18 JUNI 2017
Het Eucharistisch Hart van Jezus,
tastbaar bewijs van Gods liefde voor ons
OP deze Sacramentszondag waarop we het H. Sacrament willen vereren, moet de Kerk via mijn mond een beroep doen op jullie verstand. Want het hart kan pas echt met liefde een God bezingen die het goed kent.
Het volstaat immers niet te geloven in de reële Tegenwoordigheid van Jezus midden onder ons door het H. Sacrament van het altaar. Het is niet genoeg te geloven dat Jezus daar in het tabernakel is met zijn Lichaam, zijn Bloed en dus met zijn Ziel en zijn godheid, maar ook moet men begrijpen waarom Hij daar is. Ook moet men de betekenis begrijpen van deze zo buitengewone Tegenwoordigheid, een mysterie dat door hen die geen christenen zijn en ons geloof niet delen niet begrepen wordt.
Twee woorden omsluiten naar mijn mening heel het geheim van deze tegenwoordigheid, de woorden Eucharistisch Hart van Jezus. Deze twee woorden doen denken aan twee mysteries. Enerzijds is er het Hart van Jezus en anderzijds is er het feit van de Eucharistie, van de tegenwoordigheid van Jezus in het tabernakel.
Het middelpunt van ons christendom is de devotie tot het Hart van Jezus. Dit wil zeggen dat God van ons houdt en dit ondanks alles. En als dit Hart ons verschijnt, zoals aan de H. Margaretha-Maria in de 17de eeuw, doorboord en bloedend, dan is het om er ons aan te herinneren dat deze liefde geen platonische of retorische liefde is, maar een liefde die zich kenbaar gemaakt heeft door een Hart dat alles gegeven heeft wat het bezat en al zijn Bloed vergoten heeft. Ziedaar de eerste waarheid die ons geopenbaard werd, die het middelpunt van onze godsdienst zal zijn en die volgens de plannen van God bestemd is om de wereld op te warmen in zijn huidige verkilde toestand. Het Hart van Jezus is de verpersoonlijking en het symbool van zijn liefde voor de zondige mensheid.
Ten tweede, als we enkel deze onthulling van het Hart van Jezus hadden, zouden we geen grote stap gezet hebben in de godsdienst, want men moet begrijpen dat dit Hart een doorboord Hart is, dit betekent dat Jezus zijn liefde heeft willen openbaren, niet door woorden maar door daden. En eens en voor altijd heeft Hij gedaan wat een mens in de dwaasheid van de liefde wil doen: zich geven aan haar van wie Hij houdt, aan de mensheid, dit wil zeggen haar zijn Lichaam en zijn Bloed geven. In één van zijn preken zegt de H. Augustinus ons dat we heel tevreden zijn als een vriend ons als blijk van vriendschap zijn sandalen of kleed of ring gegeven heeft. We zijn er zeer door ontroerd. Maar, zegt Sint-Augustinus, dat is niets vergeleken met Jezus die ons op het Kruis zijn Lichaam en Bloed gegeven heeft opdat we het zelf zouden bezitten en het nog slechts één is met ons. Ziedaar dus de grote openbaring van Gods liefde: zijn dood op het Kruis.
Stellen we ons dus God voor als een Wezen vol goedheid dat vergeeft. En als Christus zijn Lichaam en Bloed gegeven heeft, is dit niet om te voldoen aan de goddelijke rechtvaardigheid, maar om ons te tonen hoezeer God ons liefheeft door ons te vergeven. De maat van kwetsen is de maat van de vergeving. God is onnoemelijk gekwetst geweest door de misdaden van de mensen. Het is een oceaan van krenkingen, schandalen, ontheiligingen en godslasteringen. Van eeuw tot eeuw zijn het miljoenen mensen, en wij horen erbij, die schreeuwen tegen God en tegen Hem rebelleren, Hem haten als antwoord op zijn liefde. Om aldus de onmetelijkheid van zijn vergevende liefde te doen kennen, heeft God zijn Zoon gezonden die zich heeft overgeleverd aan de handen van de zondaars, aan de handen van deze misdadige mensheid.
Het antwoord op de zonde is de vergeving van Jezus die sterft aan het Kruis. Zie hoe het Hart van Jezus zich geopenbaard heeft in deze bijzondere gebeurtenis van de kruisiging. Hoe weinig wordt dit begrepen! Dit is de reden waarom kruisen en kruisbeelden verdwijnen uit onze huizen, van de wegen en zelfs van onze kerkhoven. Christus aan het Kruis te zien hangen spreekt ons niet meer aan. En als het tot ons spreekt, is het als een wroeging, een levend verwijt voor onze zonde, bitter en koud. Het lijkt erop dat Christus ons vanaf dit kruis zegt: «Ziet wat ge gedaan hebt met mijn redding!», als om ons onze tekortkomingen te verwijten. We interpreteren het Kruis in tegengestelde zin van wat het is. Men zou in het Kruis Christus moeten zien die, in zijn liefde tot het uiterste toe, zijn Bloed en zijn leven geeft, « want er bestaat geen grotere liefde dan zijn leven te geven voor hen die men liefheeft», zei Hij.
