7 MEI 2017
Jezus alleen is onze ware en goede herder
DIT Evangelie over de Goede Herder wordt in onze tijd werkelijk slecht behandeld. Men doet Jezus Christus dingen zeggen die Hij niet gezegd heeft en men gaat voorbij aan wat het Evangelie ons moet leren.
“Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wie niet door de deur, maar langs een andere weg de schaapskooi binnengaat, hij is een dief en een rover. Maar wie door de deur binnengaat, is de herder van de schapen.”
Jezus viseert hier alle valse messiassen die in groten getale optraden in zijn tijd. Ze beweerden bevrijders van Israël te zijn en drongen zich op in de gemeenschap van Jeruzalem of in het altijd rumoerige en tot opstand geneigde Galilea. De rovers die Christus aanklaagt zijn de Zeloten, Joden die in het bijzonder verrukt waren door de profetieën van bevrijding van het grondgebied en van messiaanse voorspoed en die de wapens opnamen tegen de Romeinse bezetter. Ze bonden aanhangers aan hun persoon, tot op het moment waarop de Romeinen besloten er een einde aan te maken... Er kwamen duizenden kruisigingen uit voort en het volk verviel in zijn wanhoop.
Onder hen die de rol van herder misbruikt hadden, waren ook en vooral de Farizeeën. Ze hadden geen enkel wettelijk gezag te Jeruzalem, maar ze vormden een soort van club, vergelijkbaar met de huidige vrijmetselarij. Ze steunden elkaar onderling onvoorwaardelijk en profileerden zich, zonder enig recht hierop, als de geleerde vertolkers van de wet van God waarbij ze er niet voor terugdeinsden nieuwe tradities te verzinnen. Het volk, dat ze diep misprezen, moest hen volgen. Jezus, met zijn loyauteit, zijn trouw aan de waarheid in dienst van het heil van de zielen, heeft deze misbruikers van de macht ontmaskerd in vreselijke polemieken.
Tegenover deze valse herders stelt Jezus zich op als de ware herder van de schapen. Hij alleen is door de deur binnen gegaan, dit wil zeggen dat Hij erkend geweest is door een wettig gezag. Jezus is immers niet verschenen door te zeggen: « Ik ben de Messias!», maar Hij heeft het aan Johannes de Doper overgelaten om Hem aan te duiden: « Zie het Lam Gods.» De portier die voor Jezus geopend heeft, is dus zijn voorganger, de H. Johannes de Doper, en de schapen die naar zijn stem geluisterd hebben zijn Sint-Jan en de andere leerlingen die Johannes de Doper zullen achterlaten om Jezus te volgen.
“Hij roept zijn schapen bij hun naam en leidt ze naar buiten.”
Waarom leidt Hij ze naar buiten? Zijn ze niet goed af in deze schaapskooi?
Jezus heeft zonet vreselijke disputen gehad met de Farizeeën en de hogepriesters. Het is nu tijd voor Hem om uit dat oude volk, dat godsmoord gaat plegen en dat door God verworpen zal worden, de kleine kudde van zijn trouwe leerlingen uit te kiezen. Het is zijn Kerk die Jezus meevoert in zijn voetspoor. Door deze parabool van de Goede Herder loopt Jezus dus vooruit, bootst deze scheiding na tussen de Kerk en de synagoge.
“En als hij al zijn schapen naar buiten heeft gebracht, trekt hij voor hen uit, terwijl zij hem volgen, omdat zij zijn stem kennen.”
Het is niet door kettingen, door dwang dat we aan Jezus Christus gebonden zijn, maar omdat zijn stem ons dierbaar is. Door het levend woord dat Christus is worden onze harten geraakt. Zoals een herder die zijn schapen verleid heeft, zo wordt Jezus door hen gevolgd. Een vreemde zullen ze niet volgen, die zullen ze eerder ontvluchten omdat ze zijn stem niet herkennen. De vreemden in de primitieve Kerk zullen de super-apostelen zijn, die joodsgezinden die niet zullen ophouden Sint-Paulus te vervolgen. Doorheen gans de geschiedenis van de Kerk zullen ketters en schismatieken elkaar opvolgen, maar de ware, de goede katholiek zal niet naar hen luisteren want hun stem zal hem instinctief vreemd toeschijnen.
