DE ACTUALITEIT DOORGELICHT 
JUNI 2023

«AL WAT VLAANDERENS GROOTHEID MAAKT»

De abdij van Averbode werd in 1134 gesticht op de grens tussen het hertogdom Brabant en het graafschap Loon. De eeuwen door was zij een geestelijk baken voor heel de streek en in die zin verdient zij, net als alle andere abdijen die door de norbertijnen werden opgericht in het huidige Vlaanderen, een prominente plaats in een echte, christelijk geïnspireerde Canon.

IN mei 2023 verscheen de Canon van Vlaanderen: zestig ijkpunten uit de geschiedenis van de regio Vlaanderen. De auteurs steken niet weg dat zij hun werkstuk beschouwen als «een uitnodiging om als burger een plaats te zoeken in een pluralistisch en divers Vlaanderen» (p. 5). Dat betekent dat de opstellers van de Canon zich scharen achter de zogezegde “waarden” en “normen” van onze huidige samenleving. Dat blijkt trouwens uit het feit dat we op nummer 52 de pil vinden, op nummer 56 Rock Werchter en op nummer 58 het homohuwelijk, naast compleet waarden-loze figuren als Hugo Claus (nummer 51) of Jacques Brel (nummer 53). De Canon is in die zin de weergave van de heersende mentaliteit in een Vlaamse maatschappij die haar christelijke wortels volledig verloochent.  

Het past dat wij ons als gelovigen, als katholieken, kritisch opstellen tegenover de voorgestelde ijkpunten. Wij zijn een minderheid geworden van wie de overtuiging brutaal onder de mat wordt geveegd, maar dat betekent niet dat wij geen recht van spreken hebben: wij moeten durven opkomen voor wat ons dierbaar is. De antikatholieke, liberale en decadente Vlaamse samenleving van vandaag dragen wij niet in ons hart. Wij dromen van een ander Vlaanderen, een Vlaanderen dat trouw is aan zijn christelijk en katholiek verleden en er opnieuw het fundament van de toekomst wil van maken.

Daarom hebben wij besloten tot een denkoefening: waar kunnen wij als gelovige Vlamingen naar opkijken, wat moet deel uitmaken van een échte Vlaamse canon, dat wil zeggen een canon die beantwoordt aan Gods plan om van onze regio een christelijke, katholieke natie te maken?  

Het resultaat van deze denkoefening presenteren we in dit en volgend nummer van De actualiteit doorgelicht. Onze 44 (geen 60) ijkpunten putten wij uit de doctrine van De katholieke Contrareformatie in de 20ste/21ste eeuw. Ter attentie van de geïnteresseerde lezer verwijzen we bij veel punten naar een artikel op onze site dat meer toelichting bij onze keuze geeft of citeren we uit de Franse CRC.  

* * *

1. Gallo-Romeins Tongeren, bakermat van de beschaving

Ook de Canon van Vlaanderen heeft voor Tongeren gekozen (nr. 5) en die keuze is terecht. Belangrijk is echter niet Ambiorix (van wie de Canon een paginagrote foto publiceert): ambitieuze figuren als hij of Vercingetorix in het huidige Frankrijk waren helemaal geen “vrijheidsstrijders”; ze hebben Caesar bestreden om hun stam onder de knoet van het Keltische heidendom met zijn wreedaardige druïden en mensenoffers te houden. Het waren mannen van het verleden.

«De echte Gallische elite daarentegen voelde zich aangetrokken tot het bondgenootschap met de Romeinen, omdat zij zo toegang kregen tot een hogere vorm van beschaving. Toen de vierhonderd “steden” die Gallië telde een keuze moesten maken tussen de Romeinse voogdij of de Germaanse overheersing, gaven ze zich aan Rome eerder dan dat zij door haar veroverd werden. De legende heeft de “vrijheidsdrang” van onze voorouders schromelijk overdreven: de grote massa verlangde naar vrede en de Gallische senaten kozen voor de Romeinse orde» (abbé de Nantes, Histoire volontaire de sainte et doulce France). Zo ontstonden Gallo-Romeinse steden zoals Tongeren, die zich ontwikkelden dankzij de weldaden van de Pax Romana.   

