaties van China's groeiende regionale assertiviteit vormden een extra impuls voor strategische samenwerking tussen de VS en India. Dit leidde tot een toename van de Amerikaanse wapenverkoop aan India, bilaterale en regionale militaire oefeningen, de aanwijzing door de VS van India als belangrijke defensiepartner en een aantal nieuwe overlegfora, waaronder regelmatige ontmoetingen tussen de Amerikaanse ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie met hun Indiase tegenhangers.»

Allemaal Amerikaanse initiatieven waarvan de leiders in Delhi profiteerden, maar zonder dat zij hun nieuwe Zuidoost-Aziatische politiek verloochenden.

OP DE ZWARTE LIJST

Uiteindelijk realiseert Washington zich blijkbaar dat zijn decennialange lokroep aan het adres van de Indiërs vergeefse moeite is. Wat Brill daarover zegt, illustreert vooral de dwaasheid van de Amerikanen:

«Wat in het algemeen een positief traject is geweest in Indo-Amerikaanse betrekkingen komt echter in woelig water terecht. Een van de redenen is de niet-uitgelokte oorlog van Rusland tegen Oekraïne [Washington negeert altijd bewust de provocaties van Kiev aan het adres van de Donbass, die in werkelijkheid de Russische reactie uitgelokt hebben]. Ondanks het feit dat president Biden en premier Narendra Modi in september 2021 de nadruk legden op het “alomvattende, wereldwijde strategische partnerschap” van de twee landen, heeft India, net als China, geweigerd bij de VN of elders kritiek te uiten op de aanvallen van Rusland op Oekraïne. Het sluit zelfs deals met Rusland voor scherp geprijsde olie-aankopen. Dit is niet verrassend, aangezien naar schatting 85 % van India's militaire uitrusting nog steeds uit Rusland komt en de twee landen vergelijkbare opvattingen hebben over de wettigheid van regionale invloedssferen. Maar het suggereert dat het “strategisch partnerschap” tussen de VS en India in feite niet gebaseerd is op strategische kernbelangen of kernwaarden.»

«Bovendien is India beter in het praten over strategische partnerschappen […] dan in het leveren van veel inhoud aan die partnerschappen.»

Een erg juist, maar laattijdig inzicht!

Narendra Modi heeft een uitstekende persoonlijke band met Vladimir Poetin. Beiden delen de visie dat de wereld multipolair moet zijn en zetten zich af tegen het hegemonisme van de Verenigde Staten.

Vermits de VS zich bedrogen voelen en niet kunnen verkroppen dat India zich niet bij hen aansluit tegen Rusland, kan Delhi plots niet veel goeds meer doen. Modi is kop-van-jut, want hij is geen echte democraat – een typisch Amerikaans deuntje dat we maar al te goed kennen!

«Zorgwekkend is de door de overheid geleide ondermijning van de democratische instellingen, processen en tradities van India. Zo wordt de meest fundamentele basis voor de traditionele Indo-Amerikaanse relatie bedreigd. Velen binnen en buiten India beschouwen de democratie als belegerd in het land. Een terugkerend thema sinds de verkiezing van Modi in 2014 is de druk op en intimidatie van vermeende tegenstanders van de regering, zoals media-eigenaren, journalisten, politieke activisten, moslims en zelfs rechters. Druk en intimidatie zijn afkomstig van de regering, de politie en Modi's aanhangers buiten de regering, met name de Bharatiya Janata Party (BJP) en andere meer extreme hindoe-nationalistische groeperingen. Als gevolg van deze aanhoudende druk van de overheid op de democratische instellingen van de natie, heeft Freedom House India het land vanuit de hogere rangen van vrije naties gedegradeerd tot een classificatie van “slechts gedeeltelijk vrij”; een Zweeds onderzoeksinstituut noemt India onder Modi nu een “electorale autocratie”.»

Daarmee wordt Modi, die nochtans door verkiezingen aan de macht gekomen is, op één lijn gesteld met Poetin, de “opper-autocraat”, die zijn mandaat nochtans óók aan verkiezingen dankt. Is hun gezag soms minder legitiem dan dat van een Ursula von der Leyen of een Charles Michel, die door een select clubje van staats- en regeringsleiders gepromoveerd zijn en niet “verkozen door het volk”?  

EEN MINISTERIE VOOR YOGA

De overheersende religie in India is natuurlijk het hindoeïsme, dat door 80 % van de bevolking wordt aangehangen. Op de tweede plaats komt de islam (14 %). Verder zijn er sikhs (2 %), boeddhisten (1 %) en jaïnisten (0,5 %). De christenen – zowel Rooms-katholieken, Syrisch-orthodoxen als protestanten – maken slechts 2,3 % van de Indiërs uit (cijfers van 2011).

Bij zijn aantreden in 2014 richtte Modi een ministerie voor “AYUSH” op, dat de beoefening van yoga propageert en het gebruik van traditionele inlandse geneeskunde (ayurveda) en homeopathie. Volgens de premier heeft yoga de capaciteit «om heel de mensheid te verenigen». Hij diende bij de Verenigde Naties een resolutie in waarin alle landen opgeroepen werden de idee van een internationale dag van de yoga te steunen; de resolutie werd in december 2014 aangenomen met 177 stemmen op 193.

Het is triest als we bedenken dat India ooit het toneel was van een reusachtige missioneringsbeweging die in gang gezet werd door de H. Franciscus Xaverius (1506-1552). De jezuïet diende op een bepaald ogenblik tienduizend doopsels per maand toe! En hij waakte erover dat de nieuwe christenen hun geloof pratikeerden en er trouw aan bleven.

Het kerngebied van zijn kersteningsarbeid was de Portugese kolonie Goa aan de Indiase westkust, die onder het bestuur van Lissabon bleef tot 1961. Op 18 december 1961 viel het leger van Nehru de kolonie binnen, verjoeg de Portugezen en annexeerde het territorium brutaal bij India. Het Portugese staatshoofd Salazar protesteerde fel, maar hij had niet de militaire mogelijkheden om in te grijpen en was internationaal geïsoleerd: niemand verdedigde Portugal, ook niet de Rooms-katholieke Kerk die gekozen had voor de dekolonisatie.

Ook wij hadden een grote missionaris die zijn hele leven gewijd heeft aan de bekering van de Indiërs: pater Constant Lievens, s.j., «de reus van Bengalen» (1856-1893). Sint-Franciscus Xaverius rust in de basiliek van Bom Jesus in Oud-Goa, pater Lievens in de kathedraal van Ranchi in het noordoosten van het land. Hun aanwezigheid in India moet voor de bevolking het blijvende teken zijn dat het ware geluk niet te vinden is in de yogabeoefening, maar in de terugkeer naar de heilige Harten van Jezus en Maria!

redactie KCR