19 JUNI 2016
Het primaatschap van Petrus
« Toen ze gegeten hadden vroeg Jezus aan Simon Petrus : “ Simon, zoon van Johannes, heb je Me lief (agapas) meer dan de anderen hier ? ” Hij antwoordde hem : “ Ja, Heer, Gij weet dat ik van U houd (philô). ” Jezus zei tot hem : “ Weid (boske) mijn lammeren ” « (Jo 21, 15).
Petrus zet zijn rol als leider voort. En Johannes ? Hoe staat het met hem ? Het is juist op deze vraag dat Jezus zal antwoorden door Petrus terzijde te nemen. Maar tevoren moet deze laatste zijn drievoudige verloochening herstellen door een drievoudige belijdenis van geloof en liefde.
Eerste vraag : Petrus, ben je nog steeds even fier over jezelf, denk je nog steeds de eerste te zijn ? Het antwoord is ontdaan van elke eigendunk. Petrus durft het woord « liefhebben » niet hernemen. Maar hij doet beroep op de kennis van Jezus : Gij weet het. Nochtans had hij luidruchtig de voorkennis van Jezus in twijfel getrokken toen deze de verspreiding van de kudde had aangekondigd : « Ook al komen ze allemaal ten val, ik zeker niet ! » (Mc 14, 29 ; Mt 26, 33).
« Nogmaals, voor de tweede keer, vroeg Hij : “ Simon, zoon van Johannes, heb je Me lief (agapas) ? ” – “ Ja, Heer, Gij weet dat ik van U hou (philô). ” Jezus zei tot hem : “ Weid (poimaine) mijn schapen ” « (Jo 21, 16).
Jezus nodigt hem niet meer uit zich met de anderen te vergelijken. Maar Hij bevestigt zijn voorrangsfunctie als Opperherder. « Petrus zal dus voortaan de herder van de kudde zijn », becommentarieert pater Lagrange, « in de plaats van Christus die niet langer zichtbaar zal zijn omdat Hij terug moet keren naar zijn Vader. De apostelen hebben hun zending ontvangen en het recht om zonden te vergeven of ze te weerhouden ; men kan hen dus ook herders noemen in vergelijking met de anderen. Maar vergeleken met de ene Herder vervoegen ze de kudde en zullen ze zelfs niet afzonderlijk vernoemd worden met een intermediaire functie. » Immers, door « lammeren » in « schapen » te veranderen toont Jezus aan dat Hij aan Petrus de ganse kudde toevertrouwt.
De werkwoorden boskein en poimainein, « weiden », zijn synoniemen. Maar de werkwoorden philein en agapan zijn dat niet. Er bestaat tussen beide een gradatie die we kunnen aanduiden door gebruik van de werkwoorden « houden van » voor philein en van « liefhebben » voor agapan. Het verschil is meer merkbaar wanneer Jezus voor de derde maal de vraag stelt, waarbij Hij nog slechts het werkwoord philein gebruikt, zoals Petrus.
« Nog een derde keer vroeg Hij : “ Simon, zoon van Johannes, houd ge van Mij ? ” Het deed Petrus pijn dat Hij hem voor de derde keer vroeg of hij van Hem hield, en hij zei : “ Heer, Gij die alles weet, Ge beseft toch wel dat ik van U houd. ” Daarop zei Jezus : “ Weid dan mijn schapen ” « (Jo 21, 17). Door deze derde keer maakt Petrus, vernederd, zijn drievoudige verloochening goed en wordt hij bekleed met de taak « zijn broeders te bevestigen », nu hij « teruggekeerd » is (Lc 22, 32).
« Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u : toen ge jong waart, deedt ge zelf uw gordel om en zijt ge gegaan waarheen ge zelf wilde. » Impulsief en vol eigendunk als je was ! « Maar wanneer ge oud zijt, zult ge uw armen uitstrekken en een ander zal u uw gordel omdoen en u brengen waar ge niet heen wilt » (Jo 21, 18). Deze keer kondigt Jezus zelf aan Petrus in bedekte termen aan dat hij Hem zal volgen tot in de dood, en wel de dood aan het kruis, maar in gehoorzaamheid en niet gedreven door zijn natuurlijke spontaneïteit !
