27 JANUARI 2017

De Zaligsprekingen, een uitnodiging tot de liefde

IK ben dikwijls door medelijden bewogen voor deze of gene onder jullie van wie de last me heel zwaar lijkt. En wanneer het verschillende brieven of gesprekken op een zelfde dag zijn die me op de hoogte brengen van een reeks van moeilijkheden zonder oplossing, van lijden zonder remedie, word ik droevig en terzelfdertijd bewonder ik stilletjes dat dit gebeurt naar het believen van de Vader van alle goeds. Ik heb dan zin om jullie te herinneren aan de uitnodiging van Jezus tot zijn vermoeide apostelen : « Trekt u wat terug, op een rustige en eenzame plek, om wat uit te rusten ». Die dag zag men de kleine groep van vrienden van Jezus zich verwijderen in de richting van het meer en de boot nemen om naar de “ eenzame plek ” te gaan. Het volk ging op weg om hen terug te vinden en volgde daarbij de oevers. Toen ze eindelijk teruggevonden waren, keek Jezus de mensen aan en kreeg medelijden met hen « omdat ze zoals schapen zonder herder waren, en Hij begon hen lange tijd te onderrichten ». Tenslotte zond Hij hen naar huis na hen een miraculeus brood, symbool van de Eucharistie, te hebben uitgedeeld.

Het medelijden van Jezus stemt in alles perfect overeen met zijn volmaakte trouw aan de Wil van zijn Vader. Hij die gezegd heeft : « Komt tot Mij, gij allen die moe zijt en al te zeer beladen, en Ik zal u rust geven » is dezelfde die onderrichtte : « Als iemand mij wil volgen moet hij aan zichzelf verzaken, zijn kruis opnemen en mij volgen ». De goede Meester ziet onze lasten, onze strijd, Hij heeft medelijden met onze zwakheid en toch zullen de verzachtingen die Hij ons schenkt ons niet verlossen van onze lasten vóór het door zijn Vader vastgelegde uur, maar ze zullen ons de prijs ervoor doen kennen.

Welke belangrijke les hebben wij dus van Jezus te ontvangen op de heuvel waar Hij ons terzijde neemt ! Het is niet de door bliksems omgeven Sinaï waar God zich aan zijn Profeet openbaart, noch de berg Thabor waar Jezus met licht bekleed is, noch de Karmel waar de glimlach van Jezus verschijnt. Het is een lichte verhevenheid die gemakkelijk te beklimmen is door een ganse menigte en vanwaar men een wijd uitzicht op het platteland heeft. Van daaruit kan men het werk van de mens niet vergeten, maar het lijkt minuscuul terwijl de blik aangetrokken wordt door het licht van de wijde hemel, waartegen zich, vertrouwelijk en vertrouwenwekkend, het silhouet van Jezus aftekent.

Het is voor ons reeds een genade dat we samen met de menigte tot daar gekomen zijn en deze afspraak niet gemist hebben ! Ik weet dat jullie allen aanwezig zijn. Als antwoord op mijn brieven hebben die van jullie mij jullie instemming laten weten met de allereerste waarheid : dat het beste deel van ons leven ligt in het gesprek met God, het leven terzijde aan de voeten van Jezus. Allen, bijna allen, zijn jullie dus tot daar gekomen, begerig om te luisteren naar onze Meester. Jullie zeggen me dat slechts daar rust te vinden is. Ik vreesde jullie te doen terugdeinzen door mijn eerste brieven die helemaal gewijd waren aan de zoektocht naar God. Jullie hebben me geantwoord dat dit wel degelijk jullie grootste verlangen was. Daar ben ik verheugd over want hij die Jezus niet volgt in de eenzaamheid kan zijn gemoedsrust niet lang bewaren middenin de moeilijkheden van deze wereld.

Kom dus naar deze heuvel waar de menigte langdurig door Jezus onderricht wordt, wie jullie ook zijn, waar jullie zich ook bevinden, zelfs als dit in zonde zou zijn. Van daaruit schuift de horizont op, veranderen de perspectieven. Het leven lijkt helemaal anders dichtbij Jezus, die ons de verborgen betekenis ervan toont en ons het goede openbaart dat de Vader uit onze kwalen wil doen voortkomen. Vanaf deze hoogte waarop we aangekomen zijn is er in de aardse zaken al niet meer een totale vreugde en evenmin een absolute catastrofe te vinden. Want enkel belang heeft is « de Liefde, de liefde die Nooit zal overgaan », zoals de jonge en gekwelde Teresia van Avila overpeinsde, de Liefde waarvan wij nog maar de eerste uitingen en de eerste schittering kennen. En deze liefde volstaat reeds om alles wat zij aanraakt met haar stralen van gedaante te veranderen.

Wat leert Jezus ons ?

Tot de ziel die vermoeid is door de strijd tegen de storm van haar passies, misselijk door haar lafheid, overtuigd dat ze er nooit zal uit geraken en om die reden helemaal ontredderd, spreekt Hij lange tijd. Hij toont haar in die vreemde kronkelweg zelfs een grote wil van God. Ook daar kan alles het prachtig bewijs van liefde zijn. Moet de mens niet aanvaarden in die vreselijke woestijn binnen te trekken om er de overwinning van Christus over de machten van de hel te doen kennen ? Eertijds had God de heilige man Job als een prooi aan Satan overgeleverd om reeds de mislukking van de vijand van de mensheid aan te geven. Toen de vervolgingen ophielden en de eerste steden zich bekeerden tot het christelijk geloof hebben de eerste kluizenaars zich in de woestijn willen terugtrekken om er de duivels tot in hun schuilplaatsen te achtervolgen en alles van het zo lange tijd ontheiligde immense universum aan Christus te geven. Evenzo wil God een grote eer halen uit sommige zielen door hun trage, hun pijnlijke, hun broze overwinning op de zonde.