2. Sint-Servaas, onze eerste bisschop

Maar de Canon vertelt niet het hele verhaal. Toen het Rijk vanaf de 4de eeuw begon te bezwijken onder de inval van de Germanen, waren het de plaatselijke bisschoppen – die vaak vóór hun wijding een belangrijk ambt hadden bekleed – die het gezag overnamen en hun volk doorheen de moeilijke tijden loodsten. Denken we bv. aan de H. Augustinus in Hippo of de H. Ambrosius in Milaan, die werkelijk de eretitel van Defensor civitatis, “Beschermer van de stad”, verdienden.

«Deze mannen, die de enige werkelijke autoriteit vormden in de toenemende chaos, zetten verder wat de macht van Rome had uitgemaakt: de praktische zin, het organisatorisch genie en de kunst om te regeren» (Franse CRC nr. 241 van maart 2023). In onze gewesten was de eerste historisch betuigde bisschop de H. Servaas (overleden ca. 384), Tungrorum episcopus, die vol vuur de om zich heen grijpende ketterij van Arius bestreed en zich op het concilie van Rimini afzette tegen het arianisme. Hij zou de bisschopszetel verplaatst hebben van Tongeren naar Maastricht, waar hij ook begraven werd. De Sint-Servaasbasiliek in Grimbergen, abdijkerk van de norbertijnen, is aan hem gewijd.    

3. De H. Amandus, apostel van de Lage Landen

Wat is essentiëler geweest voor onze gewesten dan de kerstening ervan? De vrijzinnige Canon maakt er nochtans letterlijk geen punt van… Ongelooflijk maar waar! In de 7de eeuw kwam de evangelisatie in de Lage Landen plots in een stroomversnelling. De “eeuw van de heiligen” brak aan: de periode van 625 tot 739, waarin missionarissen uit allerlei landen de kerstening bij ons ter harte namen. We denken aan de H. Eligius, de H. Remaclus, de H. Trudo, de H. Lambertus, de H. Hubertus en vele anderen.

Voor wat vandaag Vlaanderen heet, was Sint-Amandus (589-675), geboortig uit Aquitanië, een sleutelfiguur. Vanuit de door hem gestichte abdij van Elno (in het huidige Noord-Frankrijk) ondernam hij bekeringstochten in het woeste noorden van Gallië waar heidense denkbeelden en praktijken nog schering en inslag waren. Hij leidde bovendien een bekwame clerus op. «Omdat hij onze streken geëvangeliseerd heeft van de oevers van de Schelde tot die van de Maas, van het land van Gent tot aan de omstreken van Antwerpen en verder Taxandrië, Brabant en Haspengouw, verdient Sint-Amandus het meer dan wie ook om beschouwd te worden als de apostel van het Vlaamse land» (De H. Amandus en de kerstening van de Lage Landen).

4. Karel de Grote en de Karolingische renaissance

Om hem kan ook de Canon niet heen en dat is maar best ook. In 771 werd Karel alleenheerser van het Frankische rijk, dat hij door oorlogen te voeren gevoelig uitbreidde en dat onder zijn bewind zijn grootste omvang kende. Zijn kroning tot keizer door de paus in Rome op kerstdag 800 betekende de wedergeboorte van het aloude West-Romeinse rijk als Heilig Rooms Rijk. De patriarch van Jeruzalem zond de sleutel van de H. Grafkerk naar de nieuwe Caesar als symbolische erkenning van Karels beschermheerschap over de christenheid.

Aan hem danken wij de Karolingische renaissance, een opvallende opleving van kunst, architectuur en literatuur die het zogezegde “barbaarse” karakter van de vroege middeleeuwen logenstraft. De grootste verwezenlijking van de keizer moet allicht op onderwijsgebied gesitueerd worden: het herstel van het antieke concept van de “zeven vrije kunsten” (septem artes liberales), een combinatie van taalkundige en wiskundige vorming. Centra van kennisoverdracht waren de kloosters, waar een bekwame leidinggevende klasse werd opgeleid. Op hetzelfde moment redden de monniken veel antieke Latijnse teksten door ze in hun scriptoria te kopiëren.    

5. Het Gentse Gravensteen, ICOON VAN HET feodale Vlaanderen

Een iconisch monument is het Gravensteen in Gent, de enige overgebleven middeleeuwse burcht in Vlaanderen. In zijn huidige vorm dateert het imposante bouwwerk, waar de graven van Vlaanderen resideerden tot in de 14de eeuw, uit 1180. Het is het symbool bij uitstek van de middeleeuwse feodaliteit, het systeem waarbij leenheer en leenman met elkaar bindende afspraken maakten over wederzijdse rechten en verplichtingen.

