Sint-Jozef, patroon van Canada

Er zijn in de wereld twee landen die de voedstervader van Jezus tot hun bijzondere patroon gekozen hebben : België en Canada. In dit artikel gaan we na hoe Sint-Jozef de speciale beschermer van Canada is geworden en wat de toewijding aan de machtige heilige voor het land heeft betekend.

IN 1608 stichtte de Franse ontdekkingsreiziger Samuel de Champlain aan een vernauwing van de majestueuze Sint-Laurensstroom een kolonie : Quebec, dat de bakermat van Canada zou worden. Pas zeven jaar later zou een eerste missionaris uit Frankrijk in het omheinde fort aan het water toekomen. Het was de minderbroeder pater Joseph Le Caron, die zijn aanvangsmissie in het gebied van de indianen onder de bescherming van Sint-Jozef stelde.

Vóór dit kleine schilderijtje (12 x 17 cm), dat zich
tegenwoordig in het Museum voor Schone Kunsten
van Quebec bevindt, wijdden de eerste kolonisten
in 1624 Canada toe aan Sint-Jozef.

Toen pater Le Caron een tijd later terugkwam van zijn missie en vaststelde dat de kolonie Quebec in onoplosbare moeilijkheden verkeerde, sprak hij met Champlain en kon hem ervan overtuigen Nieuw-Frankrijk, zoals Canada toen heette, aan het hoofd van de H. Familie toe te vertrouwen.

Voor de plechtige ceremonie in de zomer van 1624 kwamen alle kolonisten bijeen – een honderdtal – maar ook nogal wat “ wilden ” die zich in het fort ophielden. Pater Le Caron en Champlain spraken de toewijding uit vóór een klein portret dat Sint-Jozef met het Kindje Jezus voorstelde en dat vandaag bewaard wordt in het Museum voor Schone Kunsten van Quebec. Het hele gebeuren straalde de eenvoud van Bethlehem uit, maar op de vurigheid van de aanwezigen stond geen maat. De devotie tot de H. Jozef vervulde ieders hart en het duurde niet lang of domeinen en meren in de buurt kregen de naam van de grote heilige. Het belangrijkste was echter dat de weldaden van Sint-Jozef al vlug zichtbaar zouden worden.

In 1625 werd de jonge hertog van Ventadour aangesteld tot onderkoning van Nieuw-Frankrijk, een verantwoordelijkheid die hij onmiddellijk erg ter harte nam. Hij was een zeer vrome man, die zich onder de geestelijke leiding van de jezuïeten had geplaatst. In 1627 werd hij een van de stichters van de Compagnie du Saint-Sacrement, waarvan de leden zich bereid verklaarden het H. Sacrament desnoods met hun leven te beschermen tegen het heiligschennende optreden van de protestanten.

Een van zijn eerste bestuursdaden, op aandringen van Champlain, was een verbod te land en ter zee op de beoefening van de “ gereformeerde ” religie. Het was een maatregel die beslissend was voor de toekomst van Nieuw-Frankrijk, want het grote obstakel om van Quebec een echte kolonie te maken kwam van de protestanten, die zich alleen maar voor de pelshandel interesseerden.

DE DEVOTIE VAN DE JEZUÏETEN

Omdat de geweldige uitdaging die Canada stelde de krachten van de minderbroeders duidelijk te boven ging, vroeg pater Le Caron aan de hertog van Ventadour dat hij hen zou vervangen door jezuïeten. De hertog liet er op zijn eigen kosten vijf overkomen, die gedurende bijna twintig jaar werkelijk de steunpilaren van Nieuw-Frankrijk zouden zijn : zonder hen zou niets mogelijk geweest zijn. Ook de jezuïeten hadden trouwens een grote devotie tot Sint-Jozef : « Heeft de H. Jozef zijn leven niet doorgebracht in het gezelschap van Jezus ? » merkten ze op met een allusie op de naam van hun orde, Societas Iesu. Van bij hun aankomst deed hun overste, pater Lalement, de belofte dat hij de naam Jozef zou geven aan de eerste inboorling die zij zouden dopen.

