8 MEI 2016

De eeuwige toekomst in de Hemel

Jugement dernier, Conques

ONZE Vader in de Hemel, vanaf de dag dat ik in U geloofd heb, heb ik geen enkel onbehagen meer gevoeld... Neen, helemaal niets ; neen, ik betreur niets, noch het goede noch de lasten, noch het leven noch de dood, noch tranen noch gelach. Niets van wat voorbij is, laat in mij de weemoed achter van het « nooit of te nimmer meer ». Integendeel, U laat in mijn hart de belofte weerklinken van het « alsmaar meer en beter ! » Wat zal U mij dan geven in die eeuwigdurende toekomst wat mij kan troosten voor wat me voorgoed ontglipt is ? Uw Aanwezigheid, o mijn God, uw Gelaat en ook, in het licht van uw Glorie, al het verdwenen goed dat ik terug zal vinden in U, bewaard, verlevendigd en gered. Waarom zou ik daaraan niet denken als dit gelukzalig visioen van vrede mijn spijt verandert in een van ongeduld popelende verwachting van de nabije Hemel, en mijn huidige dood in leven !

Sinds ik U echt bemin, is mijn geloof zo sterk geworden dat uw Woonplaats voor mij als een plaats op aarde is waarvan ik slechts een nachtreis verwijderd ben. Dat “ elders ” is in mijn geest aanwezig als het wondere land waarheen ik uiteindelijk zal gevoerd worden. Ik zal op een avond vertrekken, alles achterlatend, en de volgende morgen zal U me alles teruggeven, daar waar ik heenga, alles behalve het slechte, de zonde, de scheiding en de dood. Ik ben vertrekkensklaar en ben erop uit de sirene te horen, het signaal dat men de trossen losgooit. Zal ik hen die ik hier achterlaat ginds niet terugvinden, samen met de anderen die de zee reeds overgestoken zijn en de nacht doorkruist hebben ? Die beelden, die herinneringen, dat verwelkt boeket, neen, niets blijft bestaan hier op aarde. Maar alles wat geestelijke schittering was, tederheid van de ziel en zuivere vreugde zullen wij terugvinden aan de eeuwige oevers waarheen U ons brengt, na de lange zwerftocht.

Jezus heeft zijn leerlingen het vlees en de wijn van zijn Bruiloftsbanket beloofd. Om hier op aarde beter in onthouding te kunnen leven en ons lichaam te kastijden, is het ongetwijfeld goed voor ons de voelbare vertroostingen te kennen van dat « oord van verkwikking, van licht en van vrede » waarin we zullen binnentreden, overmand door vermoeidheid en kwalen. Maar de aard van dat hemels voedsel speelt nauwelijks een rol. Mijn zintuigen, mijn hart hebben er zo weinig van nodig om te bezwijmen van genot en vreugde ! Dit lichaam, dat God ook schiep voor de gelukzaligheid, zal tot in de meest nederige en verborgen plekken overspoeld worden door een ander schitterend, immens geluk.

Het geluk U te zien zal al mijn verlangens overstelpen. Het zal mij echter geen afstand doen nemen van de andere goede dingen die ik van uw goedheid kreeg en die ik, als ware schatten, over de dood heen, zal meevoeren in mijn samengeknepen vuist. De Hemel, dat zijn de anderen, alle anderen die het waard zijn herboren te worden in U. Sint-Augustinus zegt dat U, o Vader, het Geheugen bent dat elk schepsel bewaart en slechts naar het niets verwijst wat zondig is, de dwaling en alle lelijkheid van deze vergankelijke wereld. In U zal ik mij alles herinneren, en beter nog. U, Zoon van God, Jezus Christus, bent het Woord van Wijsheid waarin ik de redenen van alle dingen en gebeurtenissen zal begrijpen. U, Heilige Geest, bent de Gave van Liefde en door U zullen wij in de Hemel branden van de liefde die wij op aarde gaven en kregen als ouders, als kinderen.

Wat zal de Hemel zijn, mijn God ? « En de rechtvaardigen zullen verzadigd worden, ze zullen in aanwezigheid van God jubelen van menselijke gelukzaligheid en goddelijke vreugde », zingt de Psalmist !

Maar wat mij meer aantrekt in die morgen van mijn hoop is het ware, het goede, het schone dat ik ontmoet heb en nooit vergeten ben. Meer dan alles : de lieflijkheid, de intelligentie, de gave in de uitwisseling van blikken, waarvan ik het vreselijk jammer zou vinden dat ze voor altijd verloren zijn. Maar ik zal ze terugvinden, aan die lange, lange tafel van het eeuwige Bruiloftsmaal, allemaal veel mooier dan op aarde, stralend, met ogen die schitteren van een heilige vreugde, in de vreugde elkaar teruggevonden te hebben en verzameld te zijn rondom hun Vader. Voor anderen zijn dit woorden. Voor hier is het de Hoop. En ik vind het goed dat ze nog te menselijk blijft, deze verwachting van de verrijzenis van het lichaam en van de beloofde volmaakte gemeenschap.

Het is U welgevallig te zien hoe uw zonen en dochters er vurig naar verlangen elkaar terug te vinden, te omhelzen en plaats te nemen aan uw tafel, voor de mystieke Bruiloft van het Lam.

Als die kruimels van geluk, die ik zal ontvangen door de glorievolle aanwezigheid van uw schepsels, voor mij volstaan om vervuld te worden van verlangen naar de eeuwige Heuvels, wat zal het dan zijn, o mijn Schepper en zoete Verlosser, als ik, alleen met U van aangezicht tot aangezicht, van uw eigen Leven en uw Wijsheid het mystieke Brood en de Wijn van Liefde zal ontvangen waarmee u mij mateloos zal verblijden ?

abbé Georges de Nantes « Pages mystiques » nr. 2, maart 1968