Aan de basis van het feodale concept ligt de overtuiging dat de gezagsuitoefening een piramide vormt met bovenaan God zelf, de allervoornaamste autoriteit. Men onderwerpt zich probleemloos aan een gezag waarin zich de goddelijke almacht manifesteert. «Geen enkel gezag kan blijven duren wanneer het enkel en alleen op dwang steunt, want dan verwordt het tot tirannie. Het moet een natuurlijke legitimiteit verwerven door de diensten die het bewijst aan de onderdanen, die op hun beurt erkentelijkheid betonen; daardoor wordt het gezag geconsacreerd. Die diensten hebben betrekking op de natuurlijke noden: de orde handhaven, de rechtspraak doen eerbiedigen, het land verdedigen tegen de vijand, de voorwaarden voor de welvaart verzekeren» (punt 79 van de 150 punten van de Falanx van de Onbevlekte).

6. De Z. Karel de Goede, model van een christelijk vorst

Karel, bijgenaamd de Goede, was graaf van Vlaanderen van 1119 tot zijn dood in 1127. Hij was de zoon van de H. Knoet IV, koning van Denemarken, die zijn bewind afstemde op de belangen van de Kerk en om die reden door zijn vijanden  verraderlijk vermoord werd in de kerk van Odense; hij werd uitgeroepen tot martelaar en beschermheilige van Denemarken. Zijn weduwe Adele van Vlaanderen vluchtte met haar zoontje naar haar thuisland. Daar kreeg Karel een verzorgde opvoeding en al vlug bleek dat hij de vroomheid en goedheid van zijn vader geërfd had.

Hij volgde zijn kinderloze neef op als graaf en bestreed met grote overtuiging onrecht en armoede, zoals we weten uit het bewaard gebleven relaas van hofsecretaris Galbert van Brugge over zijn meester. Tijdens de grote hongersnood van 1125 liet Karel aan de behoeftigen brood uitdelen en ondernam hij actie tegen woekeraars die graanvoorraden stockeerden om ze voor schandalig hoge prijzen te verkopen. Dat werd zijn dood: samenzweerders vermoordden hem terwijl hij aalmoezen uitdeelde in de Brugse Sint-Donaaskerk. Wij nemen hem op in onze lijst omdat hij een voorbeeld blijft van waarachtig christelijk leiderschap, dat de machtigen niet naar de ogen kijkt en de zwakken bijstaat, dat in navolging van Jezus niet beoogt gediend te worden, maar te dienen.

7. Diederik van de Elzas en de relikwie van het H. Bloed

De Vlaamse graven namen deel aan de kruistochten, die tegenwoordig door atheïstische historici – zoals die van de Canon, die er geen woord aan wijden  – worden weggezet als bloeddorstige rooftochten, maar die in werkelijkheid «de hoogste uitdrukking zijn geweest van de diep-christelijke middeleeuwse geest, die doordrongen was van de overtuiging dat God éérst gediend moet worden» (Robrecht II en de Eerste Kruistocht). Diederik en zijn Vlaamse ridders schoten het bedreigde christelijke koninkrijk Jeruzalem ter hulp tijdens de Tweede Kruistocht (1147-1148), waartoe de H. Bernardus van Clairvaux had opgeroepen.

Volledig succes bleef uit, maar onze graaf ontving voor zijn inzet wel de kostbare relikwie van het H. Bloed van Christus. «Jozef van Arimatea zou bij de begrafenis en wassing van Jezus’ Lichaam het Bloed uit zijn wonden opgevangen en bewaard hebben. Het was een geschenk van eerste rang, dat door Diederik dankbaar meegenomen werd naar Vlaanderen en de ereplaats kreeg in de hofkapel bij de grafelijke burcht in Brugge, waar de relikwie nog altijd bewaard en vereerd wordt» (Diederik van de Elzas en de Tweede Kruistocht; in dit artikel wordt ook bewezen dat de relikwie wel degelijk door Diederik werd meegebracht).

