14 APRIL 2017
Jezus heeft voor ons betaald
OP deze droevige dag van Goede Vrijdag waarop, om het zo te zeggen, de hele mensheid in haar meest bewuste leden, in haar heiligste zielen de dood van Jezus aan het Kruis in afschuwelijk lijden herdenkt, maant de Kerk ons aan verschillende dingen te overwegen
Het eerste is dit: het is onmogelijk te geloven in Onze-Lieve-Heer, in Jezus, Zoon van God Verlosser, zonder ons diep te verbinden, in het diepste van ons hart en met alle krachten van ons wezen, met zijn lijden. Vermits Hij geleden heeft en gestorven is voor ons, is het heel belangrijk dat we tot in het kleinste detail begaan zijn met zijn lijden en dood, en dat we ons, door de gebeurtenis zelf, overstelpt voelen door een immens medelijden voor deze onschuldige die lijdt in onze plaats, voor dit goddelijk wezen dat op aarde gekomen is om ons te redden door vreselijk lijden.
Wanneer iemand uit onze kennissenkring gestorven is, zijn we ontroerd begaan met de minste details van zijn laatste dagen, van zijn laatste momenten, van zijn laatste strijd. Dit geeft ons de gelegenheid, zo lijkt het ons, hem als het ware een laatste blijk van genegenheid te geven. Met hoeveel meer reden doen we dit wanneer deze mens onze naaste is, onze meest nabije naaste, dat wil zeggen de enige, unieke mens ter wereld die voor ons zijn leven gegeven heeft!
Het gebeurt dat deze of gene persoon gered is kunnen worden door iemand die hem uit de rivier gehaald heeft op het moment waarop hij zou verdrinken, die hem uit de woeste golven van de zee gehaald heeft. Men is deze redder dan eeuwig dankbaar. Maar Jezus overstijgt honderd keer de voorbeelden van de redders die we in het dagelijks leven kunnen ontmoeten omdat Hij vanuit de Hemel op aarde gekomen is, zich drieëndertig jaar heeft voorbereid op wat Hij moest volbrengen en omdat hij op voorhand alles wist wat Hij ging doen, alles wat Hij ging lijden en ondergaan, en dit voor mensen die het niet waard waren, die zijn liefde niet waardig waren en van wie Hij wist, in zijn doodsstrijd, dat velen zelfs niet zouden profiteren van zoveel lijden om zich te bekeren en gered te worden, waardoor ze om het zo te zeggen zijn zweet en zijn Bloed nutteloos maakten.
Dus zou op deze avond van Goede Vrijdag de aarde als het ware moeten ophouden te draaien, de mensheid zou als versteend moeten zijn bij de gedachte aan zoveel lijden en de christenen zouden massaal naar de kerk moeten gaan om het lijden van Christus te bewenen, om berouw te tonen over de zonden die er de oorzaak van geweest zijn. Helaas! Het Hart van Jezus kan zich ook vandaag nog beklagen over zoveel misprijzen en ondankbaarheid die het ondergaat, en niet vanwege de heidenen, maar vanwege de uitverkoren kudde die de christenen vormen, en dit tot in het hart zelf van de Kerk die gevormd wordt door hen die meer nabij tot Hem geroepen zijn en die onverschillig en kil blijven voor zovele blijken van barmhartigheid en liefde.
Want vandaag heeft in de wereld, en voornamelijk in de Kerk onder de theologen, een verbazingwekkende ketterij de kop opgestoken die bezig is heel wat schade aan te richten. Deze ketterij is zo subtiel, zo misleidend dat ze in staat is ons in haar netten te vangen, want ze begint met iets te zeggen wat heel juist lijkt. Men zegt dat Jezus, lijdend aan het Kruis, niet het voorwerp van een goddelijke woede geweest is, zoals de predikanten uit het verleden dit wel zeiden. Het zou noodzakelijk geweest zijn dat Hij deze woede kalmeerde door de tekenen te tonen van zijn afschuwelijk lijden, door zijn vergoten Bloed te tonen, zijn vreselijke wonden en uiteindelijk door een kreet te uiten die bijna van wanhoop getuigde. Hierdoor zou hij de woede van zijn Vader hebben kunnen ontwapenen.
Neen, zeggen zij, dat alles zijn valse theorieën. God is liefde en omdat Hij van zijn Zoon houdt met een grenzeloze liefde volstaat het gebed van zijn Zoon om voor ons vergeving te bekomen. Geen nood aan bloed, tranen, de minste onrust, de minste pijn in het leven van Christus. Het volstond dat Jezus, Mens-God, zijn Vader aanriep voor de zonden der wereld, en alle zonden waren vergeven. Dus deze dood is absoluut niet wat men een offer noemt!
Om die reden wil men niet langer spreken van het Misoffer, en zelfs niet meer van het Kruisoffer. En men wil niet langer spreken over Verlossing, onder het voorwendsel dat de mensen van deze tijd niet verstandig genoeg zijn om dit te begrijpen. Noch het woord Verlossing noch het woord losprijs komen nog ergens voor. Men wil niet meer spreken over uitboeting, opoffering en men spreekt nog slechts over liefde. Is dit juist? Is dit verkeerd?
Ongetwijfeld bestaat er tussen God de Vader en zijn Welbeminde Zoon, en de Maagd Maria, geen schuld, geen afrekening. En God kan niet in woede ontsteken tegenover zijn Zoon, dat is maar al te zeker. Maar wat ik bemerk is dat als men deze theorie tot op het einde volgt wijzelf niet langer het voorwerp zijn van de goddelijke woede. Vermits onze zonde zo eenvoudig vergeven wordt, staat men niet langer stil bij de werkelijkheid zelf van de zonde. De zonde van de mens, onze eigen zonden, laten we eerlijk zijn, deze die we begaan hebben tegenover God en de onmetelijke oceaan van zonden van de gehele mensheid, deze heeft geen enkel belang meer voor deze theologen, want de liefde van God is het sterkste, de liefde is groter dan dat. De liefde bedekt een massa zonden. Dit betekent zoveel als zeggen: God houdt van de zondaar in zijn staat van zonde en God, door een besluit van zijn opperste goedheid, maakt de zonde ongedaan zonder dat dit ook maar aan iemand iets kost!