Ook in de missie van de jezuïeten bij de indianenstam van de Huronen bekleedde de devotie tot de H. Jozef een voorname plaats. De lijst van genaden die zij van hem verkregen, is lang. We citeren ter illustratie de H. Jean de Brébeuf :

« Ik was herhaaldelijk ten prooi aan ontmoediging en wanhoop, tot ik mijn toevlucht nam tot Onze Heer Jezus en ik een gelofte had afgelegd aan de glorierijke H. Jozef, de nieuwe patriarch van de Huronen. » En ook : « Wij zijn veel verschuldigd aan de glorierijke Sint-Jozef, de echtgenoot van Onze-Lieve-Vrouw en de beschermer van de Huronen, van wie wij de bijstand verschillende keren haast letterlijk gevoeld hebben. Op zijn feestdag en tijdens het octaaf erna werden wij merkwaardig genoeg langs alle kanten begunstigd. »

Zijn eerste missie bij de Huronen plaatste pater de Brébeuf onder de bescherming van Sint-Jozef. Ook de kerk voor de autochtonen in de missiepost van De Heilige-Maria-bij-de-Huronen wijdde hij aan hem. Hoewel ze heel bescheiden was en zich midden in het woud bevond, op één maand kanovaren van Quebec, werd ze door paus Urbanus VIII verheven tot de rang van basiliek, met alle daaraan verbonden privileges en aflaten, ten voordele van al die « beminde » wilden die nog catechumeen waren of al gedoopt.

Na de marteldood van de H. Jean de Brébeuf en de H. Gabriel Lalemant, toen De Heilige-Maria-bij-de-Huronen belegerd werd door de Irokezen, aanriepen de jezuïeten en de christelijke Huronen die zich in de missiepost verschanst hadden hun vaste beschermheilige en beloofden hem een maandelijkse mis te zijner ere. Zo verkregen zij hun miraculeuze bevrijding op 18 maart 1649 : midden in de nacht overviel een geweldige paniek de Irokezen, waarop zij halsoverkop op de vlucht sloegen.

Het was niet de eerste keer dat de missionarissen op die manier uit het doodsgevaar gered werden. Daarom stelden zij de repatriëring van de overlevende indianen en van henzelf naar Quebec onder de bescherming van Sint-Jozef.

DE URSULINEN IN QUEBEC

Na de komst van de leerlingen van Sint-Ignatius zou ook die van de ursulinen, met aan hun hoofd moeder Marie de l’Incarnation, beslissend zijn voor de kolonie. Opnieuw was de tussenkomst van de voedstervader van Jezus onloochenbaar. De missie-ijver van de heilige kloosterzuster vond haar oorsprong in een droom op kerstdag 1633. Pas twee jaar later gaf Onze-Lieve-Heer haar er de verklaring van. Hij had haar Canada getoond waarvan Sint-Jozef de beschermer was : « Je moet er naartoe gaan om een huis op te richten voor Jezus en Maria. » Dat betekende dat de Hemel ingestemd had met de toewijding van de jonge kolonie.

Toen tot de stichting was beslist, het nodige geld bijeengebracht was en de reis georganiseerd, vernam men dat een andere ursuline uit het klooster van Tours, zuster Marie de Saint-Bernard, doodgraag wou meegaan. Dat leek onmogelijk, maar de zuster vond er iets op : zij beloofde haar naam te veranderen in Marie de Saint-Joseph als ze toch zou kunnen meereizen. En inderdaad, meer was er blijkbaar niet nodig om haar wens in vervulling te doen gaan !

Ook tijdens de zeereis werd duidelijk dat de vestiging van de congregatie in Canada volledig volgens de wil van de H. Jozef gebeurde. De zusters gingen aan boord van een schip dat, tot hun grote blijdschap... de Saint-Joseph heette ! Op een bepaald moment dreigde de boot fataal in botsing te komen met een ijsberg. Iedereen bereidde zich voor op de dood ; een pater jezuïet schonk de algemene absolutie. Plots stelde zuster Marie de Saint-Joseph voor om een gelofte af te leggen en te beloven dat ter ere van Sint-Jozef een mis zou opgedragen worden. Op hetzelfde ogenblik en zonder dat iemand wist hoe het precies gebeurde, bevond de ijsberg zich achter het schip ; de hele bemanning legde er achteraf getuigenis van af.

Zal het iemand dan verbazen dat het klooster van de ursulinen in Quebec toegewijd wordt aan Sint-Jozef ?

EEN CHRISTENHEID GEÏNSPIREERD 
DOOR DE H. FAMILIE

De opvolger van Samuel Champlain als gouverneur, Charles Jacques de Montmagny, gaf de naam Jozef aan de eerste bekeerde indiaan van wie hij de peter werd, « omdat deze heilige uitgeroepen is tot patroon van Canada ». Alle toekomstige gouverneurs zullen dat mooie voorbeeld volgen.

De feestdag van Sint-Jozef, 19 maart, werd in Canada altijd gevierd met grote liturgische luister die deze van Pasen haast evenaarde. Het was toegelaten om vuurwerk af te steken – iets wat in die tijd erg in de mode was – en grote vreugdevuren aan te leggen. Die festiviteiten maakten een diepe indruk op de indianen, die er een gewoonte van maakten hun eigen feest te vieren met vreugdevuren, zelfs wanneer ze op jacht waren in de bossen.