8. De norbertijnenabdijen, bakens in het Vlaamse land

Averbode, Tongerlo, Grimbergen, Postel en Park: in onze regio zijn de abdijen van de norbertijnen of premonstratenzers een begrip, niet in het minst om het schitterende architecturale erfgoed dat de monniken tot stand gebracht hebben. De H. Norbertus, afkomstig uit het Maasland, stichtte in 1121 een kloosterorde van reguliere kanunniken die de regel van Sint-Augustinus aannamen. De religieuzen moesten zich spiegelen aan de eerste christengemeente in Jeruzalem: onderlinge liefde in gemeenschappelijk gebed en gemeenschap van goederen. De term die hun spiritualiteit samenvat is “communio”.

Norbertus stichtte de (nu verdwenen) Sint-Michielsabdij in Antwerpen, die op haar beurt verantwoordelijk was voor andere vestigingen, vaak op vraag van plaatselijke heren. Vanaf het begin hebben de norbertijnen zich niet alleen aan contemplatie binnen de kloostermuren gewijd, maar ook aan de zielzorg buiten de muren, in de lijn van de stichter die op oudere leeftijd tot aartsbisschop van Maagdenburg werd gewijd. Tot op vandaag nemen de “witheren” pastorale taken op zich. Hun bijdrage aan het geestelijke leven van de Vlamingen door de eeuwen heen kan moeilijk overschat worden.

9. De Vlaamse begijnhoven, centra van een Godgericht leven

Ook op onze lijst verdienen de wereldberoemde begijnhoven een plaats. De ondertitel die de Canon van Vlaanderen gebruikt, «Vrouwen verenigen zich», is misplaatst en doet het voorkomen of de begijntjes de emancipatie in gang gezet hebben! Begijnen waren ongehuwde vrouwen of weduwen die besloten zich terug te trekken uit de wereld en in gemeenschap te leven, met de bedoeling hun leven te heiligen en meer op God te richten. Ze deden dat in zelfgekozen armoede en in kuisheid. Ze volgden geen regel en legden geen eeuwige geloften af. Voor het overige voorzagen ze in hun eigen levensonderhoud en mochten ze ook op elk moment vertrekken om te huwen.

Dat de Kerk deze lekenbeweging per definitie wantrouwde, zoals de Canon schrijft, stoelt nergens op. Integendeel, de paus schonk kerkelijke goedkeuring in 1216, waarop overal in Noordwest-Europa begijnhoven werden gesticht. Vooral in onze streken bereikte het fenomeen een hoge bloei, mede door het feit dat de begijnen konden rekenen op het vertrouwen en de steun van de lokale bisschoppen. Veel begijnen baden elke dag het officie en legden zich toe op het bidden van de rozenkrans, waardoor de verspreiding van deze devotie een bijzondere impuls kreeg.

10. De Hanswijkprocessie, uiting van diepe volksdevotie

Wat de typisch Vlaamse stoeten en ommegangen betreft, kiest de Canon voor het Ros Beiaard in Dendermonde, maar wij opteren voor de Mechelse Hanswijkprocessie. Want wat is er mooier dan die vrome processies waarin de godsdienstigheid van ons volk tot uitdrukking komt, van de grote evenementen zoals de H. Bloedprocessie tot de bescheidener parochiale processies die tot aan het jongste concilie zo kenmerkend waren voor het kerkelijke leven? 

Toen Mechelen in 1272 getroffen werd door de pest, wilden de inwoners van het gehucht Hanswijk “hun” miraculeuze beeld van Onze-Lieve-Vrouw in processie tot binnen de stad dragen, maar de bange stedelingen vreesden voor een oproer en sloten de poorten. Daarop hieven die van Hanswijk het Ave Maris Stella aan; bij het vers “Monstra te esse matrem” (“Toon dat gij onze Moeder zijt”) gingen de Maneblussers door de knieën… als de Brusselsepoort al niet vanzelf openging, zoals de traditie zegt! Meteen daarna kwam er een einde aan de vreselijke ziekte. Zo ontstond de jaarlijkse dankprocessie waarbij men het beeld van de Moeder Gods plechtig van de basiliek van Hanswijk naar de Sint-Romboutskathedraal draagt. Dit jaar vierde dat indrukwekkende gebeuren zijn 750ste verjaardag!

