4 JUNI 2017

Pinksteren: de H. Geest ter
versterking van de Kerk

TIJDENS de Hemelvaart, zoals ik jullie vorige week uitlegde, is het als het ware met een zekere goddelijke jaloezie dat Jezus zich aan zijn Kerk voorstelde als haar enig Hoofd. Ze zal er nooit andere hebben.

Wanneer Jezus ons lichamelijk verlaat zal Hij, opdat niets ons ontbreekt in deze exclusieve liefde en deze exclusieve gehoorzaamheid, ervoor zorgen Petrus, en de andere apostelen met hem, aan te wijzen om Hem op te volgen en te garanderen dat zijn wil geëerbiedigd wordt, want deze is het getuigenis van zijn wil als Bruidegom en Hoofd. Door eerbiediging van zijn discipline, zijn geboden, zijn leer, is het Hemzelf dat men eerbiedigt.

Aan deze hiërarchie van de Kerk, tussen Hemelvaart en Pinksteren, schort nochtans iets. Als opvolgers van Christus, door Hem aangeduid, zijn de apostelen de aanvoerders van de Kerk. Maar vermits ze nog niet de volheid van de H. Geest ontvangen hebben, zijn Petrus en de anderen nog heel broze mensen, vol onwetendheid, en die Christus nog niet lang geleden verraden hebben. Ze maken, om het zo te zeggen, nog deel uit van de onderwezen Kerk, van dat volk van God dat naar de Hemel kijkt terwijl het Christus smeekt Hem te zenden die Hij beloofd heeft.

En dus moet men, om het vervolg van de gebeurtenissen te begrijpen, goed beseffen dat de twee belangrijkste protagonisten van de gebeurtenis van Pinksteren zijn: enerzijds Christus, de enige Verlosser en Bruidegom, en anderzijds de Kerk, zijn bruid.

Petrus en de apostelen behoren nog tot die Kerk-bruid die alles verwacht van Christus haar Heer. Maar in één ogenblik, door de kracht van de H. Geest die hen ter versterking zal gegeven worden, zullen ze de leiders van de Kerk worden en als het ware andere Christussen. Ze zullen de Kerk toespreken met gezag en haar de H. Geest schenken. Dat is de grote gebeurtenis van Pinksteren.

Laten we aandachtig zijn voor deze gebeurtenis want zeer ernstige gevolgen moet uit dit onderricht zelf van de Handelingen van de Apostelen getrokken worden. Het is negen uur in de ochtend, ze zijn ongeveer met honderdtwintig: Apostelen, leerlingen, heilige vrouwen verenigd in het Cenakel rondom de Moeder van God, de Maagd Maria. Ze zijn aan het bidden wanneer zich, plots, iemand openbaart. Maar deze zeer reële openbaring is louter symbolisch. Het is eerst een grote hevige wind, het gedonder van een onweer. Deze wind, die het huis binnendringt terwijl deuren en ramen gesloten zijn, verwekt geen vrees, maar verwondering, een bedwelmende vreugde.

De aandacht van de massa pelgrims die opgaat naar de tempel van Jeruzalem wordt getrokken door het lawaai, en de pelgrims verzamelen zich rond dit huis dat de kern van dit onweer blijkt te zijn.

Tweede openbaring: een vlam daalt neer, gaat doorheen het dak zonder dat dit ontvlamt en verdeelt zich in verschillende vlammen. Deze vlammen lijken op tongen van vuur die zich ophouden boven de apostelen. Het is als de duif die boven het hoofd van Jezus zweeft, het zijn geen bijzondere, blijvende werkelijkheden. Deze wind verdwijnt, deze vlammen verdwijnen. Ik denk dat ze in de apostelen zijn moeten doordringen om aan te geven wat zich onzichtbaar voordeed. De duif, de wind, de vlammen zijn slechts zichtbare tekenen die de aanwezigheid openbaren van de onzichtbare H. Geest, want het is wel degelijk Hij!