« Hiermee kondigde Hij aan door wat voor dood Petrus God zou verheerlijken. En na deze voorspelling zei Hij tegen hem : “ Volg Mij ” « (Jo 21, 19). Het is niet zeker dat deze inlassing gebeurd is na het martelaarschap van Sint-Petrus, die aan het kruis geslagen werd in het Vaticaan, onder de regering van Nero, op 13 oktober van het jaar 64. Hem uitnodigen om Hem te « volgen » – zoals beloofd na de voetwassing : « Later zult ge Mij volgen » (Jo 13, 36) – betekent eenvoudigweg hem voorbestemmen om op zijn beurt de dood aan het kruis te ondergaan. Deze veroordeling brengt Jezus hier op voldoende sprekende wijze naar voren. Had Hij niet zelf « de armen uitgestrekt » in kruisvorm, gehoorzaam, zonder één enkel gebaar om zich te verdedigen, en had de beul hem niet omgord om Hem te verheffen aan het Kruis, waarbij Hij gevoerd werd daar waar zijn natuur het niet wilde, zoals Hij zelf had ervaren tijdens de doodsstrijd die door de synoptici verhaald wordt (cf. Jo 12, 27) ?
« Petrus keek om en zag dat de leerling van wie Jezus hield, Jezus volgde. Het was de leerling die zich bij de maaltijd vertrouwelijk naar Hem had toegekeerd en gevraagd had : “ Wie is het, Heer, die U zal overleveren ? ” Met een blik op hem vroeg Petrus aan Jezus : “ En hij dan, Heer ? ” Jezus antwoordde hem : “ Als Ik hem wil laten blijven tot aan mijn komst, wat gaat u dat dan aan ? Volg Me maar ! ” « (Jo 21, 20).
In deze woorden ligt een groot mysterie waarop we zullen terugkomen bij het commentariëren van de toespraak tijdens de middag van Hemelvaart. De eerste van de Herders is Petrus, de Plaatsvervanger van Christus. Maar degene van wie Jezus houdt, is Johannes ; die ligt hem het nauwst aan het Hart. Voor eerstgenoemde is er nog een lange weg af te leggen, tot aan het martelaarschap. De tweede « blijft », zoals de Maagd Maria, van wie hij op een mysterieuze manier onafscheidelijk is sinds hij haar als moeder gekregen heeft aan de voet van het Kruis.
« Zo ontstond onder de broeders het gerucht dat die leerling niet zou sterven. In feite had Jezus aan Petrus niet gezegd : “ Hij zal niet sterven ”, maar alleen : “ Als Ik hem wil laten blijven tot aan mijn komst ” « (Jo 21, 23).
Terwijl Petrus Jezus moet volgen in het Geloof, en soms op een onvolmaakte manier (Ga 2, 11-14), is Sint-Jan, de leerling van wie Jezus hield, degene die « blijft ». Waar ? In de Liefde. Het Geloof en ook de Hoop zullen voorbijgaan, terwijl « de Liefde nooit overgaat » (1 Cor 13, 8). Het schijnt dat de hoge leeftijd en de dood van Johannes te Efese legendarisch zijn. In elk geval veronderstelt dit vers veeleer de dood van de leerling, zoals Annie Jaubert opmerkt. Men moet dit vers verbinden aan de verzen 24 en 25 die door leerlingen van Johannes bij wijze van besluit zijn toegevoegd aan het vierde Evangelie, het werk van hun meester.
Maar de Leerling die Jezus liefhad, is in de Kerk het beeld en misschien de woordvoerder van Onze-Lieve-Vrouw, die zelf « niet stierf » en met haar lichaam in de Hemel zal opgenomen worden, om bij Jezus te regeren over de lotsbestemming van de Kerk. De kerkelijke hiërarchie zelf zal niet altijd blijven bestaan. Ze zal zelfs gestraft worden als ze in gebreke blijft, voor eeuwig, want alle mensen zullen geoordeeld worden volgens de Liefde, waarvan het Onbevlekt Hart van Maria de vurige haard is. Als de avond over het leven valt blijft slechts één ding, de Liefde. Men moet alles uit liefde doen.
Abbé Georges de Nantes
CRC nr. 347, juni 1998, p. 26