11. De gildehuizen, symbolen van een corporatief beroepsleven

Gilden en ambachten – met een algemene term ook aangeduid als corporaties – groepeerden personen die eenzelfde beroep uitoefenden «met het oog op de best mogelijke vervulling van hun specifieke dienst aan de maatschappij. Daartoe waren het behoud van hun interne solidariteit en de verdediging van hun rechten en privileges noodzakelijk. Zij regelden zelf hun activiteiten, legden zich eisen op inzake competentie, reglementeerden hun arbeid en ontwikkelden instellingen voor onderlinge hulp» (punt 138 van de 150 punten van de Falanx van de Onbevlekte). In plaats van patroons en arbeiders, directeurs en personeel tegen elkaar op te zetten, zoals in de nasleep van de Franse Revolutie realiteit geworden is, verbinden en verzoenen corporaties mensen binnen eenzelfde beroepstak. Het herstel ervan zou een oplossing bieden voor de voortwoekerende “sociale kwestie”! 

Corporaties hadden een heilige als schutspatroon, voor wie een altaar bekostigd werd in de parochiekerk. Gildehuizen vinden we in alle grote steden van de Vlaamse regio. Ze stralen het belang uit van het corporatief stelsel dat kenmerkend was voor de middeleeuwen (maar ook nadien) en aan de basis lag van onze toenmalige welvaart. 

12. Jan van Ruusbroec, een hooggestemde mystieke ziel

De Brabander Ruusbroec (1293-1381), die in 1908 door de H. Pius X zalig werd verklaard, was eerst vele jaren kapelaan van de Brusselse Sint-Goedelekerk. Met bisschoppelijke toelating trok hij zich vervolgens met twee andere geestelijken terug in de kluis van Groenendaal in het Zoniënwoud. Toen de kleine gemeenschap een achttal leden telde, nam ze de regel van Sint-Augustinus aan en werd Ruusbroec de eerste prior. In de eenzaamheid van het woud ontving hij grote geestelijke genaden en werd hem inzicht gegund in de goddelijke mysteries. In zijn belangrijkste werk, Die geestelike brulocht, legt hij uit dat het geestelijke leven in drie stappen verloopt: het werkende leven, het innige leven en het Godschouwende leven. Ruusbroec benadrukt dat de mysticus die het hoogste stadium bereikt de twee vorige nooit mag verwaarlozen: hij moet ze verder beoefenen in een geest van vereniging met God.

Zijn spiritualiteit had, o.m. door de vertaling van zijn traktaten in het Latijn en in verschillende volkstalen, grote invloed op zijn tijdgenoten, ook buiten de Lage Landen. Los van zijn intrinsieke waarde verdient hij daarom een plaats op onze lijst.

13. Het geslacht Keldermans en de triomf van de Brabantse gotiek

Hoeveel hebben we op het vlak van de architectuur niet te danken aan het Mechelse bouwmeestersgeslacht Keldermans! Ze waren actief in de 15de en 16de eeuw en dankten hun succes aan het feit dat zij een totaalconcept aanboden: zowel het ontwerp als de uitvoering én de levering van de bouwmaterialen. Hun kennis en kunde werden van generatie op generatie doorgegeven. Bovendien bekwaamden sommige leden van de familie zich in de beeldhouwkunst.

Roem verwierven zij allereerst met de toren van de Sint-Romboutskathedraal in hun geboortestad, een schepping van Jan II Keldermans en zijn zoon Andries. Antoon I creëerde de kerk van Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle, maar was vooral actief in Holland en Zeeland. Beeldhouwer Matthijs II werkte verschillende jaren aan de Leuvense Sint-Pieterskerk. Antoon II ontwierp en bouwde het Broodhuis op de Brusselse Grote Markt. Rombout II schiep het paleis van Margaretha van Oostenrijk in Mechelen, de stadhuizen van Gent en Zoutleeuw, de Sint-Catharinakerk van Hoogstraten (de “kathedraal van de Kempen”, een naar de Hemel opstijgend gebed in steen; zie foto). Laurens II tenslotte voltooide de werken aan de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal in Antwerpen. 

14. De hertogen van Bourgondië en de orde van het Gulden Vlies

Dat de Lage Landen zeer veel verschuldigd zijn aan de hertogen van Bourgondië, die vanaf 1369 onze soevereinen werden, staat buiten kijf. Zij smeedden onze gewesten aaneen tot wat later de Habsburgse Nederlanden zouden worden. In 1430 stelde Filips de Goede in Brugge de ridderorde van het Gulden Vlies in. Daarin nam hij vooraanstaande edelen uit zowel Bourgondië als onze regio op. Politiek gezien was de orde een middel om de adel uit de erg verschillende gebiedsdelen aan het gezag van de soeverein te binden, zo lezen we in de Canon van Vlaanderen.