In 1642 werd Ville-Marie gesticht, het latere Montreal. Het eerste hospitaal dat er verrees, kreeg de naam van de patroonheilige van Canada. De hospitaalzusters van Sint-Jozef, een congregatie uit Frankrijk waarvan de oprichting uitdrukkelijk door de Voorzienigheid gewild was, namen er de verantwoordelijkheid voor op zich ; ze zouden hun stempel drukken op de gezondheidszorg van heel Noord-Amerika.

Een anekdote bewijst ons de vurige devotie van Nieuw-Frankrijk voor de H. Jozef. Een Canadese officier, Joseph de Villebon, vernam dat de Engelsen een beeld van Sint-Jozef geprofaneerd hadden dat op de boeg prijkte van een door hen buitgemaakt schip. Verontwaardigd besloot hij het beeld aan te kopen. Om eerherstel te doen organiseerde hij een plechtige processie waarbij men het beeld naar een kerk moest brengen waar het zou geëerd worden. Toen de religieuzen van het hospitaal in Quebec dat vernamen, beslisten ze om ook eerherstel te doen « omdat wij onder de bijzondere bescherming van Sint-Jozef staan en het onze plicht is hem lief te hebben en te eren. » Bijgevolg beloofde elke zuster een persoonlijke boetedoening om de belediging goed te maken. Bovendien smeekte de hele congregatie het hoofd van de H. Familie dat hij de bekering van de ketterse Engelsen zou verkrijgen.

We moeten ook de oprichting vermelden van de broederschap van de zalige dood, onder de bescherming van de H. Jozef, in 1730. En in diezelfde periode werd een rijke koopman uit Montreal, François Charon de la Barre, op miraculeuze wijze genezen, waarop hij een hospitaal en een vakschool oprichtte en toevertrouwde aan een nieuwe congregatie : de ziekenhuisbroeders van het Kruis en van Sint-Jozef.

De conclusie dringt zich op : ten tijde van Nieuw-Frankrijk leidde het patroonschap van de H. Jozef tot de vestiging van een bloeiende en vreedzame christenheid, waarvan de instellingen het beoefenen van de deugden van de H. Familie sterk begunstigden. Dat was natuurlijk wat de heilige patriarch wou voor het land waarvan hij de beschermer was en waarvoor hij bepaald niet zuinig was met wonderen en bijzondere vormen van protectie.

Luchtfoto van “De Heilige Maria bij de Huronen”, de oudste missiepost van de jezuïeten in Canada (Ontario).
De 17de-eeuwe post, die moest verlaten en vernietigd worden wegens de dreiging van de Irokezen, werd in de 20ste eeuw volledig gereconstrueerd.

BESCHERMER VAN DE KATHOLIEKE 
WEDERGEBOORTE IN DE 19de EEUW

Geleidelijk aan kwam de religieuze praktijk en dus het geloof van de Frans-Canadezen echter in ademnood. Het Onbevlekte Hart van Maria zou ingaan op de gebeden van de jonge, maar reeds heilige bisschop van Montreal, Mgr. Bourget, en zorgen voor een massale terugkeer naar de Kerk vanaf 1840.

Ignace Bourget had zelf een grote devotie tot Sint-Jozef. Van zodra hij de bisschopszetel van Montreal bekleedde, wou hij in de stad een bedevaartsoord voor de grote heilige vestigen. De aalmoezenier van de grauwzusters was er op uit dat oord in de schoot van zijn congregatie te doen stichten ; om de hand van zijn bisschop te forceren bestelde hij alvast in Frankrijk een groot en mooi beeld van de voedstervader. Helaas, de boot die het voorwerp van zijn vrome dromen aan boord had, leed schipbreuk en verging met man en muis.

Een jaar later dreef een grote kist de haven van Montreal binnen. Ze droeg enkel de vermelding : « Voor de grauwzusters. » Men bracht ze dus naar hun klooster, opende ze en... trof er het fameuze beeld in aan ! Mgr. Bourget zag in dit gebeuren uiteraard de duidelijke wil van de H. Jozef. Daarom maakte hij van de kapel van de grauwzusters het door hem beoogde diocesane bedevaartsoord. Trouwens, alle stichtingen die plaatsvonden op initiatief van de onvermoeibare bisschop, in vaak heldhaftige omstandigheden van extreme armoede, genoten van providentiële hulp als beloning voor zijn gebeden tot de voedstervader van Jezus.