Het laatste wat gebeurd is tijdens dat Lijden is het doorboren van zijn Hart geweest. Hij heeft gewild dat zijn Hart geopend werd voor de zondaars en dat het laatste gebeuren na zijn dood die vloed van water en bloed zou zijn waarmee Hij de zonden van de wereld wilde weg wassen. Het Hart van Jezus openbaart zich op Kalvarië eens en voor altijd omdat Jezus, mens zoals wij, zich overgeleverd heeft aan haar van wie Hij hield, aan de mensheid, in de folteringen van de Passie en het Kruis.
Laat ons nu een grote stap zetten. Het Lijden van Jezus heeft plaats gevonden in het jaar 30; slechts enkele mensen zijn getuige geweest van deze unieke daad waarbij Christus zijn Lichaam en zijn Bloed gegeven heeft tot de dood toe. Maar hoe zullen de elkaar opvolgende generaties die nog steeds actuele liefde van Christus kunnen begrijpen? Hoe zal Jezus hen zijn liefde kunnen tonen?
Dat gebeurt door de uitvinding van de Eucharistie en daardoor krijgt deze devotie tot het Eucharistisch Hart van Jezus zijn betekenis.
De eerste en unieke uiting van zijn liefde is zijn kruisdood. Wel moet deze dood nog onophoudelijk verkondigd worden en moet men haar, zoals Sint-Paulus zegt, herdenken, haar overdoen. Vermits we door onze zonden opnieuw Jezus aan het kruis nagelen, heeft Jezus het middel gevonden om zich opnieuw te laten kruisigen, elke dag en in alle uithoeken van de wereld, om zijn bloed te verspreiden en zijn leven te geven voor de zondaars. En vermits zijn grote liefdesdaad uiteraard niet herhaald kan worden in zijn lichamelijke realiteit, heeft Jezus besloten ze te hernemen in de vorm van het misoffer, op een even waarachtige maar sacramentele wijze.
Om die reden moet men iets heel belangrijks in herinnering brengen dat men teveel vergeet, namelijk dat het misoffer de herdenking is van het Kruisoffer. Telkens Jezus terugkeert, de plaats inneemt van brood en wijn om daar tegenwoordig te zijn, in Hostie en kelk, herbegint in al zijn werkelijkheid het mysterie van het Kruis. Maar voegen we daar een heel belangrijk woord aan toe: het is de liefdesdaad van het Kruis die hernieuwd wordt voor hen die vandaag de mis bijwonen, eraan deelnemen.
Ik heb die uitvinding van Christus steeds wonderlijk gevonden en wel om volgende reden. Veronderstellen we een man van twintig, dertig of veertig jaar die, na zijn bekering, door het doopsel herboren wordt zo zuiver als een engel, met het geloof, het licht die het doopsel schenken. Hij beseft dat Christus voor hem gestorven is, dat de verdiensten van deze dood hem kind van God maken en hem naar het beeld van de heiligen maken; hij is smetteloos, dol van vreugde. En dan wacht hem het alledaagse leven op... Hij blijft een zwak mens en een zwerver op aarde. En helaas, in ogenblikken van onvolmaaktheid, van lafheid, misschien zelfs van boosaardigheid of misdaad, zal die man die op de engelen geleek, zich opnieuw in zonde storten. Ik heb zo’n mensen gekend voor wie een terugval in zonde een vreselijk drama was dat hen deed twijfelen aan de barmhartigheid van God. Zal Christus dan overwonnen worden door onze zonde? Velen denken dit en als zovele christenen in zonde leven zonder zich ooit hieruit terug op te richten, dan is dit omdat ze bij zichzelf zeggen: « Ja, eertijds werd ik vrijgekocht. Maar sindsdien heb ik het aantal misdaden vermenigvuldigd en nu is er geen hoop meer voor mij.»
Op zo’n moment moeten we ons inleven in de gedachten van Jezus. Hij zit aan de rechterhand van God zijn Vader, zoals de H. Stefanus Hem gezien heeft, en Hij blijft zich ontfermen over de aarde. Wat zal Hij doen voor die ellendeling om hem te doen beseffen dat er nog vergeving en redding mogelijk is, dat ook al zou hij tot zeventig maal zeven keer zondigen, er zeventig maal zeven een nieuwe vergeving mogelijk is, omdat het Hart van Jezus onuitputtelijk is? Wat gaat Jezus doen? Hij zal zeggen:
- Door elk van uw zonden werd ik weer aan het kruis genageld. Al uw zonden kruisigen Mij. Welnu, telkens weer zult ge zien dat ik uw beledigingen beantwoord met vergeving.
