DE ACTUALITEIT DOORGELICHT 
APRIL 2023

EEN VERGETEN OORLOG
IN EEN VERGETEN LAND

Een kind-soldaat tijdens een protestbijeenkomst van Houthi’s tegen het buitenlandse beleid van Israël (Sanaa, Jemen, 22 augustus 2022). In het machtsvacuüm na de verdrijving van de autoritaire Jemenitische president Saleh begonnen de sjiitische Houthi’s in 2015 een strijd om meer autonomie, wat tot een grootschalige oorlog leidde die nog altijd voortduurt.

EEN DOOR CHINA BEWERKT VREDESAKKOORD

OP 10 maart 2023 verbaasde China de wereld met de bekendmaking van een historische overeenkomst tussen Saoedi-Arabië en Iran, de twee grote rivalen in wat in westerse termen nog altijd het Midden-Oosten wordt genoemd, maar vandaag door geopolitieke analisten steeds meer als West-Azië wordt aangeduid.

«De gemeenschappelijke Chinees-Saoedisch-Iraanse verklaring hield veel meer in dan enkel het herstel van de diplomatieke relaties tussen Teheran en Riyad, die in 2016 verbroken werden. De verklaring is zeer helder en bevat volgende punten:

«1° de ambassades van Saoedi-Arabië en de islamitische republiek Iran zullen over minder dan twee maanden weer opengaan; 2° respect voor de soevereiniteit van staten: 3° het activeren van de samenwerkingsovereenkomst inzake veiligheid tussen Saoedi-Arabië en Iran, ondertekend in 2001; 4° het activeren van de samenwerkingsovereenkomst op het vlak van economie, handel, investeringen, technologie, wetenschap, cultuur, sport en de jeugdsector die door beide partijen ondertekend werd in 1998; 5° er bij de drie landen op aandringen om alles in het werk te stellen tot bevordering van de regionale en internationale vrede en veiligheid.

«Terwijl de vier eerste clausules op het eerste gezicht vooral wijzen op een door de Chinezen bewerkte deal om de diplomatieke verhoudingen tussen beide aartsvijanden te herstellen, wijkt de vijfde clausule opvallend af van wat standaard is in gemeenschappelijke verklaringen tussen staten. Dit punt lijkt een nieuwe referentie in te stellen voor conflicten in West-Azië waarin China de rol speelt van vredesbewerker» (Hasan Illaik, The hidden security clauses of the Iran-Saudi deal, art. verschenen in The Cradle van 12 maart 2023).

De overeenkomst maakt duidelijk dat de recente ontmoetingen van Xi Jinping met kroonprins Mohammed bin Salman van Saoedi-Arabië (december 2022) en met president Ebrahim Raisi van Iran (februari 2023) niet alleen over olie, gas en de nieuwe zijderoutes gingen – zie het artikel De strijd om de wereldheerschappij in De actualiteit doorgelicht van maart 2023 – maar ook over het op punt stellen van wat ongetwijfeld een van de belangrijkste geopolitieke gebeurtenissen van het afgelopen decennium is. Beijing werpt zich op als de onbetwiste leider van het Aziatische continent, op wie voortaan ieders ogen gericht zijn. Washington komt in het verhaal gewoon niet voor.

De deal tussen Teheran en Riyad heeft ook belangrijke gevolgen voor een oorlog die al jaren woedt en die in het Westen als een “vergeten oorlog” geldt: het bloedige conflict in Jemen. Om precies te begrijpen wat er aan de hand is in dat Arabische land moeten we een eind teruggaan in de hedendaagse geschiedenis.

De Chinese topdiplomaat Wang Yi maakte op 10 maart 2023 in Beijing bekend dat Saoedi-Arabië en Iran een groot akkoord hadden gesloten om hun meningsverschillen bij te leggen. De overeenkomst kan leiden tot het einde van de oorlog in Jemen,
waar de beide aartsrivalen tegenover elkaar staan.