Hetzelfde deed zich voor in de grote prairievlakten van het verre Westen en in de uitgestrekte gebieden van sneeuw en ijs in het Canadese hoge Noorden, maar dan ten voordele van de oblaten van Maria-Onbevlekt. Mgr. Breynat, die tweeënveertig jaar lang bisschop van Mackenzie was, besteedde een volledig hoofdstuk van zijn memoires aan de miraculeuze tussenkomsten van Sint-Jozef ten gunste van deze bewonderenswaardige missionarissen. Het meest bekend is ongetwijfeld het plotse opdagen van een kudde kariboes vóór de geweren van jagers die uitgestuurd waren om voedsel te zoeken voor een uitgehongerd internaat : heel de winter had men nochtans geen spoor van de dieren gevonden !

Aan een andere bisschop, Mgr. Grouard, dankt men de invoering van een aanroeping tot de H. Jozef in de lofzangen ter ere van het Allerheiligste Sacrament. Wat Mgr. Grandin betreft, die had zo vaak de protectie van de grote patriarch ervaren dat hij besloot dat elke missiepost gratis moest zorgen voor een arme, ter ere van de hemelse beschermer van de oblaten.

In alle delen van Canada, van het Westen tot Quebec – dat zijn geloof terugvond – bestond de voornaamste vrucht van de toewijding tot Sint-Jozef in de vorming van een christenheid die het dankzij haar deugden haalde op haar tegenstanders : het barbarendom van de autochtonen zowel als de goddeloosheid van het Amerikaanse liberalisme.

Die christenheid werd niettemin zwaar op de proef gesteld door de stichting van het moderne Canada in 1867. De Canadese federatie reikte van de ene oceaan tot de andere en de katholieken waren nog slechts een, weliswaar sterke, minderheid. Geconfronteerd met die situatie riepen sommige bisschoppen op om nog enkel te stemmen voor kandidaten die zich engageerden tot het doen eerbiedigen van de rechten van de Kerk. Zo hoopten zij de regering te dwingen tot respect voor de goddelijke Wet. Andere bisschoppen daarentegen waren van mening dat de toekomst van de Kerk afhing van verstandhouding met de Anglo-protestantse machthebbers ; dat liberaal-katholicisme leidde tot een breuk die fataal zou blijken voor de Canadese christenheid. Maar eerst zou Sint-Jozef in Montreal de liberalen voor lange tijd een hak zetten.

EEN HEILIGE BROEDER : FRÈRE ANDRÉ

Alfred Bessette, geboren in 1845, leerde Sint-Jozef liefhebben en tot hem bidden op de schoot van zijn moeder ; zijzelf had van de voedstervader van Jezus grote genaden verkregen sinds zij weduwe geworden was. Na een arme jeugd vol beproevingen werd de jongeman, die vanaf dan frère André zou genoemd worden, in 1870 toegelaten tot het noviciaat van de broeders van het H. Kruis. Zijn pastoor, die zijn vroomheid had opgemerkt, had hem bij de congregatie aanbevolen. Maar wat de brave pastoor niet wist, was dat de jonge Bessette op een dag begunstigd was met een verschijning van de H. Jozef in de parochiekerk, om hem te leren hoe hij goed de kruisweg moest doen !

De H. Broeder André Bessette
(1845-1937).

Zijn oversten beslisten echter om hem terug naar huis te sturen omwille van zijn slechte gezondheid. Net op dat ogenblik kwam Mgr. Bourget, de heilige bisschop, langs voor een canoniek bezoek. Hij had een privé-onderhoud met de novice, waarvan we niets afweten, behalve dat de oversten nadien terugkwamen op hun besluit en Bessette in hun noviciaat hielden. In 1871 kreeg hij de opdracht om te gaan werken in het Onze-Lieve-Vrouwecollege van de Côte des Neiges in Montreal. Hij was er duivel-doet-al, met een totale zelfverloochening.

In 1877 nam de zieke Mgr. Bourget ontslag en hadden de liberaal-katholieken, met de steun van paus Leo XIII, vrij spel. Maar Sint-Jozef kwam tussenbeide. Op 5 februari 1878 genas hij, door de tussenkomst van broeder André, een andere broeder van wie men op het punt stond een been te amputeren omwille van een ontstoken wonde aan de knie. Deze broeder Aldéric had de belofte gedaan zijn genezing publiek te maken. Het was het eerste wonder van de kleine broeder dat we kennen en het viel samen met de eerste machtsovername door de liberalen in Quebec.