Dat zij van wie de geest gewillig maar het vlees zwak hun kostbare roeping onder ogen zien : de gekwelde getuigen van Christus’ overwinning zijn ! Het is een gave die me gegeven is van geen sacramentele absolutie te kunnen geven zonder bijzonder ontroerd te zijn bij het zien van de grootheid van God die aldus vergeeft. Het lijkt me op dat ogenblik dat de ziel, die zich verwijderd had en nederig terugkeert, dan heel haar roeping navolgt en zijn volle betekenis geeft aan het mysterie van Jezus. Zo wacht God ons op !

Wie begrepen heeft welke eer God haalt uit dit zich terug herpakken en deze verborgen strijd zal zich niet langer beklagen de beproevingen van de bekoring te moeten ondergaan. Al zou men nog duizend aanvallen van duizend duivels moeten ondergaan, dan zou men dit nog aanvaarden. Het is goed langs deze lastige weg te gaan om God te eren en aldus de macht van het Verlossende Bloed te openbaren. Is het de roeping van de christen deze marathon van de liefde te lopen tot aan de dood, dan aanvaardt hij dit en gaat van start op die lange piste. Telkens als zijn krachten hem verraden richt hij zich op, hij zal niet opgeven ! En zonder achterom te kijken noch iets anders te overwegen, gaat hij verder, gesterkt door een goddelijke zekerheid, held van het Evangelie. Zoals de Athener uit de oudheid die naar de stad rende om de overwinning aan te kondigen is ook hij de drager van een boodschap van redding. Hij kan zich niet laten verslaan, hij zal tot het einde gaan, tot stervens toe.

Tot de lijdende ziel spreekt Jezus ook lange tijd. Besef goed dat het geen minderheid is binnen onze geestelijke familie die zware kruisen te dragen of mee te slepen heeft. Verschillenden zijn in ontroostbare rouw ondergedompeld geweest, anderen verkeren in angst voor het zielenheil van hun dierbaarsten. Verborgen en zwaar lijden. Anderen hebben moeite een leven van verveling te aanvaarden. Voor nog anderen zijn het uit elkaar gespatte dromen, bestreden roepingen, geestelijke verlatenheid, tegenspraak of ook pijnlijke ziektes of beangstigende materiële zorgen. Ik ben getuige van zovele dingen waaraan men menselijkerwijze niets kan doen en mijn hart krimpt ineen. Dat zij allemaal de heuvel beklimmen waar Jezus hen uitnodigt ; ze zullen er rust vinden. Wat hen hier beneden een absoluut kwaad leek, een beklagenswaardig noodlot, zal hen daar in een ander licht verschijnen.

Ongetwijfeld moeten we aan dit soort kwaad proberen te verhelpen. Maar terwijl we dit proberen verwittigt Jezus ons dat zij die lijden zalig zijn... Hij schijnt medelijden met onze droefheid te hebben en zich toch eveneens te verheugen om verheven en mysterievolle redenen : « Zalig de armen, zalig zij die wenen, zalig zij de vervolging lijden vanwege de gerechtigheid... » Elk woord van de zaligsprekingen roept een wereld van lijden op, elk woord evoceert een volmaakt geluk, het ene roept het andere op. Als Christus moest lijden om in zijn Glorie binnen te gaan, geloof dan dat het goed voor ons is naar lichaam en ziel te ervaren wat het betekent te lijden om samen met Hem binnen te gaan in het mysterie van de Liefde die blijmoedig aanvaart en van de Glorie die eruit voortkomt.

Terwijl we ons aldus inzetten om te slagen in onze ondernemingen, en dat is heel redelijk, lijkt het dat God aan dit welslagen slechts een relatief belang hecht. Of het nu gaat om het opvoeden van zijn kinderen, het bouwen van zijn huis, een zaak leiden, degelijke vriendschappen in stand houden, vechten voor zijn vaderland, werken voor de bekering van de volkeren : God laat toe dat talrijke obstakels de inspanning afremmen, de resultaten compromitteren. Dat is omdat Hij meer dan dat alles verlangt te zien dat we zijn Zoon navolgen en in ons vervolledigen wat ontbreekt aan het Lijden van Christus ! God wacht ons op ! Wie dit niet begrepen heeft en niet wil geloven in deze verwachting van God weigert te geloven in de Liefde. Want de Bruidegom kent slechts vreugde als hij uit het hart van de bruid een liefde gelijk aan de zijne heeft zien ontspruiten, en dit tot de tranen van gedeeld lijden toe.

Christus’ mysterie hernieuwen is eenvoudig en heel ons leven ligt erin samengevat : leven dichtbij God, uit zijn schatten de energie putten voor de heiliging van onze persoon en het verloop van ons leven onderwerpen aan de hogere wet van de Zaligsprekingen. Aanschouwen we dus het lijden dat zich aan ons aanbiedt met sereniteit : « Vreest niet, kleine kudde », zegt Jezus onze Herder, « want het heeft uw Vader behaagd u het koninkrijk te schenken ».

Abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de « Lettre à mes amis » nr. 8, 1957