DE WAARHEID OVER DE «ARABISCHE LENTES»

In december 2010 begon in de Arabische wereld een reeks volksopstanden tegen de dictatoriale machthebbers die in verschillende landen al decennialang de lakens uitdeelden. In de westerse media had men het over “een nieuw gegeven”, maar in werkelijkheid was er helemaal niets nieuws onder de zon. De voormalige Franse inlichtingenofficier Alain Chouet legde dat duidelijk uit:

«De opstanden en manifestaties, het vreedzame of gewelddadige verzet tegen de despotische bewindvoerders in de islamitische wereld zijn niet begonnen in december 2010. Dergelijke gebeurtenissen zijn er regelmatig en overal geweest sedert de jaren 1970. […] Al die bewegingen van verzet of politieke en sociale rebellie werden altijd met harde hand onderdrukt, elke keer ten koste van verschillende tientallen of honderden doden, zonder dat de internationale publieke opinie er erg door verontrust was en zonder dat de westerse regeringen aan een tussenkomst dachten. De vraag is dus niet waarom de burgers van de Arabische wereld in 2011 in opstand kwamen, want dat doen ze al dertig jaar» (Au cœur des services spéciaux, Parijs, 2011, pp. 272-273).

De hamvraag is wél: waarom hebben de ordestrijdkrachten in de Arabische landen de opstanden van 2010-2011 niet neergeslagen? En ook: waarom zijn de Amerikanen – en in hun kielzog vaak ook de Britten en de Fransen – de rebellen ter hulp gekomen en zijn zij politiek en militair tussenbeide gekomen?

Broeder Jean-Duns van de H. Anna deed uitvoerig onderzoek naar de voorgeschiedenis van de oorlog in Syrië, uitgebroken in 2011, en boog zich daarbij ook over het geheel van de Arabische lentes. Zijn conclusie is dat de opstanden in Tunesië, Egypte, Libië, Syrië enz. vooraf zorgvuldig voorbereid werden in Washington onder Barack Obama en Hillary Clinton, met de bedoeling de ongewenste machthebbers in die landen omver te werpen via een “spontaan” volksoproer.

De subversieve beweging OTPOR (“Verzet”) speelde een beslissende rol in de omverwerping van de Servische leider Milošević eind jaren 1990. Met financiële steun van aan de Amerikaanse overheid gelinkte ngo’s zoals het National Endowment for Democracy en het International Republican Institute groeide OTPOR uit tot een organisatie die actief was in alle kleurenrevoluties en in de Arabische lentes. Op de foto een Egyptische vrouw die in Caïro met de OTPOR-vlag zwaait (2011).

«In al die revoluties werden dezelfde operationele middelen ingezet, overeenkomstig de procedés die al uitgeprobeerd waren tijdens de zgn. kleurenrevoluties in de voormalige Sovjetrepublieken [de Rozenrevolutie van 2003 in Georgië, de Oranjerevolutie van 2004 in Oekraïne, de Tulpenrevolutie van 2005 in Kirgizië]. Er zijn doorgedreven studies verschenen die de verbazingwekkende omvang aantonen van de Amerikaanse betrokkenheid in de Arabische opstanden (bv. La face cachée des révolutions arabes, gepubliceerd door CF2R, of Arabesque$ van Ahmed Bensaada).

«De Amerikaanse niet-gouvernementele organisaties – aangevuld met enkele Europese ngo’s – waren perfect in staat om een zogenaamde “vreedzame” revolte te ontketenen. In elk van die revoluties vindt men dezelfde elementen terug: oproepen op Facebook en andere sociale media; groepering van de betogende menigten achter uitgekiende slogans; gebruik van het logo met de gebalde vuist van de Servische organisatie OTPOR (“Verzet”), die hielp om Milošević uit het zadel te lichten; ingestudeerde technieken om grote massa’s te manipuleren. En in een tweede fase: inzet van sluipschutters om ordehandhavers én betogers te doden, zonder dat men de oorsprong van die schoten kan achterhalen; de bedoeling is chaos te scheppen en de autoriteiten ertoe aan te zetten om de manifestaties met geweld de kop in te drukken. Alles wordt uiteraard opgeklopt door de westerse media om de publieke opinie te hersenspoelen» (Syrie: les causes de la guerre, in Il est ressuscité! nr. 191 van oktober 2018).