Jezus hield hen deze woorden voor, maar ze begrepen niet waarover Hij sprak. Het was dermate nieuw, onvoorstelbaar om de Synagoge, de tempel van Jeruzalem te verlaten om een Kerk te stichten. Het woord "Kerk" zelf is een uitvinding van Jezus. Het is de vergadering, het equivalent van het volk van God, maar bovennatuurlijk.
Hij gaat verder met een andere parabel:
“Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ik ben de deur van de schapen. Allen die vóór Mij zijn gekomen, zijn dieven en rovers, maar de schapen hebben niet naar hen geluisterd.”
Die rovers zijn de valse profeten die welig tierden in Jeruzalem. Hoe meer men de messiaanse tijden naderde, des te talrijker waren ze. Jezus gebruikt een ander beeld. Hij zegt dat Hij de deur is, maar de deur is niet het hekken dat men sluit of opent, maar wel veeleer het kleine gebouw waar men moet doorheen gaan om de stad binnen te gaan.
“Als iemand door Mij binnengaat, zal hij worden gered; hij zal in- en uitgaan en weide vinden.” Hij die langs Jezus in de heilige stad is binnen gegaan is vrij om in en uit te gaan. Hij heeft zijn rust gevonden, zijn toevlucht, zijn weide.
“De dief komt alleen maar om te stelen, te slachten en te vernietigen.” Jezus hangt dan een beeld op van de rover, de huurling, om zijn leerlingen op hun hoede te doen zijn. “ De huurling die niet de herder is en aan wie de schapen niet toebehoren, vlucht weg. De wolf maakt er zich meester van en drijft hen uiteen.” Het is evident dat, tegenover het gevaar, de rover evenals de huurling er slechts aan denken hun eigen leven te redden door de schapen aan de wolf over te laten die ze verspreidt en doodt.
Jezus onthult ons dan het wezen van zijn hart van goede herder.
“Ik ben de Goede Herder. Ik ken de mijnen en de mijnen kennen Mij.” Dit is werkelijk een aankondiging van de zo intieme band die Jezus zal onderhouden met miljarden menselijke wezens, door de eeuwen heen en voor eeuwig, want Hij is God, een God met een onbegrensd verstand, onbegrensde wijsheid en kracht. Hij is onbegrensd. Hij beschikt over alle krachten en kennis om zich aan elk van ons te binden en een innerlijke dialoog te onderhouden met ieder van ons.
“Hij die mijn Vader uitgekozen heeft, komt naar mij en Hij die tot mij komt zal ik niet buitengooien.” Hij is bereid ons te ontvangen.
“En ik geef mijn leven voor mijn schapen.” Vergelijk dit met alle politiekers, alle religieuze leiders, alle goeroes van deze aarde: weeg ze af tegenover deze uitspraak en je zal zien dat ze allen tot hetzelfde soort behoren en dat Jezus van een ander kaliber is. Hij geeft zijn leven voor zijn schapen. Dat is niet “redelijk”...
Toen David in de clinch ging met de leeuwen die dreigden zijn schapen te verslinden, doodde hij hen. David getuigde van een wonderlijke moed, maar de moed van Jezus is van een andere orde. David doodde de leeuwen, maar Jezus zegt niet dat hij zijn tegenstanders gaat doden. Daarentegen is het juist Hij, Jezus, die door zijn tegenstrevers ter dood zal gebracht worden. Men moet zich realiseren in welke mate een dergelijke houding irrationeel is! Men is dermate gewoon te horen zeggen dat de Goede Herder zijn leven voor zijn schapen geeft dat men dit volkomen natuurlijk vindt. Maar nee, het is bovennatuurlijk.
Wanneer in het leven ouders, priesters of godsdienstige opvoeders met wolven worden geconfronteerd die verleiders zijn, met kwaadwillig gezag dat de zielen desoriënteert, de kinderen perverteert, wat moet men dan doen? Niet bewegen omdat we vrezen voor ons leven, voor onze rust, ofwel strijden, onze kinderen waarschuwen voor dit slechte gezag ten einde hun ziel te redden? Jezus geeft ons het voorbeeld. Het is het offer van zijn leven, op het Kruis.
En hier volgt de tekst die het meest misbegrepen is:
“Ik heb nog andere schapen, die niet uit deze schaapsstal zijn. Ook die moet ik leiden.”
“Ik heb andere schapen die niet uit deze schaapstal zijn”, die niet voorkomen uit het jodendom.
