1 MEI 2016

De grootsheid van Sint-Jozef 

HEILIGE Jozef, rechtschapen en goede man, onze vader en onze beschermer, wie zou de verkondiger willen zijn van uw innerlijke grootsheid ? Ik zou het niet durven. En nochtans lijd ik er te zeer onder te zien hoe onbekend die grootsheid is om niet te proberen ze op mijn povere manier te verwoorden. Zoveel zielen zullen er wonderlijk door geholpen zijn ! Hij die de schoonheid en verfijndheid begrijpt van de liefde die u de Heilige Maagd Maria toedraagt, ook al is hij de grootste zondaar, zal de onweerstaanbare aantrekkingskracht van de deugd voelen. Sta me toe uw hart bloot te leggen om er de zorgvuldig bewaarde geheimen van te onthullen.

Niemand twijfelt eraan dat u de Maagd Maria, die nog een kind was toen haar ouders haar aan u als verloofde gaven, onnoemelijk hebt bemind. De spontane verrukking van de eerste Adam toen hij vlakbij zich Eva zag, de vrouw die God hem schonk, gelijkend op hem maar één en al zachtheid en charme, die verrukking was slechts een schaduw van de bovennatuurlijke bewondering en vreugde die uw hart vervulden toen u uiteindelijk uw ogen durfde te richten op dat heilig kind dat God u toevertrouwde binnen de zeer bijzondere en eeuwige banden van een kuis huwelijk. Een vurige liefde bloeide op in uw hart, dezelfde die elke man ervaart voor de vrouw die hij zich uitgekozen heeft. Dezelfde liefde maar verhevener, waardiger en sterker ; een liefde waarvan allen gedroomd hebben als een prachtig ideaal waarvan ze slechts de verre symboliek kunnen realiseren.

Ach ! Dat verlangen naar volledige zuiverheid, eeuwige kuisheid, uit liefde, in liefde, voor de liefde van een uitverkoren wezen dat er de wil van deelt en eraan meewerkt, dat overstijgt de vleselijke natuur die nochtans geworteld is in ons hart. U alleen, zwijgzame patriarch, hebt er de volmaaktheid van gekend op de dag waarop Maria, onze Moeder, in uw leven kwam. Het was de eerste liefde van uw allerzuiverste hart en het zou meteen de enige liefde worden.

Wie zou de kracht en de wijsheid, de gevoelige tederheid en de geestelijke opgewektheid kunnen uitdrukken van deze zeer menselijke genegenheid, van deze huwelijksliefde die zo goed beantwoord werd maar die ook zo heilig was dat alle hartkloppingen en bewegingen van de zinnen ondergeschikt bleven aan de verrukkingen van de ziel ? Deze liefde was goddelijk, niet in de leugenachtige betekenis zoals we die nu kennen van een verafgoding van het waanzinnig beminde schepsel. Deze liefde was goddelijk omdat zij zich volledig ontplooide in God die haar inspireerde en op soevereine wijze regelde.

In uw verrukking vroeg u zich af welke de plannen van de Allerhoogste zouden zijn met deze Onbevlekte Maagd, van wie u geen ogenblik dacht dat haar aardse lot enkel maar met het uwe zou verbonden zijn en helemaal ingenomen door de nederige dienst aan uw arm huishouden. Meegevoerd door de scherpzinnigheid van uw beminnend hart voorvoelde u de glorie van haar die zich, in uw nabijheid, tevreden stelde met van u te zijn. Enkel de overweging van uw nederigheid deed u zo’n grote gedachten onderdrukken die in u moeten omgegaan zijn. “ Zij, ja ! ”, dacht u, “ maar ik... ” U kon niet geloven dat God u wilde verbinden met de verhevenheid van haar die Hij verenigd had met uw huidige ellende.