Nog een kenmerk van de Arabische revoluties was «het opduiken van Amerikaanse personaliteiten om de activisten vóór het oog van de camera’s te ondersteunen. Het geval van Tunesië kan als model gelden. Van 19 tot 21 januari 2011 kreeg het oproerige land het bezoek van de senatoren John McCain [een van de felste haviken in de VS] en Joe Lieberman [groot voorstander van een agressief buitenlands beleid van Washington]. Vervolgens was het de beurt aan Jeffrey Feltman, adjunct-staatssecretaris voor het Midden-Oosten, van 24 tot 26 januari – nauwelijks tien dagen na de vlucht van president Ben Ali. Op 23 februari kwam William Burns, adjunct-staatssecretaris voor politieke zaken [en sindsdien opgeklommen tot directeur van de CIA]. En tenslotte verscheen Hillary Clinton op 16 en 17 maart 2011 zelf op het toneel. Men kan dus niet zeggen dat de VS niet betrokken waren in die revolutie» (broeder Jean-Duns, art. cit.).

«De rebellen zijn mijn helden!» De Amerikaanse senator John McCain op bezoek in Benghazi bij de opstandelingen tegen Khadaffi (22 april 2011). McCain was een felle voorstander van VS-steun aan de omverwerping van de heersende Arabische leiders
en was prominent aanwezig tijdens de meeste “Arabische lentes”.

HET BONDGENOOTSCHAP TUSSEN DE VS EN DE MILITANTE ISLAM

Zoals Washington in de jaren 1980 in Afghanistan Osama bin Laden en zijn jihadistische netwerk creëerde om de Sovjets te bestrijden – zie De actualiteit doorgelicht van oktober 2021: Het Afghaanse debacle – zo besloten de Amerikanen om hun greep op het Midden-Oosten te versterken door de vaak eigengereide dictators (Ben Ali, Moebarak, Khadaffi enz.) af te zetten: zij waren niet betrouwbaar genoeg voor de Amerikaanse belangen. In hun plaats kwamen fanatieke islamisten zoals Mohamed Morsi en zijn Moslimbroederschap in Egypte, die Uncle Sam hoopte te gebruiken om gemakkelijker zijn agenda te realiseren.

Maar er is nog iets anders. Washington maakte in de Arabische revoluties ook gebruik van zijn bondgenoten, meer bepaald van de monarchieën aan de Perzische Golf. Zij dienden als proxies, “gevolmachtigden”, om de kastanjes voor de Amerikanen uit het vuur te halen.

«Het doel was om het werk door anderen te laten opknappen en zo, indien nodig, de eigen betrokkenheid te kunnen ontkennen. Dat concept van de “aanvaardbare ontkenning” is al lang in gebruik bij de CIA en bestaat er in de verantwoordelijkheid voor een (mislukte) subversieve actie af te schuiven op een derde. Concreet ging het er om dat de VS zouden kunnen zeggen: “Het zijn wij niet, het is Qatar!” Of Saoedi-Arabië. […] Majed Nehmé, directeur van het magazine Afrique-Asie, merkte op in verband met de belangrijke rol die de Qatari’s en de Saoedi’s in de Syrische oorlog speelden: “Het is een illusie te denken dat deze twee petro-monarchieën op een zelfstandige manier kunnen handelen. Ze hangen in grote mate af van de VS, die instaan voor hun veiligheid in ruil voor een totale onderwerping of aanpassing aan de Amerikaanse geopolitieke - en energieagenda” (La face cachée des révolutions arabes, p. 289).