En zo komt het dan dat, in onze ervaring en binnen onze mensenwereld, de zonden elke samenhang verloren hebben, elke werkelijkheid. En uiteindelijk zondigen die theologen en zij die het ongeluk hebben hen te volgen honderd maal per dag zonder enig bewustzijn van het kwaad van hun zonden. Zo tarten ze, treden ze de heiligheid van God met de voeten; zo dagen ze God uit in zijn rechtvaardigheid en verdienen de straf.
Wat ga ik hierover zeggen? Om de traditionele waarheid – die de waarheid van de Openbaring is en van het onderricht van de universele Kerk tot op de goddeloze dag van vandaag – in ere te herstellen, ga ik zeggen dat in onze psychologie van mensen zoals we gemaakt zijn, het evident is dat "wie zijn gat verbrandt op de blaren moet zitten" en dat "wie zondigt eerherstel moet brengen". Tegenover elke ongeregeldheid, elke opstand tegen God moet een straf staan. Dit is een eis, niet van goddelijke rechtvaardigheid, maar het is een eis van rechtvaardigheid waarvan de wet ingeschreven staat in ons geweten. Ze zouden heel wat kwaad aanrichten, de ouders die hun kinderen uitleggen dat hun fouten vergeven zijn omdat de ouders zodanig goed zijn dat ze vergeven zonder ooit herstel te vragen voor die fouten, zonder ooit berouw of een vast voornemen tot verandering te vragen.
Er bestaat dus wel degelijk een rechtvaardigheid die oplegt dat voor elke begane zonde er een salaris voor die zonde bestaat, een vrijkopen van die zonde, een verlossing door het Bloed.
Vermits God besloten had de mensen vergeving te schenken moest Hij hen op zo’n wijze vergeven dat de mensen in staat waren de draagwijdte van deze vergeving en de grootsheid van deze liefde te meten. Het was dus nodig dat de mensen in hun ervaring enerzijds op een helft van een weegschaal de vreselijke last van de zonde van de mensheid zagen en anderzijds op de andere helft van de weegschaal iets menselijks, aards, stoffelijks dat in hun ogen een gelijk gewicht voorstelde, opdat ze de vreselijke massa van de zonden zouden beseffen door de vreselijke oceaan te zien van lijden van Hem die zich ter Verlossing ging opofferen voor alle mensen.
Dus tussen de Vader en de Zoon bestaat uiteraard slechts één liefde! De Vader heeft, uiteraard, niet het minste teken van woede tegenover zijn Zoon vertoond! Maar om te voldoen aan de rechtvaardigheid van God, die we voorstellen als een woede tegen de zonde, vermits de Zoon besloten had ons te redden, kon de Zoon op geen andere manier de liefde en de grenzeloze vergeving van God tonen dan door te betalen met zijn zweet, zijn tranen en zijn Bloed voor ieder van ons en voor al onze zonden.
Zo komt het dat we deze avond hier bijeen zijn omdat we moeten erkennen:
1) De gruwel van onze zonden en de gruwel van de misdaden van de wereld.
2) We moeten erkentelijk zijn tegenover God die ons, in zijn liefde, heeft vergeven op een voor ons verstand en gevoel noodzakelijke vorm van gerechtigheid, door zijn Zoon te vragen in zijn vlees en in zijn bloed te betalen voor de zonden die we begaan hebben.
3) We erkennen dus de onmetelijkheid van het lijden van Christus.
4) We weten goed dat er slechts vergeving is voor ons in de mate waarin we, de zonde achter ons latend, ons dankbaar binden aan Jezus Christus, met medelijden, met verering voor zijn heilige Wonden, en beslissen de zonde te vluchten om ons door Gods wet voor altijd aan Jezus te binden.
Nu we begrepen hebben dat alle gerechtigheid geschied is, blijft ons nog slechts over te naderen tot onze Verlosser om zijn Kostbaar Bloed te drinken, zijn Vlees van slachtoffer te nuttigen, opdat zijn redding werkelijk ons hele wezen doordringt en in ons een heiligheid opwekt vergelijkbaar met de zijne en een liefde gelijk aan de zijne voor God de Vader die ons vergeven heeft. Dat is wat we zullen doen tijdens de ceremoniën die volgen.
We gaan bidden voor de ganse Kerk, opdat het Bloed van Christus de heiligheid van de Kerk zou vernieuwen, en voor de wereld, opdat deze zich zou bekeren en tot Christus naderen. Dan zullen we ieder om beurt de voeten van het Kruisbeeld komen kussen, zullen we het Kruis aanbidden. En tenslotte, teken van opperste goedheid van God op deze dag van Goede vrijdag waarop we slechts terecht verdienen het voorwerp van woede van God te zijn, zullen we in ons wezen het gezegende Lichaam, Bloed van Christus ontvangen, en zullen we ons zo aan Hem binden door deze banden van een sacramentele communie die het voorspel zou moeten zijn van een eeuwige en onaantastbare band.
Met deze gevoelens zullen we Goede Vrijdag beleven. Vervolgens zullen we met ontzetting geslagen blijven bij de gedachtenis aan zijn dood en zullen we trouw, met de Maagd Maria en de heiligen, zijn Verrijzenis op de dag van Pasen afwachten.
Abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de homilie van 4 april 1980