Maar er was meer. Paus Leo X erkende de orde in 1516 en schonk de Vliesridders allerlei privileges, zoals het recht op een altare portabile, wat het mogelijk maakte dat in hun huishouding de Mis werd opgedragen. De ridderorde werd niet enkel beschouwd als een staatsinstelling, maar ook als een religieuze gemeenschap. Protestanten waren uitgesloten van lidmaatschap. Ook onder de latere Habsburgers ging het altijd om een keurgroep van katholieke aristocraten, gekozen om hun loyaliteit aan de vorst. De huidige grootmeester, Karel van Habsburg, onderstreept dat de orde focust op «ridderlijke deugden, respect voor de katholieke Kerk en in het bijzonder de verering van de Maagd Maria».

15. Het Lam Gods en de Vlaamse Primitieven

We zijn het volledig eens met de keuze van de Canon voor het beroemde drieluik van de gebroeders Van Eyck, dat representatief is voor de 15de-eeuwse schilderkunst in onze regio. “De aanbidding van het Lam Gods” wordt tot de hoogtepunten van de Europese schilderkunst gerekend. Op het kunstwerk zien we hoe heel de mensheid toestroomt naar het Lam, Jezus Christus, die zijn Bloed vergoten heeft om ons te verlossen: de rechtvaardige rechters en de ridders van Christus, de kluizenaars en de bedevaarders, de belijders, de heilige vrouwen en de Kerkvaders. Bovenaan smeken Onze-Lieve-Vrouw en Sint-Jan de Doper voor ons ten beste bij de Koning der Koningen en Heer der Heren. 

De Vlaamse Primitieven, met kunstenaars als Jan Van Eyck, Hans Memling, Dirk Bouts, Rogier van der Weyden en Hugo van der Goes, waren niet allemaal geboortig uit het huidige Vlaanderen, maar ze werkten wel hier omdat de zuidelijke Nederlanden toen op economisch en cultureel vlak doorslaggevend waren. Ze schilderden met olieverf, wat voor een rijker palet zorgde, en muntten uit in minutieus weergegeven realistische details. Bovendien zitten hun schilderijen vol christelijke symboliek. De intense esthetische ervaring moet bij de beschouwer van hun kunst leiden tot een diepere religiositeit.  

16. Keizer Karel V, een godvruchtig monarch

Karel V, geboren en getogen in Gent en de belangrijkste vorst van zijn tijd, ontbreekt vreemd genoeg volledig in de Canon. Wij zijn gewoon in hem een bon vivant te zien en hem te vereenzelvigen met pittoreske verhalen zoals dat over de pot van Olen. De echte keizer was evenwel een man die zijn loodzware verantwoordelijkheid als soeverein van een reusachtig maar onsamenhangend rijk zeer ernstig nam.

In 1516 begon de rebellie van Luther; vier jaar later werden zijn ketterijen veroordeeld in de bul Exsurge Domine. «Keizer Karel V was zich bewust van zijn plicht de katholieke godsdienst in de landen waarover God hem aangesteld had tot elke prijs te verdedigen. Op de pauselijke bul reageerde hij onmiddellijk met een plakkaat, een keizerlijke verordening die publiekelijk uitgehangen moest worden. Hij gaf daarin het bevel alle lutherse boeken in zijn rijk in beslag te nemen en te verbranden; het was eveneens verboden boeken van Luther te drukken, te verkopen of te verspreiden» (De Inquisitie bij ons onder keizer Karel V). Dat de vorst uiteindelijk mislukte, was de schuld van de Duitse rijksgroten, die partij kozen voor het protestantisme uit puur winstbejag. Na zijn troonsafstand stierf Karel V, “onze” keizer, godvruchtig in het Spaanse klooster van Yuste.

17. Andreas Vesalius en de proefondervindelijke wetenschap

Om onze grote wetenschappers uit de 16de eeuw te illustreren laat de Canon zijn keuze vallen op de wiskundige Simon Stevin. Misschien omdat hij een protestant was en uitpakte met een rationalistisch devies: “Wonder en is gheen wonder”?

