26 MAART 2017
De genezing van de blindgeborene,
openbaring van het Hart van Jezus
MET het verhaal over de Samaritaanse vrouw hebben we gezien hoe Jezus het hart van de heilige vrouwen van het Evangelie wist te veroveren. Jezus heeft bewezen dat in die joodse wereld, waar de vrouwen geminacht werden, voor Hem man en vrouw dezelfde aandacht verdienen, dezelfde genegenheid, want de ene zowel als de andere zijn geroepen tot dezelfde bekering.
Men is ontroerd door de bekommernis van Jezus voor vaak zondige vrouwen, want zo zijn zij, door de liefde van Christus, teruggevoerd tot de juiste volmaaktheid. Waarom heeft Hij de Samaritaanse uitverkozen, waarom is zij de eerste persoon geweest aan wie Jezus geopenbaard heeft dat Hij de Redder van de wereld was? Dat is gebeurd naar zijn believen.
Jezus zal op dezelfde wijze handelen tegenover mannen. Denk aan Mattheüs, Zacheüs... En er is er één die zich vandaag aan ons voordoet en aan wie Sint-Jan een volledig hoofdstuk heeft gewijd: de blindgeborene van Jeruzalem.
« In het voorbijgaan zag Hij een man die blind was van zijn geboorte af. Zijn leerlingen vroegen Hem: “Rabbi, wie heeft gezondigd, hijzelf of zijn ouders, dat hij blind geboren werd?”»
Het was de theorie van de Joden dat ziekte de straf was van de zonde. Die ongelukkige blindgeborene werd geminacht omdat hij ervan verdacht werd een groot zondaar te zijn, hij of zijn ouders. Jezus zal van die opvatting van de dingen brandhout maken.
Letten we goed op de manier waarop Jezus dit zal aanpakken opdat die man ertoe komt Hem te erkennen als zijn Verlosser. Terwijl we de liefde opmerken die uitgaat van het Hart van Jezus om deze blinde tegemoet te komen, hem aan te raken, hem met dankbaarheid te vervullen, in die mate dat hij Jezus wil kennen en zich voor altijd aan hem wil hechten, zullen we aan onszelf denken: ongetwijfeld is Jezus voorbij gekomen in ons leven door iets te bewerken wat gelijkt op deze genezing van de blindgeborene...
« Jezus antwoordde: “Noch hij noch zijn ouders hebben gezondigd, maar de werken Gods moeten in hem openbaar worden. Wij moeten de werken van Hem die Mij gezonden heeft, verrichten zolang het dag is. Er komt een nacht en dan kan niemand werken. Zolang Ik in de wereld ben, ben Ik het licht van de wereld.”»
Gods Daadkracht ligt in de macht van zijn Barmhartigheid: zij is het die deze blinde gaat genezen door middel van het Hart van Jezus. Jezus is het licht der wereld en iedereen zal bijgevolg geoordeeld worden in de mate waarin hij dat licht ziet of niet ziet. Rondom Jezus staan de Farizeeën die hem bedelven onder de vragen, hem ten gronde willen richten... Zij zijn de blinden. Wat de blindgeborene betreft, hij zal weldra zien.
« Toen Hij dit gezegd had, spuwde Hij op de grond, maakte met het speeksel slijk, bestreek daarmee de ogen van de man en zei tot hem: “Ga u wassen in de vijver van de Siloam” (wat betekent: Gezondene). Hij ging er naar toe, waste zich en kwam er ziende vandaan.
Bewonderenswaardige beknoptheid van het Evangelie van Sint-Jan. Maar waarom maakt Jezus dat slijk? Hij had hem kunnen genezen met één enkel woord zonder zich te vermoeien... Maar neen, we zien hoe Jezus daar moeite doet, Hij maakt een beetje slijk met speeksel en legt het zorgvuldig op de ogen van de blinde. Dat is ontroerend! De blinde weet in die tussentijd niet wat er gebeurt en welk soort behandeling dit kan zijn. Hij wacht af.
Die man die blind geboren is, is in heel Jeruzalem bekend. En wat doe hij van zodra hij ziet? Hij getuigt van het mirakel dat net gebeurd is.
« Zijn buren nu en degenen die hem vroeger hadden zien bedelen, zeiden: “Is dat niet de man, die zat te bedelen?” Sommigen zeiden: “Inderdaad, hij is het.” Anderen: “Neen, hij lijkt alleen maar op hem.” Hijzelf zei: “Ik ben het!” Toen vroegen ze hem: “Hoe zijn dan uw ogen geopend?” Hij antwoordde: “De man die Jezus heet, maakte slijk, bestreek daarmee mijn ogen en zei tot mij: Ga naar de Siloam en was u. Ik ben dus gegaan, waste mij en kon zien.” Ze vroegen hem toen: “Waar is die man?” Hij zei: “Ik weet het niet.”»
Hoe gelijkt die blinde op ons, hij is zo menselijk. Men herinnert zich steeds, en tot in de kleinste details, de omstandigheden, de personen, alles wat ons bijvoorbeeld geleid heeft tot de genezing van een ernstige ziekte. En hij zal zijn leven lang in staat zijn tot in de kleinste details te vertellen hoe Jezus slijk gemaakt heeft en dit op zijn ogen gestreken heeft, en hoe Hij vervolgens weggegaan is.