Deze vlammen, deze wind dat is het waarneembare. De H. Geest van zijn kant, kan niet waargenomen worden, Hij is niet te vatten en men zegt enigszins schofferend dat de H. Geest de grote onbekende is: Hij is daar, maar miskend. Waarom? Omdat Hij miskend wil zijn! Hij wil onopgemerkt voorbijgaan omdat Hij Christus niet wil opvolgen. Hij wil doordringen tot de apostelen die door Hem in vervoering zullen worden gebracht, ontvlamd.

Hebben ze dan een nieuwe leider gevonden in de H. Geest? Jezus had hen gezegd: « Ik zal jullie een andere Vertrooster zenden», maar die andere Vertrooster was geen opvolger van Christus. Hij zal helemaal niet dezelfde rol spelen, dezelfde zending vervullen. Helemaal niet!

Het bewijs is dat de H. Petrus en de andere apostelen nauwelijks van de H. Geest vervuld zijn of ze komen uit het Cenakel en beginnen te prediken tot de menigte.

Ze spreken vreemde talen en eenieder van deze Joden, van deze proselieten, van deze godvrezende mannen, al deze mensen die uit tal van landen gekomen waren, horen tot hun verbazing de apostelen tot hen spreken in hun taal. Het betekent dus dat de apostelen een buitengewone kracht en buitengewone gaven gekregen hebben. Maar dat is nog niet het belangrijkste.

Het belangrijkste is te vernemen dat ze prediken! Prediken ze de Geest? Prediken ze de liefde? Prediken ze de vrijheid? Prediken ze de vreugde? Helemaal niet! Vraag niet aan de apostelen om charismatici te zijn! Hoegenaamd niet! Het zijn getuigen van Christus, dat is alles waartoe ze in staat zijn!

En zie nu hoe Petrus, arme zondaar uit Galilea, voor de eerste maal een preek moet houden voor de ganse wereld, urbi et orbi. Wat predikt hij? Hij zegt: het is niet dat wij dronken zijn, of zeer uitgelaten, maar wel is ons de H. Geest gegeven, want het is de grote dag van de Heer die nadert. Wie is de Heer? Dat is Jezus Christus, die Jezus van Nazareth die gij perfect gekend hebt, die gepredikt heeft, die mirakels gedaan heeft, die gij verworpen hebt, die gij veroordeeld hebt en door heidenen hebt laten ter dood brengen! Deze Jezus is verrezen en nu moet gij geloven in Hem.

De Geest is ons gegeven geweest, volgens de profeet Joël (3, 1-5) opdat we allen klaar zouden zien. Hij is ons eerst aan ons, de apostelen gegeven, om u te onderrichten. En nu moet ge u bekeren, doet boete voor deze godsmoord die gij gepleegd hebt, gij allen, het joodse volk. Bekeert u, volgens de profetie van de profeet Zacharias, beweent uw misdaad en dan zult gij gedoopt worden en gedoopt zult ook gij, op uw beurt, de H. Geest ontvangen!

Wat zeer opmerkelijk is, is dat de apostelen helemaal niet veranderd zijn. Ze hebben nu alleen voortaan, dankzij de H. Geest, de moed die ze niet hadden, ze hebben de innerlijke kracht die ze niet hadden, dit wil zeggen de zeer overtuigende welsprekendheid om aan het volk te leren wie Jezus werkelijk was, wat zijn mysterie was, en om het Evangelie te prediken. Ze zullen zo verder gaan gedurende heel de Handelingen der Apostelen.

Maar van eeuw tot eeuw, wanneer hun opvolgers zich zullen willen emanciperen in hun rol van trouwe getuigen van Christus en van zijn onderricht, zullen ze de profeet, de charismaticus spelen en of ze nu paus of bisschop zijn zullen ze stommiteiten zeggen, in ketterij vervallen, ketterij en zelfs geloofsafval. Paus en bisschoppen zijn niet gemaakt om charismatici te zijn, noch om ons een nieuwe godsdienst te onderrichten of de illusies die door hun verstand gaan. Want het resultaat van dat ijdel uit de hoogte doen doet zich na twintig jaar conciliaire hervorming bij ieder voelen. Het gaat om een nooit geziene steriliteit binnen de Kerk...

