Christus en de Kerk : 
«Mijn Welbeminde is van mij en ik van Hem»

Melchisedek, « koning van Salem » en « priester van de Allerhoogste », is in het Oude Testament de voorafbeelding van Jezus Christus, Koning en Priester « voor eeuwig in de orde van Melchisedek » en bekleed met « een volmaakt hogepriesterschap » ( Brief aan de Hebreeën 7 ). Mozaïek uit de 6de eeuw in de kerk van San Vitale in Ravenna.

JEZUS die op het Kruis sterft, is de nieuwe Adam  die de geboorte schenkt aan een nieuwe, door zijn Bloed vrijgekochte mensheid. Eva, uit een rib van Adam geschapen, was als het ware vooraf in hem vervat ; hij was dus voor haar het beginsel van haar eigen leven. Zo is het ook met Christus, de nieuwe Adam van de nieuwe Eva die de Kerk is, gesticht in het Hart van de Maagd Maria dat door een zwaard van smart doorboord werd.

Christus is het hoofd van de Kerk én van elke plaatselijke Kerk. Door het dienstwerk van de hiërarchie bestuurt Hij alles met het gezag van een veeleisende en jaloerse liefde, voor haar heil. Toen de Corinthiërs verleid werden om terug te keren naar hun afgoden, reageerde Sint-Paulus niet met moraal, maar met mystiek : « Ik ben naijverig op u met goddelijke ijverzucht ; want aan één man heb ik u verloofd, om u als reine maagd aan de zijde van Christus te stellen » (2 Co 11, 2).

DE KERK VORMT ÉÉN LICHAAM

De Kerk, dat wil zeggen de gemeenschap van de gedoopten, vormt op mysterieuze wijze slechts één wezen waarmee Christus wil huwen voor de eeuwigheid. En heel het werk van de apostelen, zoals Sint-Paulus, bestaat erin de leden van elke lokale Kerk erop voor te bereiden om allemaal samen slechts één lichaam te vormen in de deugd, in de genade van God, met de bedoeling op een dag vereenzelvigd te worden met de bruid waarvoor Jezus zijn Bloed op het Kruis vergoten heeft.

De H. Paulus legt de Corinthiërs uit dat zij slechts één lichaam vormen met Christus, omdat zij van Hem het leven van de genade krijgen door de sacramenten. Zij zijn dus “ lichamelijk verenigd ” met Hem. Dat is precies de definitie van de huwelijksverbintenis. En die verbintenis tussen echtgenoot en echtgenote is van die aard dat zij aan de christen verbiedt om andere, onzuivere en overspelige betrekkingen aan te gaan.

Omdat de Kerk een lichaam is, moet men om gered te worden deel uitmaken van dat lichaam, opgenomen zijn in de Kerk door het doopsel en er zo lidmaat van worden. Het lichaam is de Kerk, Christus is er het hoofd van omdat Hij er de Verlosser en Bruidegom van is. Hun eenwording is voor de eerste maal bezegeld in het Bloed van Jezus op het Kruis. Die liefdesdaad wordt tijdens elk H. Misoffer vernieuwd.

Godsdienst is per definitie de relatie van de mens met God, een relatie die zich uitdrukt in offers die de mens opdraagt aan God, zijn Schepper en Vader. Bij de heidenen offerde men een dier dat de keel werd overgesneden en men hoopte of stelde zich voor dat de godheid in ruil gunsten zou verlenen, zonder daarover nochtans enige zekerheid te hebben. De nieuwigheid van de Bijbel was dat God zichzelf openbaarde en een verbond sloot met zijn volk ! Er kwam een echte uitwisseling tot stand tussen de Hemel en de aarde, volgens een offerliturgie. In die offers van het Oude Testament – denk aan Abraham die zijn enige zoon Izaäk moest offeren – heeft de Kerk voorafbeeldingen van het Kruis erkend, dat het volmaakte offer is gebracht door de Zoon van God, Priester en Slachtoffer tegelijk. Het Kruisoffer is de bezegeling van het nieuwe en eeuwige Verbond, hernieuwd tijdens elke Mis.

Onze vader, abbé de Nantes, betreurde in zijn Theologie van de Eucharistie dat men teveel de nadruk legde op het intieme en individuele aspect van de communie : God en ik ! Dat past perfect binnen het moderne personalisme.

Maar de mensen van alle vroegere tijdperken hebben hun verbond met God opgevat als het verbond van een heel ras, een volk, een stam of een familie. Bij de heidenen stond de godheid niet in betrekking met individuele personen, maar enkel met het gehele volk, via zijn hiërarchische vertegenwoordigers. En in het Oude Testament sloot God een Verbond met Adam als stamvader van zijn nageslacht, met Noë als hoofd van heel zijn familie, met Abraham en zijn afstammelingen, tenslotte met zijn volk dat Hij uit Egypte had geleid en in Jeruzalem gevestigd door tussenkomst van de leiders die Hij het geschonken had.

In die lijn wordt het nieuwe en eeuwige Verbond bezegeld door één Persoon, Jezus, met het geheel van alle anderen samen, die vooraf tot een heilig volk gemaakt zijn door de prediking van het geloof, de toediening van het heilig doopsel en de afkondiging van de nieuwe wet. Dat heilig volk, het nieuwe Israël, de Bruid van God, is de Kerk. Zij is het die Jezus allereerst op het oog heeft wanneer Hij zijn Verbond hernieuwt.

