21 MEI 2017

Hoe stort de H. Geest
zijn gaven uit in onze ziel?

OP deze zesde zondag na Pasen laat de Kerk ons het veertiende hoofdstuk uit het Evangelie van Sint-Jan overwegen. Hierin belooft Jezus, alvorens ten Hemel te varen, aan zijn apostelen hen niet als wezen achter te laten door hen een andere verdediger te zenden: de Geest van Waarheid die hen zal helpen trouw te blijven aan zijn geboden. Wat kunnen wij zeggen over deze Geest van waarheid? Hoe is de H. Geest werkzaam in onze zielen? Wat is het onderricht van de Kerk over deze Vertrooster die Jezus beloofd heeft te zenden naar zijn Kerk?

De H. Geest is ons gegeven als onze Vriend, als de Gast van onze ziel.

Hoe gaat Hij in onze zielen het stempel van zijn manier van denken en handelen nalaten?

God, dat wil zeggen de H. Geest, is werkzaam in ons door ons de morele deugden te geven. Maar er is een meer volmaakte manier: dit gebeurt wanneer God ons niet alleen zijn deugden geeft, de kracht die ons in de richting van het goede duwt, maar ons bovendien ook zijn geestelijke gaven geeft.

Welke zijn de gaven van de H. Geest?  In welke zin zijn de gaven van de H. Geest meer volmaakt dan de deugden? Dit zit een beetje delicaat in elkaar en wel als volgt: wanneer God ons deugden schenkt, door zijn genade, stelt Hij ons in staat om te kunnen en te willen handelen, geleid door zelfcontrole, vanuit ons eigen initiatief, voor het goede.

Zo geeft God ons bv. de deugd van de voorzichtigheid, en dus zullen wij bij onze handelingen, bij onze beslissingen, nadenken en zullen we, op een ons geheel eigen wijze, beslissen om zus of zo te handelen. We bezitten dan de deugd van de voorzichtigheid. Of nog bv. de deugd van de matigheid: tegenover deze of gene aardse voldoening weten we precies hoe ervan te genieten in de mate waarin God het wil, en weigeren we wat overbodig zou zijn.

Dat alles lijkt ons enkel vanuit onszelf te komen en nochtans, als de genade van God hier niet aanwezig was, zouden we helemaal niet in staat zijn om deze deugden te hebben. Dus, in eerste instantie, geeft God ons de kracht om vooruitgang te maken, op een manier die ons helemaal ons eigen initiatief lijkt te zijn. De theologen merken op dat deze manier van handelen volgens onze deugden zeer onvolmaakt is. Vanuit de voorzichtigheid weten we niet altijd goed voor en tegen af te wegen, en onze beslissingen worden niet altijd gekenmerkt door een heel grote wijsheid.

Er is een veel volmaakter manier waarop God zich manifesteert aan onze ziel, waarop de H. Geest in ons verstand zijn stempel drukt van zijn manier van doen: het zijn de gaven. En daar geeft God ons geen deugden die ons toelaten te handelen onder onze controle, maar een innerlijke soepelheid die maakt dat wij beantwoorden aan zijn invloed, aan zijn ingevingen, en dat we het goede doen op een manier waarvan de H. Thomas zegt dat ze als het ware "goddelijk" is. We zijn niet langer zomaar deugdzame, goede mensen, maar op dat ogenblik wordt de christen als een van binnenuit volledig geheiligd wezen dat afgaat op het goede als door goddelijke instincten gedreven, zoals de H. Thomas zegt.