- Maar Heer, gisteren nog heb ik U aan het Kruis genageld door mijn zonde!
- Wel, vriend, vandaag vergeef Ik u en beloof u het paradijs.
- Wanneer dan, Heer, hernieuwt Gij Uw Lijden voor mij? Wanneer dan zult Gij opnieuw uw Lichaam en Bloed offeren om mij duidelijk te maken dat U mij vergeven hebt?
- Tijdens de mis, tijdens de H. Mis.
Ziedaar waarom de Eucharistie, die voortdurend overal ter wereld wordt hernieuwd door de handen van de priester, steeds het antwoord is van Christus dat onze zonden uitgewist zijn en dat we met een schone lei kunnen herbeginnen, in genade en liefde, omdat de liefde van Christus deze oceaan van zonden, die de mensheid blijft plegen en helaas zal blijven plegen tot het einde van de wereld, blijft overstijgen.
Eucharistisch Hart van Jezus! Hart van Jezus zo verheven in het betonen van uw barmhartigheid! Hart van Jezus dat dit wonder van liefde van het Kruis hebt bedacht!
En nochtans volstond dit niet omdat het Kruis eenmalig geweest is. Als er alleen maar het Kruis geweest was, hoever zouden we dan verwijderd zijn van Jezus Christus! Hoe zwak zouden we dan zijn liefdesuitingen voelen! Vanaf het jaar 30 door de eeuwen heen tot op onze tijd zou het ons lijken dat de stroom van liefde die op Goede vrijdag gevloeid heeft sinds lange tijd opgedroogd is, ofwel dat hij ons nog slechts bereikt langs kleine beekjes of via enkele druppels. Daarentegen beseffen we dat door die duizenden en duizenden missen het Bloed van Christus werkelijk een onuitputtelijke stroom is. We voelen dat Christus daar aanwezig is omdat we Hem deze ochtend in ons hart ontvangen hebben en Hem ook morgen nog zullen ontvangen. En als we overmorgen zondigen, zullen we Hem de dag erna terug ontvangen en zo steeds weer tot aan het eeuwig leven. Christus heeft dus de zonde overwonnen en de liefde is sterker dan de haat. God is sterker dan de duivel.
Hoe noodzakelijk is het om ons in onze bijna wanhopige tijd tot het Eucharistisch Hart van Jezus te keren, dit wil zeggen de Hostie langdurig te bekijken en te aanbidden met de woorden: zolang er deze Hostie en deze kelk is, zolang de mis door de priester zal opgedragen worden, zal Jezus blijven huizen op deze ongastvrije aarde. Hij heeft de zaak niet opgegeven en daarom heeft niemand van ons het recht ze op te geven.
Ik ken heel de geloofsafval van de wereld, ik ken de complete wanorde die heerst in de Kerk, ik ken alle tegenwerpingen die we hebben en alle motieven om te denken dat het kwade het gehaald heeft op het goede.
Misschien dat morgen de aangekondigde grote geloofsafval zich over heel de wereld zal verspreiden en wanneer we dan zien dat allen geloof en zeden verliezen, zouden we er met onze zienswijze als mensen kunnen toe komen eraan te twijfelen dat Christus getriomfeerd heeft over de hel. Op deze twijfel zal de serene, stille, tedere en beminnelijke Aanwezigheid, zo overtuigend en vol liefde, vol hoop, een antwoord zijn: de Aanwezigheid van Jezus in de Hostie.
Pater Charles de Foucauld, verloren, gans alleen in de woestijn, duizenden kilometers verwijderd van onze beschaving en van het moederland, te Tamanrasset, of nog verder, te Assekrem, verloren in het gebergte van de Hoggar, als enige christen midden onder arme mensen, had Jezus in de Hostie en was hiermee tevreden. Het schijnt me toe dat, doorheen alle stormen van ons persoonlijk en openbaar leven, van onze Kerk en onze verdwaasde wereld, we maar te kijken hebben naar de Hostie en er het tastbare bewijs in moeten zien van Jezus’ liefde vandaag voor elk van ons, en dan zullen we niet langer wanhoop of droefheid kennen. We zullen beseffen dat de liefde van God het sterkste is en dat langs wegen die voor ons zo mysterievol zijn, alle mensen van goede wil op aarde naar een eeuwig leven toegaan dat de triomf van Jezus Eucharistie zal zijn.
abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de homilie van Sacramentszondag 1967