De Brusselaar Andreas Vesalius (1514-1564), die studeerde aan de universiteiten van Parijs en Leuven, baseerde zijn kennis van het menselijke lichaam niet op theorieën – eeuwenlang volgde men kritiekloos de geschriften van Galenus van Pergamon (2de eeuw) – maar op ontleding van lijken. Hij kreeg toelating om dissecties uit te voeren op opgehangen misdadigers en gaf openbare lessen anatomie, o.a. aan de universiteit van Padua waar hij tot doctor promoveerde. Zijn werk “De humani corporis fabrica libri septem” (“Zeven boeken over de bouw van het menselijke lichaam”) maakte hem beroemd en hij werd de lijfarts van Karel V en later van Filips II. Deze grote geleerde was tegelijkertijd ook een diepgelovig man – een bewijs dat het ene het andere niet uitsluit! In 1564 trok hij op bedevaart naar het H. Land. Op de terugweg overleed hij aan scheurbuik. Samen met Mercator, Dodoens, Ortelius én Stevin zette Vesalius in de 16de eeuw onze regio op wetenschappelijk vlak op de kaart.

18. Pieter Bruegel de Oude, een uniek genie

Officieel behoort Bruegel de Oude (ca. 1525-1569) tot de kunstrichting van de renaissance. Zijn schilderkunst is echter van zo’n uitzonderlijk niveau dat hij eigenlijk aan elke poging tot etikettering ontsnapt. Als dertigjarige maakte hij een reis naar Italië, maar toch zet hij zich in zijn werken af tegen italianiserende tendensen. Ondanks het feit dat in zijn schilderijen zuiderse landschappen voorkomen, blijft hij toch door en door “Vlaams”; hij kende zijn landgenoten en hun manier van leven en feesten en heeft dat op meesterlijke wijze in beeld gebracht.

Toch is het verkeerd hem te verengen tot “Boeren-Bruegel”, zoals vroeger gebeurde. Veel van zijn schilderijen zijn schitterende allegorieën, zoals de meesterlijke “Parabel van de blinden”, waarin hij de domheid en de meeloperij op de korrel neemt (en waarop het kerkje van Sint-Anna-Pede afgebeeld is). Bruegel werkte eerst in Antwerpen en later in Brussel. Hij heeft amper tien jaar intensief geschilderd en vermoedelijk heeft hij slechts een vijftigtal werken gerealiseerd, die allemaal van buitengewone kwaliteit zijn. De machthebbers van toen hebben dat blijkbaar goed begrepen. Onmiddellijk na zijn dood steeg zijn faam pijlsnel en wedijverde men in de hogere kringen om het bezit van zijn schilderijen. Daardoor zijn ze over heel de wereld verspreid geraakt; in eigen land zijn er slechts enkele gebleven.

19. Adriaen Willaert en de Vlaamse polyfonie

Ook op muzikaal vlak moet ons land niet onderdoen voor het buitenland. De uit Rumbeke afkomstige Adriaen Willaert (ca. 1490-1562) startte zijn loopbaan als zanger bij de familie d’Este in Ferrara. Vrij snel werd hij benoemd tot kapelmeester aan de San-Marcobasiliek in Venetië en maakte hij naam als componist en muziekpedagoog. Vijfendertig jaar lang beheerste messer Adriano het muzikale leven in de Dogestad en leidde hij de “Venetiaanse school” van musici, waartoe ook de beide Gabrieli’s en Monteverdi gerekend worden. 

In 1559 verscheen in Venetië “Musica Nova”, een belangrijke bundel met motetten en madrigalen van Willaert. Hij bekwaamde zich in de polyfone of meerstemmige muziek, een genre dat – anders dan het gregoriaans – meerdere melodieën combineerde tot een harmonieus geheel. Grondleggers van dat genre waren de kapelmeesters van de Parijse Notre-Dame, zodat men ook wel van Franco-Vlaamse polyfonie spreekt. Adriaen Willaert bracht vooral vernieuwing door de invoering van de dubbelkorigheid. Hij schreef veel geestelijke muziek (o.a. acht missen) en was een van de meest veelzijdige componisten uit de renaissance met een zeer grote invloed in Europa. 