«Bovendien stonden die monarchieën zeer positief tegenover de uitdrukkelijke wil van de regering-Obama om zowel in Tunesië als in Egypte, Libië en Syrië de Moslimbroeders aan de macht te brengen» ter vervanging van de heersende, al te zeer geseculariseerde regimes. «Saoedi-Arabië en Qatar werkten dus enthousiast mee aan de vestiging van een bondgenootschap tussen de VS en de islamisten, gebaseerd op gemeenschappelijke belangen. De Syrische islamist Ibn Abdallah el-Hosni drukte het op 10 augustus 2011 perfect uit: “Na Libië zijn wij het tijdperk binnengetreden van de alliantie tussen de militante islam en het Westen” (Christian Chesnot en Georges Malbrunot, Les chemins de Damas, pp. 254-255). Toen de islamisten begrepen dat de westerlingen hen aan de macht wilden brengen, besloten zij hun vijandige houding op te geven om een bondgenootschap aan te gaan en samen te werken» (broeder Jean-Duns, art. cit.). 

Wat hoopten de VS met die politiek te bereiken? Het installeren in het Midden-Oosten en de Maghreb van regimes waarop zij onvoorwaardelijk konden rekenen en die niet in de verleiding zouden komen om de Russische kaart te trekken. Of de Chinese.

“REGIME CHANGE” IN JEMEN

Ali Abullah Saleh, president van Jemen van 1990 tot 2011. In 2017 werd hij vermoord door de Houthi’s met wie hij tijdelijk samenwerkte om de macht te heroveren.

Al het voorgaande is van belang om te begrijpen wat er vandaag in Jemen aan de hand is. Daar begon alles ook met een regimewissel.

De sterke man van Jemen vóór de revolutie van 2011 was Ali Abdullah Saleh.  Hij was het die de vereniging van Noord- en Zuid-Jemen tot één republiek bewerkstelligde in 1990. In het voorjaar van 1994 brak een opstand van Zuid-Jemenitische separatisten uit tegen het bewind van Saleh, maar die werd enkele maanden later bloedig onderdrukt zonder dat er in het Westen een haan naar kraaide. 

Heel anders verliep het in januari 2011, toen ook in Jemen een “Arabische lente” plaatsvond. De demonstraties, oorspronkelijk tegen de hoge werkeloosheid en de slechte economische omstandigheden, werden al snel omgebogen in een andere richting: “het volk” eiste het aftreden van de autoritaire president. De verantwoordelijke voor die omslag was een journaliste en mensenrechtenactiviste: Tawakkul Karman, die steeds prominenter op de voorgrond trad o.m. dankzij Al-Jazeera, de door de emir van Qatar gefinancierde tv-zender, die haar de status gaf van hoofdopponent tegen het regime van Saleh.

«Karmans ideologische achtergrond was de Moslimbroederschap in Jemen, die haar opleidde en trainde als een van haar leden. Ze groeide op in de provincie Taiz, waar veel vertegenwoordigers van de Moslimbroederschap vandaan komen. De atmosfeer bij haar thuis moet beheerst geweest zijn door radicale ideeën en tendensen, want haar vader Abdel-Salam Karman was een van de leiders van de broederschap en de stichter van de Jemenitische hervormingspartij Al-Islah. Tawakkul begon haar professionele carrière in Sanaa als activiste voor de mensenrechten en liet zich inspireren door de gevangenisliteratuur en de strijdgezangen van de Egyptische moslimbroeders [die door Moebarak buiten de wet gesteld waren als staatsgevaarlijk]» (Saleh Baidhani, Tawakkul Karman, an MB mouthpiece drawn to the limelight, art. verschenen in The Arab Weekly op 21 mei 2020).

De activiste was tijdens de revolutionaire onlusten alomtegenwoordig en riep via een mediacampagne op Al-Jazeera op tot het onvoorwaardelijke vertrek van Saleh. Op 18 maart werden tijdens een grote protestbijeenkomst in de hoofdstad Sanaa meer dan vijftig demonstranten doodgeschoten door sluipschutters. Uiteraard werd de regering van de misdaad beschuldigd, maar die ontkende dat met klem en een verontruste Saleh riep de noodtoestand uit.  