De daaropvolgende jaren vermenigvuldigde broeder André de mirakels, maar alleen ten voordele van de leerlingen van het college en hun families. Zijn bekendheid nam toe, al bleef ze beperkt tot de Côte des Neiges. Daar kwam in 1884 verandering in, toen een dame uit de hogere kringen van Montreal ogenblikkelijk genezen werd door een simpel woord van de broeder (hij keek niet eens op, druk bezig als hij was met het schrobben van een plankenvloer !). Het was gedaan met zijn rust : vanaf die dag kwamen dagelijks heel wat mensen hem hun intenties toevertrouwen en hun genezing vragen ; velen gingen genezen terug naar huis. Dat ging zo tien jaar door, wat natuurlijk een weerslag had op de schoolse activiteiten. Vanaf 1894 moest hij de mensen dan ook ontvangen in een tramhokje.

Drie jaar later kocht de congregatie een uitgestrekt terrein op “ de berg ”, de Mont-Royal, vlak tegenover het college. Maanden aan een stuk al had broeder André gezegd dat de H. Jozef op die plek geëerd wou worden. Hij kreeg de toelating om er een kleine kapel te laten bouwen die gewijd werd op 19 oktober 1904. De kleine broeder was toen 59 jaar oud. Al twintig jaar deed hij elke dag mirakels !

TEGENOFFENSIEF TEGEN DE LIBERAAL-KATHOLIEKEN

In de tussentijd was Montreal grondig veranderd. Haar haven en spoorwegindustrie trokken een arme arbeidersbevolking aan die in de steek gelaten werd door de regering, of die nu van liberale of conservatieve signatuur was : de politiek werd uitsluitend bepaald in functie van financiële belangen.

De toenmalige aartsbisschop van Montreal, Mgr. Bruchési, die liberale sympathieën had, was er de man niet naar om zich te verzetten tegen de macht van het geld over de Frans-Canadese maatschappij. Zo werd de sociale onrechtvaardigheid steeds groter, tot in 1903 een eerste staking uitbrak. De diepe ellende maakte dat de arbeidersgezinnen gemakkelijk verleid werden door de taal van de antiklerikale syndicaten en zelfs door het communisme : op 1 mei 1907 defileerden arbeiders met rode vlaggen door de straten van de stad en vlak daarna gingen de tweeduizend dokwerkers van Montreal in staking. Maar de kleine kapel op de Mont-Royal, die bekend zou worden als het Oratoire Saint-Joseph, zou de toenemende ontkerstening een halt toeroepen.

Om te beginnen gingen de arbeiders nog massaal naar de zondagmis en dat had een zeer precieze reden : in nagenoeg elke familie van Montreal was er wel iemand die op miraculeuze wijze door Sint-Jozef genezen was op voorspraak van broeder André ! Wie in de provincie Quebec en zelfs daarbuiten, tot in het noordoosten van de VS toe, kende de kleine broeder niet ? Wie was er nog nooit gaan bidden in het Oratorium van Sint-Jozef, dat men al had moeten vergroten om de alsmaar toenemende stroom pelgrims aan te kunnen ? Niet alle arbeiders knoopten opnieuw aan met een regelmatige godsdienstpraktijk, maar allemaal wisten ze dat er geen genezing mogelijk was zonder biecht, vooraf of erna.

Het werk van de H. Jozef ontwikkelde zich op schitterende wijze en verving het gebrek aan actie van de liberaal-katholieke aartsbisschop.

In 1909 werd broeder André benoemd tot verantwoordelijke voor de kapel, die voortaan heel het jaar door geopend was. Het secretariaat ontving dat jaar al bijna dertigduizend brieven met gebedsintenties of bedankingen. In januari van het jaar daarop bereidde de voedstervader van Jezus een nieuwe etappe van zijn tegenoffensief voor door de genezing van een jonge arbeider uit Quebec. Door het neerstorten van een blok marmer waren de beide benen van deze jongeman verpletterd. Na vier maanden van vreselijke pijn had hij zich op krukken aangemeld op het bureau van broeder André, want zijn totaal vervormde benen konden hem niet meer dragen. Wie schetst de verbazing van de aanwezigen toen hij enkele ogenblikken later gezond en wel terug naar buiten stapte !

De getuigen verspreidden het opzienbarende nieuws onmiddellijk tot in de vier uithoeken van de provincie. Sint-Jozef had zijn moment goed gekozen : het eucharistisch congres van Montreal ging net van start en de deelnemers zouden niet nalaten naar het Oratorium van Sint-Jozef te trekken. Op twee weken tijd telde men twintigduizend bedevaarders !