20. Leonardus Lessius, een katholiek humanist

Bij de term “humanisme” denkt men voor de Lage Landen haast automatisch aan Erasmus (zo doet ook de Canon). Maar de Rotterdamse geleerde was inzake de nieuwe ketterij van Luther «een eeuwige twijfelaar: terwijl de humanisten de een na de ander de rebelse monnik de rug toekeerden en de H. Thomas More in 1523 zijn Adversus Lutherum schreef, bleef Erasmus aarzelen. Pas in 1524 zegt hij eindelijk zijn vriendschap op» (Reformatie en Contrareformatie: het “kakangelie” van Luther). Neen, Erasmus heeft de katholieke zaak onvoldoende gediend.

Lenaart Leys of Lessius (1554-1623) werd geboren in de Kempense gemeente Brecht. Al snel merkte men zijn grote scherpzinnigheid op, waardoor hij met een beurs in Leuven mocht studeren. Hij trad toe tot de nieuwe jezuïetenorde en voltooide zijn vorming in Rome. De volgende jaren was hij eerst docent aan het Leuvense studiehuis van zijn orde en vervolgens studieprefect, gespecialiseerd in de casuïstiek. Hij was ook de gewaardeerde raadgever van de aartshertogen Albrecht en Isabella en schreef verschillende werken o.m. over economische ethiek – een nieuwigheid. Lessius, die het leven van een heilige leidde, is ten onrechte te weinig bekend: hij was een van de invloedrijkste geestelijken in de Spaanse Nederlanden, waar hij werd vereerd als een orakel (Delphicus sapiens).

21. Christoffel Plantijn en de Biblia Polyglotta

Volgens de Canon «vreesde de Kerk de nieuwe macht van het gedrukte woord en reageerde ze met censuur en boekverbrandingen». Wat een onzin om de Kerk voor te stellen als een achterlijke instelling! Wat ze deed, was maatregelen nemen tegen de verspreiding van de gevaarlijke protestantse ketterij. Maar ze begreep onmiddellijk het belang van de boekdrukkunst en zette daar enthousiast op in.  

De Fransman Christophe Plantin (1520-1589), die zich als drukker in Antwerpen vestigde, werd zo beroemd dat hij bij ons onder zijn vernederlandste naam bekend is. Zijn uitstekend bewaard gebleven drukkerij, De Gulden Passer, was op haar hoogtepunt de grootste ter wereld, met 22 persen en meer dan 80 werknemers. Plantijn speelde een belangrijke rol toen, na afloop van het Concilie van Trente (1563), de katholieke Contrareformatie in gang werd gezet. Om het geloof te verspreiden, was het essentieel om op grote schaal religieuze literatuur en liturgische boeken te drukken. Met de steun van de Spaanse koning Filips II, van wie hij de titel van aartsdrukker (prototypographus) kreeg, gaf Plantijn tussen 1568 en 1572 de Biblia Polyglotta uit: een achtdelige en meertalige – Grieks, Latijn, Aramees, Syrisch en Hebreeuws – Bijbel met uitgebreid filologisch commentaar, een monument van eruditie.

22. Pieter Pauwel Rubens en de bloei van de barok

De bij Keulen geboren barokkunstenaar Rubens (1577-1640) is onlosmakelijk verbonden met Antwerpen, waar hij zijn atelier en stadspaleis had. Hij was uitzonderlijk productief en beoefende alle genres: landschappen, portretten (zoals dat van de prior van de dominicanen, Ophovius, zie foto), mythologische en religieuze taferelen. Het meeste schilderde hij zelf, maar hij zette ook leerlingen in om zijn ontwerpschetsen op groot formaat uit te werken. Een schilderij zoals “De aanbidding door de Koningen” illustreert treffend het talent van Rubens: zin voor grootse composities, gebruik van warme kleuren, het aanwenden van clair-obscur, opvallende expressiviteit in de weergave van gezichten.

Op godsdienstig gebied wordt Rubens vaak ten onrechte voorgesteld als een opportunist, die zijn huik naar de wind hing en gewoon uitvoerde wat zijn kerkelijke opdrachtgevers vroegen. Hij was integendeel een overtuigd katholiek, die de Contrareformatie geestdriftig steunde en zich bv. aansloot bij de door de Antwerpse jezuïeten gestichte sodaliteit, een geestelijke vereniging onder de bescherming van de Maagd Maria. Ook zijn diplomatieke missies in opdracht van aartshertogin Isabella wijzen in dezelfde richting.

(vervolg in De actualiteit doorgelicht van juli-augustus 2023)

redactie KCR