Laten we op deze Pinksterdag overwegen wat ons zo-ven onderricht is door de toespraak zelf van de heilige Petrus. Wat ons onderricht werd is dat Jezus de gezondene van God is. Om dit getuigenis te brengen ontvangen de apostelen de kracht en het licht om te onderrichten.

Jezus is steeds de gezondene van de Vader, Hij heeft niets anders gedaan dan wat de Vader wilde, Hij heeft steeds een houding van zichzelf wegcijferen aangenomen tegenover zijn Vader, zo compleet dat dat Hij, buiten zijn band als zoon, buiten de zending die Hij gekregen heeft van de Vader, het wezen van de Vader en de Wijsheid van de Vader, Hij om zo te zeggen niets is: Hij is niets anders dan Zoon. In Jezus niet de minste zweem van onafhankelijkheid.

Het is de heilige theologie die ons dit zegt omdat indien Jezus het minste gedaan had dat buiten de wil van zijn vader lag, Hij een andere God zou zijn, Hij onafhankelijk zou zijn. Welnu, Hij heeft niet opgehouden het ons te zeggen: Hij is een en al relatie tot zijn Vader. Maar in deze relatie tot zijn Vader is Hij ten volle mens geworden. Ten volle mens, Hij heeft gehandeld, gesproken, mirakels gedaan en zijn Kerk opgericht. Hij is de onbetwistbare Leider en Bruidegom van zijn Kerk geworden.

Komt nu de H. Geest. Versta dit goed! De H. Geest, op zijn beurt, en Jezus heeft dit uitgelegd, is geen dissident, geen rivaal. Hij staat helemaal in verhouding tot de Vader en de Zoon. Zoals Jezus kleiner is dan de Vader in zijn heilige mensheid, is de H. Geest in zijn rol binnen de schoot van de Kerk kleiner dan de rol welke Jezus Christus speelt. Hij komt helemaal voort uit de Vader en de Zoon, dit wil zeggen dat Hij niets doet, niets denkt, niets wil wat Christus gewild zou hebben, gezegd, onderricht, geboden zou hebben aan zijn Kerk.

Dus de H. Geest zal nooit een beschouwing van aangezicht tot aangezicht binnen de Kerk zijn, een voorwerp van aanschouwing, een voorwerp van dialoog in de Kerk. Hij verdwijnt in zijn functie omdat Hij niets anders is dan Hij die tegelijk voortkomt uit de Vader en de Zoon. Hem bedenken, bevestigen «buiten de Vader en de Zoon» is een goddeloosheid, een ketterij.

De H. Geest kan zich niet buiten de Vader en de Zoon bevinden vermist Hij zuiver en eenvoudigweg een passieve adem is, zeggen de theologen. Hij is de adem van de Vader en van de Zoon, Hij is de uitstraling van de schittering van de Vader en de Zoon en doorheen de Zoon binnen de Kerk. Hij is een uitstraling en net zoals de stralen van de zon niet bestaan los van de zon, bestaat Hij niet los van de Vader en de Zoon.

Los van de zon is er geen enkele straling die ons redt van dood en koude.

Op dezelfde manier wordt de Kerk helemaal opgewarmd, helemaal gedragen tot het beminnen van haar God, tot het prediken van de Waarheid, tot het ondernemen van grote werken onder de invloed van de H. Geest die enkel handelt voor Christus en in de beweging van Christus, voor de zending van Christus. Zo had Jezus gelijk te zeggen dat de H. Geest van zijn Vader tot zijn Woord zou komen, dat deze Geest hen zou gezonden worden in zijn Naam. En dus vraagt het Woord aan zijn Vader hun gemeenschappelijke Geest naar de aarde te zenden. Deze Geest komt. Ik zet de openbaring van Christus verder: Hij komt naar u, Hij komt midden onder u, Hij zal met u zijn, Hij is in u.