Laten we dus niet te haastig zijn om, ieder voor zichzelf, te zeggen : « Ik ben de bruid van Christus ! » God houdt slechts van ons in de mate waarin we toebehoren aan zijn Kerk. Daarom stelt onze vader dat de Eucharistie in de eerste plaats een kerkelijk sacrament is. Wij moeten ervoor zorgen dat wij “ verdwijnen ” in de Kerk en er ons rekenschap van geven dat wij op die manier God aangenaam zijn en zo bekwaam worden om vrucht te dragen.

Als wij te communie gaan, komt het er niet op aan te onderzoeken of ons kleine hart sneller klopt, of we ontdaan zijn, of we genieten van zijn Tegenwoordigheid. Wij staan ten dienste van Christus en de Kerk, zijn Bruid, en dus gaan wij veeleer te communie om dienstbaar te kunnen zijn en te lijden dan om een individueel geestelijk genot te smaken.

GODDELIJK HUWELIJK, MENSELIJK HUWELIJK

De eenwording van Christus en de Kerk, voltrokken op het Kruis en tijdens elke Mis hernieuwd, ligt aan de basis van een prachtige en geheiligde menselijke orde die naar het model van die fundamentele relatie is uitgebouwd.

Eerst en vooral is er het menselijke huwelijk, dat Sint-Paulus terecht een grote zaak noemt en een beeld van de eenwording van Christus en de Kerk. Op dat christelijke huwelijk is heel de familiale menselijke orde gegrondvest, met inbegrip van het ermee verbonden netwerk van vaderschappen, kindschappen, vriendschappen enz. Het is geen wonder dat de atheïstische en antichristelijke vrijmetselarij zo hardnekkig probeert om dat allemaal kapot te maken of te corrumperen.

Abbé de Nantes onderstreept dat het huwelijk tegelijkertijd in de wil van de man en de instemming van de vrouw ligt. Wij moeten begrijpen dat het “ Ik wil ” van de bruidegom verwant is met het “ Ecce venio ” uitgesproken door Christus bij zijn Menswording : « Zie, Ik kom om uw wil te volbrengen, o Vader ! » (Brief aan de Hebreeën 10, 7). De wil van de Vader zal Hem tot op het Kruis brengen. Deze daad van vrijwillige gehoorzaamheid van Christus is reeds de viering van zijn huwelijk met de mensheid, maar in het perspectief van zijn Lijden, om zijn zondige bruid vrij te kopen en haar een schitterende en onuitputtelijke vruchtbaarheid te schenken.

« Wat de instemming van de christelijke echtgenote betreft », zo legt onze vader uit, « die is niet alleen te vergelijken met het “ JA ” van de Kerk aan Christus, ze drukt ook een bewuste deelname uit. In het huwelijk neemt de bruid de eeuwige houding en functies van de Kerk over, die op sacramentele wijze het leven, de genade en de vruchtbaarheid van Christus ontvangt door het dienstwerk van haar Bruidegom. »

Dat is niet alles. In het plan van God vormt de relatie tussen echtgenoot en echtgenote de gietvorm, de matrix, van alle sociale betrekkingen. De bruid is « beeld en gelijkenis » van elk sociaal lichaam dat geleid en bestuurd wordt door een gezag, een bruidegom. Zo is de diocesane Kerk als een bruid die door de paus wordt toevertrouwd aan de zorgen van een bisschop, iemand die daartoe gewijd wordt om er de bruidegom van te zijn. Sint-Franciscus van Sales beschouwde zich echt als « gehuwd met zijn bisdom », zoals hij zei.

Hetzelfde geldt voor een pastoor, die de zending krijgt om zich volledig te wijden aan een parochie die in zijn herderlijke handen wordt gelegd en die hij dus op mystieke wijze huwt. Er wordt van hem verwacht dat hij zich volledig geeft, zoals een man zich volledig dient te geven aan zijn vrouw. Beiden – de priester voor zijn parochie, de echtgenoot voor zijn echtgenote – weten dat zij andere Christussen zijn om zich aan hun bruid te hechten als aan de Geliefde van de Heer, om haar te dienen, lief te hebben en haar te zien zoals Jezus haar ziet, in haar bovennatuurlijke schoonheid, los van de onvermijdelijke middelmatigheden en tekorten van elke dag...

Op dezelfde manier was de natie in het Ancien Régime de bruid die door de wijdingsbisschoppen werd uitgehuwelijkt aan de vorst op het moment dat zij hem tot koning zalfden, waardoor hij de bruidegom en vader van zijn volkeren werd. Heel de kroningsceremonie van de Franse monarchen in de kathedraal van Reims was van die mystiek doordrongen.

Het lichamelijke huwelijk en het lichamelijke vaderschap zijn bijgevolg het beeld en de gelijkenis van het geestelijke huwelijk en het geestelijke vaderschap. Zij maken eerst de blijde mysteriën door, maar bereiken het hoogtepunt van de liefde op het huwelijksbed van het Kruis.

broeder Bruno van Jezus-Maria
Hij is verrezen ! nr. 122, maart-april 2023