  • Een gave van de H. Geest die ons bekend is, die we allemaal ervaren hebben, is de gave van vroomheid. De vroomheid is een gave die beantwoordt aan de deugd van de godsdienstigheid. Door de deugd van godsdienstigheid zijn we geneigd onze plicht te doen tegenover God, onze taken tegenover God te vervullen. We doen dit soms zelfs met een zekere voldoening. Maar tenslotte zijn wij het die onszelf bevelen, terwijl de vroomheid een gave van de H. Geest is, een gemoedsbeweging binnen onszelf die ons naar God doet gaan met liefde, met vreugde, met gemak, met verbondenheid. Deze gave is veel volmaakter dan de deugd van de godsdienstigheid.
  • Nemen we een ander voorbeeld: de gave van de raad. De gave van de raad is van een hoger niveau dan de deugd van voorzichtigheid. Bij de deugd van voorzichtigheid gaan we de redenen om iets wel of niet te doen tegen elkaar afwegen. Soms duurt deze afweging lang en is ze heel onzeker. Wanneer we een beslissing nemen heeft God ons geholpen om deze afweging te doen en tot een besluit te komen. Maar in sommige omstandigheden van het leven lijkt het dat iemand ons verstand aanstuurt en dat hij ons doet handelen op zijn manier, geheel intuïtief, rechtstreeks, snel en zeer overtuigend. Dat is de gave van raad. Het is de H. Geest die zich boven ons verstand stelt en die, om zo te zeggen, in ons handelt. Om deugden en gaven met elkaar te vergelijken kan volgend beeld helpen: de deugden zijn als een man die roeit om een meer over te steken; de gaven zijn als een man die de zeilen hijst en die door de H. Geest voortgestuwd wordt. Deze laatste gaat met snellere, lichtere tred vooruit, met minder inspanningen en op een veel vastere manier.
  • Er zijn gaven van de H. Geest die een courante toepassing kennen. De gave van sterkte bijvoorbeeld: ze staat ons niet alleen toe moedig te handelen, zoals de deugd van kracht ons de kracht geeft in de versterving, in de onderwerping aan de (klooster)regel, in de onderwerping aan de wetten van God. Meer nog: de gave van sterkte is een soort van zoet verlangen dat we hebben om iets wat lastig en zelfs heroïsch is goed te doen.

Hiervan geven heiligen zoals de H. Theresia van het Kind Jezus ons een voorbeeld. De heiligen hebben deze gave van sterkte dag in dag uit gekend, in alle details van hun leven. Hierdoor konden ze dingen volbrengen die voor ons absoluut bovenmenselijk zijn, en dit met een soort van gemak dat een en al verbazing wekt. We denken vooral aan jonge meisjes zoals de H. Blandine, de H. Jeanne d’Arc, de H. Theresia...

Maar er zijn gaven die veel verhevener zijn en veel zeldzamer benut worden, omdat ze de grenzen van ons verstand aanspreken. Bijvoorbeeld de gave van kennis, die beantwoordt aan de deugd van hoop. Veel mensen weten niet wat de gave van kennis is; ze beelden zich in dat het de kennis is zoals men die verwerft in het college. De kennis die men verwerft in de colleges is absoluut nutteloos voor de mens en zijn redding. Daar tegenover staat de hier bedoelde kennis voor een wonderlijke gave van God die als in een oogopslag laat zien wat de aarde waard is, wat de aardse dingen waard zijn in vergelijking met de hemelse. Het is de beantwoording van de hoop, omdat we met de deugd van de hoop afwegen en goed zien dat alle aardse dingen vluchtig zijn en voorbijgaan. Het is een redenering die maakt dat we ons losmaken van geschapen dingen en streven naar de meer verheven gaven van de genade, en vervolgens van het eeuwig leven. Maar dit is tenslotte een traag, menselijk proces; men voelt hier het werk van het menselijk verstand, terwijl de gave van kennis ons in één oogopslag zicht geeft op de nietigheid van de menselijke dingen en op de volmaaktheid, de volheid, de waarheid, de eeuwigheid van de goddelijke, de hemelse dingen.

Zo ziet men mensen die aan de aardse dingen gehecht zijn; de heiligen geven er ons voorbeelden van en we hebben er in een veel nabijere omgeving voorbeelden van: men zou zeggen dat dit geheel hun leven beheerst. En plots laten ze dit alles achter zich en keren zich naar de hemelse zaken. Wat is er gebeurd? Is er de inspanning geweest door toedoen van een deugd? Helemaal niet! Het is hen overkomen in een oogwenk, het is de gave van kennis. Plots hebben ze kennis gekregen, ze hebben beseft dat de menselijke zaken, met al hun prestige, niets zijn, voorbijgaand, en dat er slechts één soort goed is dat boven alles moet nagestreefd worden, waaraan men zich met heel zijn ziel moet hechten: de hemelse, de eeuwige goederen.