Daarop besloot Mgr. Bruchési om een canoniek onderzoek af te kondigen dat de feiten moest vaststellen. Uit de honderden mirakels die al geattesteerd waren, koos men er vier voor grondig onderzoek. De gunstige conclusies maakten dat de aartsbisschop in de lente van 1911 de bedevaart officieel kon erkennen en toelating kon geven voor de bouw van een kapelaanswoning en de uitgave van de Annalen van Sint-Jozef. Er werd al gedacht aan de oprichting van een grote basiliek. Zonder op de definitieve plannen daarvoor te wachten – er daagden simpelweg te veel pelgrims op – besliste men om vanaf 1914 de onderbouw te construeren, een enorme crypte die vierduizend personen kon bevatten.

Ondertussen ging broeder André in alle bescheidenheid verder met zijn leven van gebed, boetedoening en toewijding aan de zieken. Taferelen als het volgende zijn schering en inslag. Een spoorwegarbeider sleept zich op krukken tot aan de kapel, hij lijdt aan inflammatoire reuma. In de wachtzaal vertelt hij over zijn miserie aan de anderen : het is verschrikkelijk, zijn laatste centen zijn bijna op, hij kan niet meer werken en heeft geen ziekteverzekering. « Het is met mij afgelopen. » Als het zijn beurt is, strompelt hij binnen in het kleine bureau van de broeder... Nauwelijks vijf minuten later komt hij terug buiten met de krukken in zijn handen, hij kan weer perfect stappen en begeeft zich recht naar de kapel : « Morgen ga ik terug werken ! » roept hij uit. Stomme verbazing alom.

Sint-Jozef weet goed dat dergelijke wondertekenen nu noodzakelijk zijn om het Frans-Canadese volk het geloof te doen bewaren, vermits de goddeloosheid het land overspoelt zonder dat de kerkelijke hiërarchie ingrijpt.

Vlak na de Eerste Wereldoorlog is Montreal een stad van 600.000 zielen, met een bloeiende industrie. Maar de situatie van de werknemers is er niet echt op verbeterd. Slechts heel behoedzaam voert de regering een sociale wetgeving in, bv. door de patroons te verplichten arbeidsongevallen te verzekeren of door de werktijd te beperken tot 55 uur (!) per week. Toch brengen socialistische en syndicale manifestaties niet meer de grote massa op de been. Het is het Oratorium van Sint-Jozef dat voortaan de arbeiders aantrekt. Voor het feest van de Arbeid in 1922 telt men er vijftigduizend personen. Op de dag tevoren is een congres over de sociale leer van de Kerk doorgegaan, waarop alle leiders van de katholieke vakbonden present waren.

Het voorbeeld van de pompiers van Montreal is kenmerkend voor de mentaliteitswijziging. Na de oorlog hebben zij zich, net als de politieagenten van de stad, gesyndikeerd door aan te sluiten bij een internationale organisatie. Op het einde van een bijzonder harde staking wordt een zekere kapitein Gauthier aan het hoofd van de brandweer gesteld – een vriend van broeder André. Geleidelijk aan bekeert deze Gauthier al zijn mannen, die daarna op vrijwillige basis de ordedienst in het Oratorium zullen verzekeren op de dagen van extreem grote toeloop. Zij zijn bovendien trouwe aanwezigen op de vrijdagse kruisweg en wonen het heilig uur bij. Over staken wordt vanaf dan niet meer gesproken...

Het Oratorium van Sint-Jozef, dat de stad Montreal domineert, begon als een kleine kapel die opgericht werd op initiatief van de H. Broeder André Bessette. In 1924 startte men de werken aan een enorme basiliek, waarvan de kolossale koepel de grootste ter wereld is na die van de Sint-Pieter in Rome. Het hele complex kon pas in 1967 voltooid worden. Op de voorgrond zien we het grote beeld van de voedstervader met op zijn arm het Kindje Jezus ; zij verwelkomen de bedevaarders naar de Mont-Royal. Op de sokkel staat het opschrift : « Ite ad Joseph », « Ga tot bij Sint-Jozef ».

DE TRIOMF VAN SINT-JOZEF OP DE MONT-ROYAL

De economische crisis na de beurskrach van 1929 trof Montreal zeer zwaar : 25 % van de bevolking was werkeloos en de lonen verminderden met 40 %. De liberale staat profiteerde van de toestand om zijn greep te vergroten op de Frans-Canadese samenleving, die meer en meer dreigde geseculariseerd te worden. Maar de H. Jozef liet zijn volk niet in de steek : hij vermeerderde zijn weldaden en hield het in de schoot van de Kerk.