“Ook die moet ik leiden. Het zal worden: één kudde, één herder.”
Het is duidelijk. Jezus kondigt de Joden aan dat Hij zijn leven zal geven, niet enkel voor hen, maar voor alle volkeren. Dit is een wonderlijke nieuwigheid. De Joden wilden dat de Messias voor hen alleen zou zijn. Wanneer de Farizeeën zullen inzien dat Jezus aldus spreekt ten gunste van de heidenen, zullen ze verkiezen Hem te kruisigen in plaats van Hem te erkennen als Messias. Er zijn dus reeds twee kuddes: de kudde van Joden die te Jeruzalem luistert naar de woorden van Christus en de anderen die opstandig zijn, en waarover we momenteel niet meer spreken. De Joden die Jezus meevoert zijn Sint-Jan, de H. Filippus, alle apostelen, de heilige Vrouwen, allen die Christus willen volgen. De andere schapen die zich niet in de schaapsstal bevinden, zijn de heidenen die zich gaan bekeren.
“Ook die moet ik leiden en zij zullen naar mijn stem luisteren en het zal worden: één kudde, één herder.” Het is de katholieke Kerk die zal samengesteld zijn uit de besten van de oude kudde en uit in groten getale bekeerde heidenen, de nieuwe kudde. De twee zullen zich verenigen om nog slechts één kudde te vormen. Voortaan zal de Kerk geen onderscheid meer maken tussen rassen en volkeren. Ze is één enkele familie die openstaat voor allen, Joden en heidenen. In deze Kerk zullen in de loop van de eeuwen ketterijen en schisma’s voorkomen.
Er zal een tijd komen waarbij deze ketterijen en schisma’s niet meer zullen verdwijnen. Ze zullen aan de drempel van de Kerk staan en met haar willen wedijveren. Dit is vandaag het geval met protestanten, orthodoxen, anglicanen, lutheranen. Al die mensen staan buiten de kudde omdat ze haar verlaten hebben.
Dan zal het Concilie Vaticanum II komen en die woorden hernemen: "Unum sit", mocht er nog slechts één kudde en één enkele herder bestaan. Maar het zal deze eenheid op een verkeerde manier interpreteren door te denken dat de Kerk zoals de oude synagoge is, slechts een deel van de kudde van Christus. Daarom heeft de conciliaire Kerk gewild dat de katholieken nog slechts één grote kudde vormen samen met de protestanten, de anglicanen, de orthodoxen, om dan nog verder te gaan en ook de Joden, de moslims, de boeddhisten te integreren in de kudde van Christus. Dat alles in naam van Christus die slechts één kudde wil?!
Maar is Christus niet de enige herder? Is de enige kudde niet de Kerk die de bruid van Christus is? Er zijn er geen zesendertig! Betekent dit dat Jezus de deur sluit voor de aanhangers van de andere godsdiensten? Neen, maar ze moeten zich bekeren, want men kan niet bijtreden dat Jezus zesendertig kuddes heeft en dat men moet onderhandelen, een interreligieuze dialoog aangaan met al die godsdiensten die Christus onwaardig of diep antichristelijk zijn.
Toen Vaticanum II geopend werd, wilde de meerderheid van de concilievaders de bekering van de ongelovigen, hun re-integratie opdat ze zouden terugkeren tot de waarheid, tot de naastenliefde, tot de eenheid van de Kerk. Er was voor hen geen sprake van er een smeltkroes van alle godsdiensten van te maken, zoals we dat gezien hebben tijdens de bijeenkomst van Assisi in 1986.
“Hierom heeft de Vader Mij lief, omdat Ik mijn leven geef, om het later weer terug te nemen. Niemand neemt het Mij af, maar Ik geef het uit Mijzelf. Macht heb Ik om het te geven en macht om het terug te nemen: dat is de opdracht die Ik van mijn Vader heb ontvangen.”
Dat is het geheim achter deze parabel. De kudde van de heilige Kerk zal blijven bestaan doorheen de eeuwen tot aan het einde der tijden, omwille van het leven van Christus, voor ons gegeven, en waarvan het offer onophoudelijk vernieuwd wordt tijdens de Mis. Laten we dus vol erkenning en tederheid zijn voor Jezus, onze goede herder, en voor zijn onafscheidelijke Onbevlekte Moeder.
abbé Georges de Nantes uittreksels uit de homilie van 14 april 1997