Ziet deze vlammen die neerdalen op het hoofd van de apostelen: ze zijn niets op zichzelf dan een zuiver symbool, maar ze dalen af en verdwijnen. De H. Geest verdwijnt in de apostelen. Hij wordt nog slechts één met de bruid, dit wil zeggen de Kerk; Hij is absoluut onafscheidelijk van de bruid en in deze bruid worden apostelen aangesteld tot leiders. Op dat moment, wanneer Petrus en de apostelen spreken bewogen door de H. Geest, kunnen ze slechts over één wezen spreken dat het voorwerp is van hun aanschouwing en van heel hun kunnen: Jezus Christus. De H. Geest is dermate in ons dat we Hem niet aanschouwen, dat we Hem niet onderscheiden van onszelf
Daardoor komt het dat door de eeuwen heen de ware en authentieke H. Geest nooit of te nimmer de Kerk, hoe weinig ook, heeft afgeleid van Jezus Christus en zijn Vader in de Hemel, noch enige trouwe christen ook op een of andere manier heeft afgeleid van de hiërarchie van Petrus, van de apostelen en hun opvolgers, die net Christus onder ons zijn. Want als we ten allen tijde Christus kunnen zien zetelen aan de rechterhand van zijn Vader, kunnen we enkele mannen aanschouwen, enkele mannen als wij die voor ons de voortgezette Christus zijn, de tedere Christus op aarde. Het zijn de paus en de bisschoppen. Ik voeg eraan toe, omwille van de slechte tijden die we doormaken, de Paus en de bisschoppen voor zover ze trouw zijn aan hun functie, in de uitoefening zelf, authentiek en onfeilbaar, van hun functie. Dan zijn ze de Christus onder ons.

De H. Geest die in ons is hebben we allen ontvangen op de dag van onze bekering, eerst door het Doopsel, ten volle door het vormsel, of nog vollediger in onze sacramenten van Huwelijk en Priesterwijding, of bij onze kloostergelofte. Het is de H. Geest die in ons is, die in ons leeft, ons de liefde voor de Waarheid, het Goede en het Schone geeft. We moeten naar de herders luisteren en instemmen met hun onderricht.

Want hier volgt mijn besluit: als we katholiek willen zijn en ten volle trouw aan de onderrichtende Kerk die ons Christus toont op deze Pinksterdag, dan zijn we vol vreugde , dat gaat het om de vreugde van de liefde. De liefde is in ons. Maar opgelet! Het voorwerp van deze liefde zal slechts Christus zijn en de gezondenen van Christus, zij die onze geestelijke vaders zijn in naam van Christus. Deze liefde heeft nog slechts Jezus Christus als voorwerp van aanbidding, van trouw, van dienstbetoon, van toewijding, van gulhartigheid, van geestdrift, van vreugde, van vrede.

Ach, hoever zijn verwijderd van de Waarheid, zij die de H. Geest in  zichzelf aanbidden en die belijden dat ze geen andere meester hebben dan deze innerlijke! We hebben slechts Jezus Christus als enige meester en deze liefde die in ons is, is een liefde die ons aan onszelf ontrukt om ons te binden aan de Heer Jezus.

Ziedaar de wonderlijke gedachte van Christus zoals ze ons onderricht wordt in de toespraak na het Laatste Avondmaal. Ziedaar de wonderlijke gedachte en praktijk van de Kerk van altijd, behalve in haar momenten van dwaling en aarzeling. Ze geeft ons de H. Geest opdat we, met de H. Geest die een andere onszelf geworden is, we werkelijk leden van de Kerk zouden zijn, vol liefde, vol vreugde, vol vrede, vol zekerheid. En op dat moment zijn we helemaal ten dienste van Jezus Christus die spreekt door onze leiders, de Paus en de bisschoppen. Tot deze Kerk behoren we! Het is deze Kerk die de ware en authentieke Geest van Christus bezit. Het is door deze H. Geest dat we aan de voeten van Jezus zitten, dat we Jezus in de Eucharistie gaan ontvangen, in de trouw aan de Kerk van altijd, omdat het deze Kerk is die de unieke bruid is van deze unieke Bruidegom die Christus is en die zich verenigt in een geestelijk huwelijk onder de blik van God de Vader aan wie alle eer en glorie toekomt!

Abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de homilie van 26 mei 1985