16 APRIL 2017
De Verrijzenis is een historisch feit
OP deze Paasmorgen laat de Kerk ons mediteren over het bezoek van de H. Petrus en de H. Johannes aan het graf. De Sabbat die volgde op de dood van Jezus was toen de dag van de grote rust, waarop Jeruzalem een uitgestorven stad leek. De dag erna was de eerste dag van de week waarop men zijn activiteiten begon te hernemen, maar vrij traag, temeer daar de rust van Pasen acht dagen duurde. Die morgen waren de heilige vrouwen naar het graf gegaan om het Lichaam van Jezus te balsemen.
Sint-Jan vestigt onze aandacht op de figuur van Maria Magdalena. Ze gaat naar het graf en ziet dat de steen weggerold is. Ze haast zich om Simon Petrus te zoeken omdat hij het hoofd is. De naam “Simon Petrus” verbindt zijn primitieve Hebreeuwse naam aan die welke Jezus hem gegeven heeft. Zo wordt benadrukt dat zij de grote verantwoordelijke gaat zoeken, hij die nu de plaats van Jezus inneemt.
« Simon Petrus en de andere door Jezus beminde leerling». Ze zei tot hen: « Ze hebben de Heer uit het graf genomen». We moeten ons verplaatsen naar de situatie van die tijd. De Verrijzenis lijkt ons geen wonderlijk gegeven, dusdanig zijn we gewoon geraakt ervan te horen spreken, maar voor hen was het absoluut een ongehoord iets. Anderzijds hadden ze erin geloofd dat Jezus de Messias was die niet kon sterven alvorens heel zijn zending verwezenlijkt te hebben, en nu... was Hij dood! Dit verklaart dus hun eerste gedachte: men heeft het lichaam van de Heer weggenomen.
Petrus en Johannes gaan op weg naar het graf en het Evangelie geeft dit detail: « De andere leerling snelde Petrus vooruit en kwam het eerst bij het graf aan.»
Met dergelijk detail voor ogen zijn er drie oplossingen:
- deze van de Kerkvaders, die woord voor woord de evangelisten geloven en er een allegorie van maken;
- deze van de modernisten die zeggen dat Sint-Jan dit verhaal verzonnen heeft om ons iets anders te doen inzien; dan geeft men de tekst niet langer zijn historische waarde, maar een mythische betekenis;
- deze waarbij men zegt dat Sint-Jan zijn herinneringen met veel zin voor detail vertelt: het is uit het leven gegrepen, er komen geen symbolen te pas aan dergelijke passages, maar eenvoudigweg een absoluut bewijs van historiciteit. We krijgen hier het verhaal van de man die de gebeurtenis beleefd heeft, die verhaalt wat hem overkomen is: hij komt aan bij het graf, hij gaat er niet binnen en buigt zich voorover om te zien wat er binnen te zien is en hij ziet de zwachtels die op de grond gevallen zijn.
Petrus komt aan en gaat binnen omdat hij de leider was. Hij is binnengegaan, heeft de zwachtels op de grond zien liggen en verder, afzonderlijk opgeplooid in een hoek, de soudarion, de lijkwade. Dan gaat ook Johannes naar binnen en ziet het geheel; en in zijn verhaal zegt hij ons eenvoudigweg, en dat is bewonderenswaardig: « En hij zag en geloofde».
Dit volstond voor hem om te geloven, dat is absoluut verbazingwekkend. Het is nog demonstratiever, zou men kunnen zeggen, dan de aanblik van de engelen die verschenen waren aan de heilige vrouwen, en zelfs meer dan de aanblik van Jezus die hen verschijnt. Men ziet dat daar een verrijzenis heeft plaats gevonden: een lichaam dat niet langer in de fysieke toestand is van weleer is terug tot leven gekomen. Dat Sint-Jan, die de beste van de apostelen was, zegt dat « hij nog niet begrepen had dat volgens de Schrift Jezus uit de doden moest opstaan», toont aan dat het nodig was dat hij zag: « en hij zag en geloofde».
Het is goed dat ze niet zomaar lichtgelovig geweest zijn, want ze moesten de getuigen worden die konden getuigen over wat ze gezien hadden en over de zin van de verschijningen waarmee ze bevoorrecht waren. Sint-Jan zegt ons dat hij, nog voor Jezus levend aan hen verschenen was, geloofde, maar dat hij geloofde omwille van de bewijzen omdat hij het linnen gezien had.
Wij katholieken weten dat de gebeurtenis van de Verrijzenis een wetenschappelijk feit is, een bewezen feit dat volstond om aan de apostelen het Geloof te schenken nog voor Jezus hen verscheen. Het gebeuren is vandaag wetenschappelijk bewezen door de H. Lijkwade, die men kan analyseren, fotograferen. Laten we er zeer zeker van zijn dat de Verrijzenis van Jezus een historisch feit is, een wetenschappelijke waarheid. Jezus werd in het graf gelegd nadat Hij gekruisigd was en zijn Hart doorboord was. Hij is dus werkelijk gestorven en toch is Hij levend uit het graf gekomen.
En het is dan dat ons Geloof als volgt besluit: dus deze Jezus van Nazareth was werkelijk, zoals Hij gezegd had, de Zoon van God, de ware God gezonden door zijn hemelse Vader voor onze redding. Het is op deze stabiele basis van de historische gebeurtenis van de Verrijzenis waarvan we zeker zijn, dat we de genade van het Geloof ontvangen, dat we geloven dat Jezus onze Verlosser is.
We kunnen dus deze paasmis met Geloof bijwonen omdat de verrezen Christus op het altaar zal komen met zijn Lichaam, zijn Bloed, zijn Ziel en zijn Goddelijkheid, levend, om zijn offer ten bate van ons opnieuw tegenwoordig te stellen. Dit zou Hij niet hebben kunnen doen als zijn Lichaam in het graf gebleven was.
Laten we inzien dat alle dogma’s van ons Geloof wonderlijk samenhangen. We kunnen ons dus met heel de Kerk verheugen want het is niet vergeefs dat wij geloven omdat Christus werkelijk verrezen is.
abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de homilie van 5 april 1986