« Men bracht nu de man die blind geweest was bij de Farizeeën. De dag waarop Jezus slijk had gemaakt en zijn ogen geopend, was namelijk een sabbat. Ook de Farizeeën vroegen hem dus hoe hij het gezicht herkregen had. Hij zei hun: “Hij deed slijk op mijn ogen, ik waste mij en ik zie.” Toen zeiden sommige Farizeeën: “Die man komt niet van God, want Hij onderhoudt de sabbat niet.” Anderen zeiden: “Hoe zou een zondig mens zulke tekenen kunnen doen?” Zo was er verdeeldheid onder hen.»
Zelfs onder de Farizeeën is er verdeeldheid van harten, want het is het hart dat het verstand verlicht: de enen zijn blind, de anderen zien helder.
« Zij richtten zich opnieuw tot de blinde en vroegen: “Wat zegt gijzelf van Hem, daar Hij u toch de ogen geopend heeft?” Hij antwoordde: “Het is een profeet.”»
Bewonderenswaardige belijdenis van geloof van deze eenvoudige man tegenover hen die beweren de zuiverste en meest volmaakte mensen te zijn. Hij ziet ze van aangezicht tot aangezicht en daagt de meest arrogante onder hen uit.
« De Joden wilden niet van hem aannemen dat hij blind was geweest en het gezicht herkregen had, eer zij de ouders van de genezene hadden laten komen. Zij stelden hun toen de vraag: “Is dit uw zoon, die volgens uw zeggen blind geboren is? Hoe kan hij dan nu zien?” Zijn ouders antwoordden: “Wij weten dat dit onze zoon is en dat hij blind is geboren, maar hoe hij nu zien kan, weten wij niet; of wie zijn ogen geopend heeft, wij weten het niet. Vraagt het hemzelf, hij is oud genoeg en zal zelf zijn woord wel doen.” Zijn ouders zeiden dit omdat zij bang waren voor de Joden, want de Joden hadden reeds afgesproken dat al wie Hem als Messias beleed uit de synagoge gebannen zou worden. Daarom zeiden zijn ouders: “Hij is oud genoeg, vraagt het hemzelf.”»
Dit alles bewijst dat op het moment van het mirakel, in de laatste maanden van het openbaar leven van Jezus te Jeruzalem, de Farizeeën tegen Jezus gericht waren en de mensen vervolgden die ook maar het minste contact met Hem hadden.
Het gaat steeds zo bij vervolgingen. Hoe moet iemand die de vijand is geïsoleerd worden? Men zaait angst, paniek, terreur rondom hem zodat de mensen hem niet volgen, dat ze niet zeggen wat ze denken. Het is uit angst en lafheid dat de ouders zeggen: ondervraag hem zelf.
We zijn getuige van een drama waarbij iedere acteur zijn rol speelt. De ene gaat naar zijn redding toe, de andere loopt vast in een definitieve verblinding.
« Voor de tweede maal riepen zij nu de man die blind was geweest bij zich en zeiden hem: “Geef eer aan God. Wij weten dat die man een zondaar is.” Hij echter antwoordde: “Of Hij een zondaar is, weet ik niet; één ding weet ik wel: dat ik blind was en nu zie.”»
Onze blinde beweert niet hen de les te willen spellen noch met hen te discussiëren over theologie, want zij zijn de meesters. Het komt hen toe te oordelen en te bepalen wie zondaar is, wie onschuldig, wie een ware profeet. Maar van één ding is hij zeker en daarvan getuigt hij: «Ik was blind en dankzij Hem, Jezus, zie ik. Voor het overige is het aan jullie om te oordelen.»
« Daarop vroegen zij hem wederom: “Wat heeft Hij met u gedaan? Hoe heeft Hij uw ogen geopend?” Hij antwoordde: “Dat heb ik al verteld, maar gij hebt niet geluisterd. Waarom wilt gij het opnieuw horen. Wilt gij ook soms leerlingen van Hem worden?”»
Hier engageert hij zich wat meer voor Christus. Hij is niet de dupe van de hypocrisie van de Farizeeën en hij zal er een heimelijk plezier in scheppen die te ontmaskeren. Door dit te doen weet hij dat hij zich verwijten, pesterijen, en misschien erger op de hals zal halen, maar hij aarzelt niet en toont ons hoeveel hij reeds aan Jezus gehecht is, veel meer dan aan zijn reputatie of toekomst.
« Toen zeiden zij smalend tot hem: “Jij bent een leerling van die man, wij zijn leerlingen van Mozes. Wij weten dat God tot Mozes gesproken heeft, maar van deze weten wij niet waar Hij vandaan is.”»
Het gaat steeds om dezelfde hindernis: men weet niet vanwaar Jezus gekomen is. Jezus doet nooit de moeite daarop een antwoord te geven: neen, ik kom niet uit Nazareth, zoals jullie denken, ik ben geboren te Bethlehem. Hij verlaagt er zich niet toe met die mensen te discussiëren. Als men zijn werken ziet, als men zijn woord hoort, heeft men er geen nood aan te vragen waar Hij vandaan komt. Trouwens, onze blinde vergist zich daar niet in en antwoordt hen met een superieure intelligentie.