En zo komt men er tijdens zijn leven beetje bij beetje toe, door innerlijke of andere ervaringen, volgende waarheid van het Geloof te geloven: dat de H. Geest een Persoon is die zijn persoonlijkheid, zijn karakter, zijn individuele eigenschappen heeft. Het is een zekere Geest die weet wat Hij wil, die weet wat Hij denkt. Het is de Geest van Jezus Christus die ons in staat stelt om zo te denken en te willen zoals Hij, en die onze ziel zo nabij kan zijn dat Hij onze ziel opblaast zoals de zeilen van een boot bol komen te staan door de wind, en haar zo vooruit stuwt met een kracht die ze niet uit zichzelf zou kunnen hebben.

  • Als ik wou zou ik jullie nog lang kunnen spreken over de gave van inzicht die beantwoordt aan de deugd van hoop, die ons innerlijk, in ons diepste binnenste, de mysteries van onze godsdienst laat zien. De gave van inzicht openbaart zelfs een kind de schittering van de catechese. Het kind kijkt met wijd open ogen. Het is niet alleen zijn verstand, de gave van zijn verstand die hem het onderricht doet begrijpen dat men geeft, maar de gave van inzicht doet hem intus legere, meer in de diepte lezen, zeg maar de diepe waarheid zien van wat hem onderricht wordt.
  • De gave van wijsheid, die de meest verheven gave is, laat de mensen proeven van de rijkdommen van de Mysteries van God. Genieten van die dingen die niet tot de mensen spreken. De mensen zijn daar, om het Credo te bidden; ze zingen het met de grootste kilheid. Ze geloven erin, ze hebben het Geloof, maar ze missen de naastenliefde. Of als ze de deugd van de naastenliefde hebben, dan leggen ze zich erop toe God te beminnen, de dingen van God te beminnen, en hun naaste te beminnen omwille van God. Ze leggen er zich op toe. De deugd van de naastenliefde is een opdracht, een moeizame taak. Plots is daar de wijsheid: de ziel ontvlamt en ze bemint, ze geniet van de goddelijke dingen, ze geniet van de aanwezigheid van God, het is al een beetje de hemelse zaligheid hier op aarde.

Het is wonderlijk de gaven van de H. Geest te bezitten. Is dat alles? Laten we nog iets verdergaan en zeggen dat de gaven van de H. Geest volgens het onderricht van de Kerk de vruchten van de H. Geest voortbrengen. Wat betekent dit? Het zijn handelingen die de gaven in ons teweeg brengen, zoals een goede boom goede vruchten voortbrengt. Deze handelingen zijn handelingen van deugd, maar die met zich gevoelens van vrede, vreugde meebrengen, zo zegt ons Sint-Paulus. De vruchten van de H. Geest zijn, in het bijzonder, de liefde, de vreugde, de vrede, het geduld, de zachtheid, de goedheid, de welwillendheid. Maar ik blijf slechts stilstaan bij de drie eerste: de liefde, de vreugde en de vrede.

Door de gaven van de H. Geest brengt de ziel gedurende de dag handelingen teweeg die ze met vreugde stelt, in vrede, en die een grote liefde tot God en de naaste opwekken. God wil ons helpen in ons leven en als we trouw zijn, zal Hij ons helpen in ons leven door zijn H. Geest, en wel op nabije, beminnelijke, genegen wijze dat we tenslotte het tegenovergestelde zullen doen van wat onze instincten zouden willen; we zullen tenslotte met buitengewone volmaaktheid de meest bovenmenselijke daden van deugdzaamheid stellen en we zullen dit doen met vreugde, in vrede, stralend van geluk omdat het de liefde van heel ons leven zal zijn waaraan voldaan zal worden.

Ziedaar die gaven van de H. Geest, ziedaar deze constructie van onze ziel, van onze volmaaktheid die een zeer intieme Vriend heeft ondernomen vanaf de dag van ons doopsel en waarvoor Hij slechts onze medewerking, onze trouw vraagt. Daarom moet men dikwijls zeggen: « Veni Sancte Spiritus!». Men moet de H. Geest vragen dat Hij in ons dat zeer noodzakelijke werk doet waarvan ons eeuwig geluk afhangt en waarvan reeds hier op aarde onze vreugde en vrede afhangen. Dat Hij ons dus de moed, de noodzakelijke kracht geeft om het bouwwerk van onze morele deugden van matigheid, kracht, rechtvaardigheid, wijsheid op te trekken. En dat op basis van deze deugden die we aan Hem zullen toeschrijven, Hij de gaven schenkt die ons op een eenvoudiger, snellere, volmaakter wijze doen op de weg gaan naar de volmaaktheid.

Abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de homilie van 2 juni 1968