De activiste Tawakkul Karman, gelieerd aan de Moslimbroederschap, bracht in 2011 de Jemenitische president Saleh ten val met de steun van Qatar en de VS.

Die stap werd door Karman en haar medestanders uitgebuit om de president aan de schandpaal te nagelen als een tiran. Drie dagen later verloor Saleh de steun van een aantal generaals, diplomaten en gouverneurs, die overliepen naar het andere kamp (in ruil waarvoor, kan men zich afvragen…). Kort daarop maakten de Amerikanen duidelijk dat zij de man die zij decennialang als machthebber gehandhaafd hadden nu koudweg lieten vallen: Susan Rice, VS-ambassadeur bij de Verenigde Naties, verklaarde dat de politieke onrust in Jemen «een bedreiging vormde voor de wijdere regio en voor de internationale vrede en veiligheid». Zij onderstreepte dat het belangrijk was «om een einde aan het geweld te maken en een politiek proces op te starten dat snel leidt tot een geloofwaardige overgang» (The National News, 20 april 2011).

Op 30 april maakte het in het nauw gedreven staatshoofd van Jemen bekend dat hij akkoord ging met een voorstel gelanceerd door de Gulf Cooperation Council (GCC), de organisatie van Golfstaten onder leiding van Saoedi-Arabië: hij zou binnen de dertig dagen aftreden in ruil voor immuniteit voor hemzelf en zijn familie. Achteraf trok Saleh zijn belofte weer in en zette hij de strijd tegen de revolutie verder, tot hij op 3 juni ernstig gewond raakte bij een bomaanslag op het presidentiële paleis en voor verzorging naar Riyad vertrok – maar zonder af te treden.

De situatie in Jemen in april 2022. De regeringstroepen, gesteund door Saoedi-Arabië en zijn bondgenoten, controleren amper de helft van het land (lichtgeel). De Houthi’s, die kunnen rekenen op Iran, hebben heel het westen met de hoofdstad Sanaa in handen (lichtgroen), maar niet het cruciale territorium aan de zeestraat Bab el-Mandeb. Dan zijn er nog de separatisten die streven naar het herstel van het vroegere onafhankelijke Zuid-Jemen; zij bezetten de regio rond de havenstad Aden (olijfgroen) en kunnen rekenen op hulp van de Verenigde Arabische Emiraten. Al-Qaeda en IS tenslotte heersen over grote delen van het centrum en de kustgebieden aan de Golf van Aden (rode stippen).

In de herfst was hij weer terug, vastberaden om niet te wijken voor het straatgeweld. Dat was helemaal niet naar de zin van Washington, dat bij monde van de onvermijdelijke Jeffrey Feltman liet weten: «Wij blijven geloven dat een onmiddellijke, vredevolle en ordelijke overgang in het grootste belang van het Jemenitische volk is… We dringen er bij alle partijen op aan een dialoog aan te gaan die voor Jemen een toekomst van vrede kan brengen» (aangehaald door Stephen Zunes, How the U.S. contributed to Yemen’s crisis, 20 april 2015). Op 7 oktober raakte bekend dat Tawakkul Karman de Nobelprijs voor de Vrede zou krijgen, wat haar het aureool van een soort heilige en een onschendbare positie verschafte. Maar haar broer Tariq zei tot haar: «Jij maakt ons land kapot!» (aangehaald door Saleh Baidhani, art. cit.).

Pas op 23 november gooide Ali Abdullah Saleh de handdoek in de ring. Hij werd in februari 2012 opgevolgd door zijn vicepresident, Abdrabbuh Al-Hadi. Washington was de al te autoritaire en eigenzinnige Saleh kwijt. In de plaats waren weliswaar geen islamisten gekomen, maar met de volgzame Al-Hadi waren de Amerikanen tenminste verzekerd van de essentie: een regime dat de ongehinderde doortocht van 5 miljoen vaten olie per dag doorheen de Bab el-Mandeb, de smalle zeestraat tussen Jemen en de Hoorn van Afrika, kon waarborgen. Tawakkul Karman van haar kant was woedend om het verraad van de VS en de mislukking van de islamistische revolutie.  