Men moet zich in zijn plaats stellen. Als men sinds zijn geboorte blind was en men plots helder ziet, dan is dat wonderlijk. Deze man leeft sinds het moment van zijn genezing in een soort droom. Hij laat onophoudelijk in zijn geheugen de gebeurtenissen, de woorden van Jezus defileren en hij probeert te weten te komen wie die man wel mag zijn die voor hem, hij die niets is, zoiets gedaan heeft.
« De man gaf hun ten antwoord: “Dit is toch wel wonderlijk, dat gij niet weet vanwaar Hij is; en Hij heeft mij nog wel de ogen geopend! Wij weten dat God niet naar zondaars luistert, maar als iemand godvrezend is en zijn wil doet, dan luistert Hij naar zo iemand. Nooit in der eeuwigheid heeft men gehoord dat iemand de ogen van een blindgeborene heeft geopend. Als deze man niet van God kwam, had Hij zo iets nooit kunnen doen.”»
En zo leest hij dus de Farizeeën de les door hen een evidentie voor te houden die ze zelf als eersten hadden kunnen aanvaarden: als die man niet van God kwam, zou hij zoiets niet hebben kunnen doen. In tegenstelling tot zijn ouders heeft hij geen angst, helemaal niet, hij jubelt van vreugde en in zijn binnenste denkt hij dat hij de kans van zijn leven gehad heeft om een profeet te ontmoeten die even groot en machtig is als Elia en Elisa.
« Zij voegden hem toe: “In zonden ben je geboren, zo groot als je bent, en gij wilt ons de les lezen?” Toen wierpen ze hem buiten. Jezus vernam dat men hem buiten geworpen had en toen Hij hem aantrof, zei Hij: “Gelooft ge in de Mensenzoon?” Hij antwoordde: “Wie is dat, Heer? Dan zal ik in Hem geloven.” Jezus zei hem: “Gij ziet Hem, het is Degene die met u spreekt.” Toen zei hij: “Ik geloof, Heer.” En hij wierp zich voor Hem neer.»
We treffen een volledige parallel aan met de scène van de Samaritaanse vrouw. Onze blinde werpt zich voorover terwijl de Samaritaanse snel vertrokken was om het goede nieuws aan de mensen van haar dorp te melden, maar het is dezelfde gemoedsbeweging.
« En Jezus sprak: “Tot een oordeel ben Ik in deze wereld gekomen, opdat de niet-zienden zouden zien en de zienden blind worden.” Enkele Farizeeën die bij Hem stonden, hoorden dit en zeiden tot Hem: “Zijn ook wij soms blind?” Jezus antwoordde: “Als gij blind waart, zoudt gij geen zonde hebben, maar nu gij zegt: wij zien, blijft uw zonde.”»
De nederige die niet zag, ziet voortaan door de barmhartigheid Gods, en dankzij dit mirakel gelooft hij. De Farizeeën die beweerden even goed met hun echte ogen te zien als met die van hun verstand en die om die reden over alles oordeelden zonder Jezus, de Meester die hen gezonden was, moeten weten dat ze in feite blind zijn.
Maken we gebruik van de lezing en de korte overweging van dit evangelie om Jezus liefdevol in de communie te ontvangen. Zoals bij de blindgeborene komt onze liefde tot uiting door de moed waarmee we ons geloof verdedigen. Jezus houdt van moedige mensen, en zoals we gezien hebben was de blindgeborene moedig; hij had als een lafaard kunnen verdwijnen... en bij zichzelf zeggen, op het moment dat hij het zicht terugkreeg, dat het niet het moment was om moeilijkheden met de politie te zoeken... Neen, zijn moed komt voort uit zijn goed hart dat door Jezus geraakt werd. Hij gaat getuigenis afleggen. Tussen Jezus en Hem is een stroom overgesprongen... Daarom zal Jezus trouwens zijn best doen om hem opnieuw te ontmoeten.
Laat ons beseffen dat Jezus een ziel heeft veroverd. Hij heeft dit gedaan, niet om aan de Farizeeën te bewijzen dat Hij Zoon van God is: het is een mirakel van zuivere liefde. Hij heeft gehouden van die blindgeborene. Waarom? Dat is zijn geheim. Maar wat we gezien hebben is dat zijn liefde in die man een vuur van liefde ontstoken heeft, een diepe erkenning, en in die vurigheid heeft de man meteen beseft en geloofd dat Jezus de Zoon van de levende God was.
Sinds onze kindertijd hebben we zo dikwijls Jezus ontmoet in het sacrament van zijn vergeving... Hij heeft ons zo dikwijls genezen van onze verblinding en zovele andere ongeregeldheden... Denken we daaraan en laten we in het intimiteit van de communie voor Jezus dezelfde warme gevoelens hebben als de blindgeborene van het Evangelie gehad heeft voor zijn Redder.
Abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de homilieën van 28 maart 1993 en 6 april 2000