Het is toen dat u haar, zonder dat er enige twijfel kon over bestaan, zwanger zag. Ze bleef nochtans rustig, sereen, bewonderenswaardig ingetogen, meer dan tevoren. Ze hield van u en omringde u met nog meer tederheid en zorg, die doordrongen waren van dezelfde maagdelijke schroom. Geen ogenblik kwam de gedachte in u op van een aanranding die ze zou ondergaan hebben, laat staan aanvaard. Eén enkele flits kwam in u op, waar u niet durfde op ingaan ondanks de bewonderenswaardige gaven van vurigheid, heilige opgewektheid, messiaanse vreugde waarvan ze u vervulde. O ja, die gedachte was heilig, ze maakte u dronken, ze vervulde u en deed uw hart overlopen ; ze sloot zich aan bij de sereniteit van Maria en gaf haar de zoete zekerheid dat u stilzwijgend hetzelfde hemelse geheim deelde. Stralend hoorde u in uzelf de Blijde Boodschap weerklinken, het Evangelie waarin op de oude profetieën die gisteren nog onbegrepen waren het licht valt : « Zie hoe de Maagd zwanger zal worden en een Zoon zal baren. En zijn Naam zal Emmanuël zijn. » De ‘almâh, de jonge en onschuldige, onbevlekte maagd – uw intuïtie verkondigde het vooraleer uw oor het hoorde van God : Zij was het !

Nochtans drong u deze gedachte terug, ondanks alle goede vruchten waaraan men haar goddelijke oorsprong kon kennen. Zo onnoemelijk nederig was u. En u besliste haar die het licht, de vreugde, de kracht, de heiligheid van uw leven was, discreet weg te zenden om te gehoorzamen aan de wet van God. Zo was uw bewonderenswaardige wijsheid. Vir justus et prudens, et timoratus ! U kende zichzelf niet het recht toe dit unieke mirakel te veronderstellen ! En nochtans kon u de zekerheid in uw binnenste niet verjagen. Het volstond u haar te bekijken, een verheven visioen van licht en goddelijke vreugde, om zeker te zijn dat heel dit mysterie in haar het werk van de H. Geest was. En dan, uzelf beschouwend, het hoofd buigend, wist u niet meer wat te denken, behalve dat het u niet toekwam uit te gaan van goddelijke intenties. Uzelf overtuigend van de plicht op gewone wegen te blijven, besloot u dus haar discreet weg te sturen. Het was aan Hem wiens werken zich reeds openbaarden in haar gezegende schoot om zich met haar bezig te houden en zich tot haar ware Echtgenoot en Vader te verklaren.

Het offer van Abraham die het zwaard hief boven Izaäk, zijn enige en welbeminde zoon, is niets in vergelijking met het offer dat u bracht toen u besloot om Maria aan te spreken en haar zachtjes voort te duwen tot aan de deur van uw woonst. Ja, u zou het doen, u zou uw welbeminde echtgenote aan de deur zetten, voor altijd, en haar terugbrengen naar haar ouders, omwille van Gods wet. Vervolgens zou u alleen terugkeren om in de eenzaamheid uw leven te voltooien. Ze had nog geen weet van uw plannen, zoals Izaäk toen hij de berg Moriah beklom, zijn kleine hand in de hand van Abraham die beefde. Maar soms rolde in uw atelier, ver van haar, een traan over uw gelaat
Toen verscheen u de Engel Gods in een droom en openbaarde u het geheim waaraan u niet durfde te denken. Uw verloofde Maria was wel degelijk die uitverkoren Maagd die van God de Emmanuël moest ontvangen en ter wereld brengen, volgens het orakel van de oude Jesaja. Het kwam u, de nederige vakman uit Nazareth, toe hem zijn Naam te geven : u zou hem Jezus noemen. U bleef verpletterd door de geweldige grootsheid van de rol die u aldus werd toebedeeld : haar echtgenoot te zijn en de vader van dit Kind in de ogen van de mensen en van God, zijn echte en unieke Vader. Het was uw troost te bedenken dat voor zo’n zware en roemvolle taak zij én Hij voortaan uw licht, uw liefde en uw kracht zouden zijn. Wat u zo aanvaard had te verliezen kreeg u honderdvoudig terug !

Leer ons trouw de wet van God na te leven, God die steeds het offer vraagt van net datgene wat Hij ons aan als het beste wil geven...

Abbé Georges de Nantes
« Mystieke bladzijden » nr. 21, maart 1970