SAOEDI-ARABIË VERSUS IRAN 

Wat in het jargon van Amerikanen en Europeanen nog altijd het Midden-Oosten heet, wordt door geopolitieke analisten meer en meer aangeduid als West-Azië. Deze regio, die gedomineerd wordt door de rivalen Saoedi-Arabië en Iran, omvat ook Turkije, Georgië, Armenië en Azerbeidzjan in het noorden en de Egyptische Sinaï in het westen. Heel West-Azië – met uitzondering van Israël – wordt gekenmerkt door een “Drang nach Osten”: de leiders keren zich af van het Westen en richten zich op de nieuwe grootmacht China.

Van de chaos die het gevolg was van de revolutionaire troebelen werd gebruik gemaakt door een rebellenbeweging van sjiitische oorsprong: de Ansar Allah (“Helpers van Allah”), beter bekend als de Houthi’s. Eigenlijk behoren zij tot de sekte van de zaidieten, die hun territorium hebben in het noordwesten van Jemen en het zuidwesten van Saoedi-Arabië. Zij profiteerden van het verdwijnen van de vroegere sterke man van Jemen, Saleh, en kwamen in verzet tegen de overwegend soennitische regering van de veel zwakkere Al-Hadi. Omdat zij sjiieten waren, konden zij rekenen op de (bedekte) steun van het machtige Iran. 

De burgeroorlog – in feite eerder een godsdienstoorlog tussen rivaliserende geloofsovertuigingen en een strijd om autonomie vanwege de Houthi’s – brak uit op 19 maart 2015. De Houthi’s rukten snel op en al na zes dagen stonden zij op 30 km van de havenstad Aden. Al-Hadi sloeg op de vlucht. Dat was voor Saoedi-Arabië, de grote vijand van het sjiisme, het sein om tussenbeide te komen: Riyad was bang dat zich aan zijn zuidergrens op termijn een satellietstaat van Iran zou ontwikkelen. Op 26 maart begon een coalitie van acht Arabische landen onder leiding van de Saoedi’s aan een grootschalige militaire campagne om de “Helpers van Allah” uit te schakelen.

De VS kozen onmiddellijk de kant van hun bondgenoot Saoedi-Arabië. «Van zodra de Saoedische invasie van start ging, speelde Washington achter de schermen een sleutelrol om Riyad te helpen snel zijn militaire doelstellingen te bereiken. Planners in de VS voorzagen de Saoedi’s van alles en nog wat aan uitrusting en diensten: precisiewapens, militaire en logistieke ondersteuning, satellietbeelden. Tussen 2010 en het begin van de Jemenitische oorlog in 2015 verkocht Amerika voor 3 miljard dollar wapens aan Saoedi-Arabië. Dat cijfer schoot tussen 2015 en 2020 de hoogte in tot het ongelooflijke bedrag van 64,1 miljard dollar – waarbij we niet eens in rekening brengen wat de overeenkomstige verhoging was in wapenverkoop aan de bondgenoten van Riyad, zoals de Verenigde Arabische Emiraten» (Ahmad Al-Hasani, US and Saudi Policies diverge over Yemen, art. verschenen in The Cradle op 12 maart 2023).

Maar al snel bleek dat de coalitie, ondanks moordende luchtbombardementen, haar tanden stuk brak op de Houthi’s en geen vooruitgang boekte. In Washington was men not amused met het povere militaire optreden van de Saoedi’s. «Het lijkt op een busrit met een dronkaard aan het stuur», merkte een Amerikaanse waarnemer op. De VS vreesden voor grote problemen met de olietoevoer als de rebellen de westkust volledig in handen zouden krijgen. Bovendien vermoedden ze dat de Houthi’s wapens en training kregen van Iran, Amerika’s verafschuwde vijand. Dat ayatollah Ali Khamenei, de hoogste leider van Iran, openlijk verklaarde dat de Houthi’s zijn «spirituele steun» genoten klonk hoogst onrustwekkend.