Op 19 maart 1929 telt men twintigduizend bedevaarders. Op 3 januari van het volgende jaar wordt het contract ondertekend voor het uithouwen van de steen die moet dienen voor de bouw van de basiliek. En terwijl het aantal Amerikaanse pelgrims nu de duizend overschrijdt, zijn er het hele jaar door zgn. “ sociale bedevaarten ”, die alle leden van eenzelfde instelling groeperen. In 1931, in volle crisis dus, komen 38.000 arbeiders tot Sint-Jozef bidden voor het feest van de Arbeid. Een jaar later zijn er steeds meer bedevaarten van tientallen of zelfs honderden werklozen, die te voet uit vaak verafgelegen parochies komen. De voedstervader is er niet ongevoelig voor, want in 1933 herstelt de economie zich.

De mirakels gaan onafgebroken voort en zijn soms erg aangrijpend. We kiezen er één uit de duizenden getuigenissen die bewaard worden in de archieven van het Oratorium. Het bewijst hoe dit arbeidersvolk, dat volledig doordrongen was van de devotie tot de H. Jozef, mijlenver verwijderd stond van elke revolutionaire geest.

Een werkloze huisvader bidt tot Sint-Jozef en komt op het idee, vermits de heilige een timmerman was, om zelf kleine meubelen te vervaardigen, ook al kent hij niets van dat beroep. « In de kamer waar ik werkte, bevond zich een afbeelding van Sint-Jozef met het Kindje Jezus in zijn armen. Ik ging elke ochtend naar de mis en elke avond deed ik een uur aanbidding. » Zijn echtgenote is echter minder geduldig. « Ik hoorde elke dag mijn vrouw mopperen dat die meubels ons geen eten zouden opleveren. Op een dag dat ze werkelijk moeilijk deed, antwoordde ik haar dat ik met de H. Jozef werkte. Ze zei me dat de heilige ons zomaar geen geld kon brengen. Omdat ik de vrede in huis wou bewaren, bleef ik staan voor de afbeelding van Sint-Jozef en riep zijn machtige tussenkomst bij God in ; ik vroeg hem dat hij ons het noodzakelijke zou schenken.

« Toen ik mijn gebed beëindigd had, verliet ik mijn kleine atelier en voelde ik mij gedreven, geïnspireerd om naar plaats X. te gaan. Ik zei dus tegen mijn vrouw : “ Maak je klaar, we vertrekken. ” – “ Waar naartoe ? ” – “ Dat heeft geen belang, maak je klaar. ” » De man leent een oude auto, haast een wrak. Zijn vrouw wil niet instappen, maar hij zegt dat ze haar hoogmoed van zich af moet zetten, omdat Sint-Jozef en broeder André allebei voorbeelden van nederigheid zijn. Ze legt er zich dadelijk bij neer en ze vertrekken allebei. En na drie dagen komen ze terug met... honderd dollar en hun auto vol proviand ! « Het enige dat ons nog restte was broeder André en de H. Jozef bedanken. En ik moet bekennen dat Sint-Jozef en de broeder er sinds dat ogenblik voor gezorgd hebben dat er in mijn huis geen honger meer geleden werd. »

Dit volk dat door de hemelse patriarch beschermd werd, behield daardoor de oude deugden van Nieuw-Frankrijk of vond ze terug. En die deugden waren die van Sint-Jozef zelf.

In die periode had Frans-Canada een opvallend grote invloed op de Anglo-protestantse wereld. Als de politiek van paus Pius XI, die een liberaal en een anglofiel was, niet zo remmend had gewerkt, dan zou het hele Oosten van de VS zich tot het katholieke geloof bekeerd hebben. In verschillende Amerikaanse staten begonnen katholieken hoge politieke posten te bekleden, zelfs in het centrum van het land en in Louisiana, wat leidde tot antikatholieke reacties van de beruchte Ku Klux Klan. Zowel in Acadië (het Noordoosten van Noord-Amerika) als in het Canadese Westen hervonden de Frans-katholieke minderheden hun vitaliteit en stak hun levensvisie scherp af tegen de mentaliteit van het grootste deel van de VS, waar het geld koning was. Zo verwezenlijkte Frans-Canada onder het patronaat van de H. Jozef zijn oorspronkelijke roeping : werken aan de bekering van het hele continent.

Ondanks de ziekte van broeder André, die hem meer en meer verhinderde om de zieken te ontvangen, verminderde de toeloop naar het Oratorium niet : voor het feest van de Arbeid in 1936 daagden vijftigduizend arbeiders op. Door de crisis waren de werken aan de basiliek stilgelegd, maar in dat jaar konden ze hervat worden nadat de kleine broeder gevraagd had om een beeld van Sint-Jozef in processie binnen te dragen in het kerkgebouw dat... geen dak had. « Als Sint-Jozef een dak boven zijn hoofd wil, zal hij daarvoor zorgen. » De woorden van broeder André waren nog niet koud of plots was er een oplossing voor de financiële moeilijkheden en kon men verder !