De vergeten oorlog: het conflict in Jemen, dat al bezig is sinds 2015, kan niet rekenen op veel mediabelangstelling,
ondanks het feit dat het aantal slachtoffers er opgelopen is tot meer dan 380.000 (VN-cijfer).

De militair-logistieke steun van de VS aan de Saoedi’s en hun bondgenoten werd dus verder opgedreven, maar de patstelling bleef. Daar kwam bij dat de Houthi’s geregeld doelwitten binnen Saoedi-Arabië bestookten, wat dan weer bloedige vergeldingsmaatregelen uitlokte. Er vielen al tienduizenden burgerslachtoffers en voortdurend is er het spook van grote hongersnoden omdat de verdeling van hulpgoederen wordt geblokkeerd door de strijdende partijen. Zeven miljoen mensen zijn op de vlucht binnen hun eigen land, dat het armste land ter wereld geworden is. Om het allemaal nog erger te maken leeft een groot deel van Jemen onder de dreiging van Al-Qaeda en IS: de terreurorganisaties hebben van het machtsvacuüm in 2011 gebruik gemaakt om in het centrum en aan de kust een stevige machtsbasis uit te bouwen.

Het is een bitter resultaat voor een volk dat in 2011 joelend de straat op kwam om meer “democratie” te eisen en dat vandaag het zoveelste slachtoffer is van de chaos, de ellende en de buitenlandse inmenging die het gevolg zijn van de invoering van de “democratie”…

NAAR HET EINDE VAN DE OORLOG? 

De Saoedische kroonprins Mohammed bin Salman wil al langer een einde maken aan een oorlog die zijn land veel geld kost en die hij blijkbaar niet kan winnen. In januari 2023 organiseerde hij besprekingen met de Houthi’s in Sanaa die resulteerden in een overeenkomst om het door de VN bekomen bestand van april vorig jaar te verlengen. De Saoedi’s gingen akkoord om de blokkades van de luchthaven van Sanaa en de zeehaven van Hodeida te versoepelen om een dreigende hongersnood in Jemen af te wenden.

Maar de VS liggen dwars. «Volgens bronnen in de Jemenitische hoofdstad is het de tussenkomst van de VS die ervoor heeft gezorgd dat Saoedi-Arabië deze nieuwe overeenkomst niet kon uitvoeren. De Saoedi’s moesten hun gespreksgenoten ontgoochelen met de mededeling dat “onze partners tegen uitbreiding van de wapenstilstand zijn” – en ze hadden het daarbij niet over de Verenigde Arabische Emiraten» (Ahmad Al-Hasani, US and Saudi Policies diverge over Yemen, 12 maart 2023). Uncle Sam wil Jemen zwak houden en de oorlog doen voortduren om de “Helpers van Allah” geen kans te geven op de uitbouw van een sjiitische pro-Iranstaat. «Een einde maken aan de oorlog komt niet voor in Washingtons plan» (ibid.).

In die context begrijpen we waarom Mohammed bin Salman het plots resoluut over een andere boeg gooide en China inschakelde om tot een vergelijk met Iran te komen zodat de oorlog in Jemen zou ophouden. Xi Jinping greep de kans met beide handen en het resultaat is het Saoedisch-Iraanse akkoord onder auspiciën van Beijing dat op 10 maart jl. ondertekend werd. In een reactie lieten de VS weten dat zij «elke bijdrage tot vrede in de regio verwelkomen», maar hoe hol klinkt die uitspraak uit de mond van een land dat overal oorlog en verdeeldheid stookt om zo zijn hegemonie te handhaven…

redactie KCR