In december liep de broeder een zware griep op waarvan hij niet herstelde. Op de laatste dag van het jaar werd hij gehospitaliseerd en op 6 januari 1937 schonk hij zijn mooie ziel terug aan God. Zijn zending was vervuld.

De H. Jozef van zijn kant zette zijn zending verder. De begrafenis van broeder André was een grandioos gebeuren. Het volk stroomde toe om hem een laatste keer te zien : 110 personen per minuut, wat neerkomt op honderdduizend mensen per dag en dat gedurende tien dagen ! Sommigen geraakten nooit bij het lichaam. Hoewel er geen balseming was gebeurd, leek het of de heilige broeder na drie dagen nog altijd gewoon sliep. Tijdens de onafgebroken processie van de erkentelijke gelovigen werden de biechtstoelen bestormd en deden zich nog steeds mirakels voor ; er waren zelfs wonderbaarlijke genezingen bij personen die de ceremonie enkel op de radio volgden.

Na de dood van de wonderdoener ging alles verder zoals tevoren. De eerste feestdag van Sint-Jozef zonder broeder André verzamelde 25.000 gelovigen en tijdens de negen dagen erna waren er 92.000. Ook de mirakels van de voedstervader hielden niet op : van 17 januari tot 17 oktober 1937 bv. registreerde het secretariaat 933 wonderen en 6700 bekomen gunsten ; van 1941 tot 1943 ging het om 10.438 mirakels. Men opende een bureau voor de officiële vaststellingen naar het model van Lourdes.

In de jaren 1950 schatte men het aantal bedevaarders op drie miljoen per jaar. Een exact cijfer is dat van het aantal communies : 267.000 in 1953, 328.000 in 1955, 397.000 in 1957. Jaarlijks werden in het Oratorium tienduizend missen opgedragen.

Het absolute hoogtepunt was 13 oktober 1960. Die dag vulden twaalfduizend rechtop staande personen, dicht op elkaar gepakt, de basiliek en zag het buiten het kerkgebouw zwart van het volk. Zij kwamen bidden tot Onze-Lieve-Vrouw van Fatima en wachtten op de bekendmaking van het derde Geheim... dat paus Joannes XXIII weigerde openbaar te maken omdat « het niet in overeenstemming was met zijn pontificaat »! Het vervolg kennen we... De Kerk zou de « grote stad voor de helft in puin » worden, beschreven in dat derde Geheim, dat pas in 2000 publiek gemaakt werd.

SINT-JOZEF VERGETEN !

De crisis van de Kerk trof ook het Oratorium. Vanaf 1962 daalden de bezoekerscijfers systematisch. In 1978, het jaar van de dood van Paulus VI, schatte men het aantal pelgrims nog slechts op 525.000, vijf keer minder dan vóór het Concilie. Vandaag gaat het vooral om toeristen...

Voor de eerste keer in zijn geschiedenis bleven de deuren van het heiligdom wekenlang dicht naar aanleiding van de coronapandemie. Dat was voordien nooit gebeurd, zelfs niet tijdens de epidemie van de Spaanse griep. Belangrijker nog : geen enkele religieuze autoriteit dacht eraan om in het openbaar tot de H. Jozef te doen bidden of een bedevaart te organiseren. Een duidelijker teken van de verdwijning van het geloof in Canada is er niet. De geest van de wereld en zijn hang naar geld en genot, het individualisme en de cultus van de mens hebben het gehaald op de cultus van God en het ideaal van het leven in Nazareth.

Sint-Jozef, patroon van Canada, stond aan de wieg van Nieuw-Frankrijk. Hij begunstigde de katholieke renaissance in de 19de eeuw en riep een halt toe aan de golf van antiklerikalisme en goddeloosheid die het land in het begin van de 20ste eeuw overspoelde ; op de rots van het Oratorium van de Mont-Royal toonde hij zijn goedheid en zijn macht. Maar in de huidige apostasie en het misprijzen voor het Onbevlekte Hart van Maria wil hij geen wonderen meer doen of wie dan ook in bescherming nemen, tenzij degenen die deze devotie omarmen die God in de wereld wil instellen. Die laatsten zijn gemakkelijk te herkennen : liever dan hem gunsten voor zichzelf te vragen, bidden zij hem dat hij zich tot zijn kuise Bruid zou richten opdat zij het hart van de H. Vader zou raken.

broeder Pierre van de Transfiguratie
Hij is verrezen ! nr. 106, maart-april 2022