DE PASSIE,
teken van tegenspraak

« De film The Passion schenkt de Evangelies hun artistieke uitdrukking,
in de zin waarin de katholieke Kerk ze verstaat
 »

(een joods rabbijn uit de V.S.)

« Het Kruis van Christus ! De heidense wereld keek er vol hoop naar uit, en de Christenheid bezat er in grote dankbaarheid de volle werkelijkheid van. Maar bij “ het begin van het derde millennium ” wordt het Kruis afgewezen en de rug toegekeerd. Men geeft de voorkeur aan het “ nieuwe humanisme ”, zonder mysterie en zonder offer. Dát is de diepste reden voor de storm die ontketend werd rond de film The Passion of the Christ van Mel Gibson » (broeder Bruno Bonnet-Eymard). Nu deze storm uiteindelijk is gaan liggen, wordt het tijd voor een serene studie over de kern van de zaak.

INJezus en Kaïphas een artikel met de titel « Religieuze correctheid », verschenen in de Franse krant Le Figaro van 10 maart 2004, herinnert Michel De Jaeghere eraan dat de benaming inquisitie indertijd gegeven werd aan een instelling die « een nieuwigheid invoerde in de middeleeuwse procedure : elke veroordeling diende te worden voorafgegaan door een grondig onderzoek tijdens hetwelk de verdachte gehoord werd, terwijl de bewijzen van zijn misdaad onderzocht werden. Deze fijngevoeligheid is aan ons niet meer besteed. »

Vandaar dat de film van Mel Gibson onherroepelijk veroordeeld werd, zowel in Europa als in Amerika, door zedenmeesters die hem niet eens gezien hadden !

Het onderwerp van het geschil is in werkelijkheid dan ook « de inhoud zelf van de geschiedenis die Gibson vertelt », aldus De Jaeghere, « en die inhoud wordt antisemitisch genoemd. » Het scenario stelt « de hogepriester en de joodse clerus van de tempel te Jeruzalem voor als de aanstichters van de terdoodveroordeling van Jezus. Het was dus helemaal niet nodig de film te zien. Het volstond om te weten dat hij deze aanstootgevende visie op het Lijden van Christus opvoerde. »

Dit alles brengt het proces van Christus zelf in herinnering :

« “ Wat hebben we nog getuigen nodig ? Gij hebt de godslastering gehoord. Wat dunkt u ? ” En allen spraken het vonnis uit dat Hij de dood schuldig was » (Mc. 14, 63-64).

Mel Gibson volgt inderdaad eerlijk en eenvoudig de vier Evangelies. De Jaeghere zet de citaten op een rij die geen enkele twijfel laten bestaan over de verantwoordelijkheid van de joodse gezagsdragers in de dood van Christus. Het eerste citaat is een woord van Jezus zelf :

« Ziet, wij gaan op naar Jeruzalem ; en de Mensenzoon zal worden overgeleverd aan de opperpriesters en schriftgeleerden, en ze zullen Hem ter dood veroordelen. Ze zullen Hem overleveren aan de heidenen om Hem te bespotten, te geselen en te kruisigen. Maar op de derde dag zal Hij verrijzen »(Matth. 20, 18-19).

De tweede aanhaling toont aan dat de misdaad met voorbedachten rade gepleegd werd :

« Toen vergaderden de opperpriesters en de oudsten van het volk in het paleis van de hogepriester, die Kaïphas heette. Ze beraadslaagden om Jezus met list gevangen te nemen en Hem te doden » (Matth. 26, 3-4).

De volgende vier eensluidende citaten zijn ontleend aan de vier Evangelisten :

« De opperpriesters en heel de Hoge Raad zochten naar een valse aanklacht tegen Jezus, om Hem ter dood te brengen » (Matth. 26, 59).

« Van die dag af waren zij vastbesloten Hem te doden » (Jo. 11, 53).

Pilatus en Jezus« Toen scheurde de hogepriester zijn klederen en zei : “ Wat hebben we nog getuigen nodig ? Gij hebt de godslastering gehoord. Wat dunkt u ? ” En allen spraken het vonnis uit dat Hij de dood schuldig was » (Mc. 14, 63-64).

« Nu riep Pilatus de opperpriesters, de oversten en het volk bijeen en sprak tot hen : “ Gij hebt deze man bij me gebracht als een volksopruier. Ik heb Hem in uw bijzijn verhoord en aan niets schuldig bevonden van al wat gij Hem ten laste legt. […] Ziet, Hij heeft niets bedreven wat de dood zou verdienen. Ik zal Hem dus vrijlaten, maar Hem eerst laten geselen. ” […] Maar ze schreeuwden allen tezamen : “ Weg met Hem, laat ons Barabbas vrij ! ” […] Opnieuw sprak Pilatus hun toe, daar hij Jezus wilde vrijlaten. Maar ze schreeuwden er tegen in : “ Kruisig Hem, kruisig Hem ! ”Ten derden male zei hij hun : “ Wat kwaad heeft Hij dan gedaan ? Ik heb in Hem geen doodschuld gevonden ; ik zal Hem dus vrijlaten, maar eerst laten geselen. ” Maar luid gillend hielden ze aan, en eisten dat Hij gekruisigd zou worden ; en hun kreten wonnen het pleit. Pilatus besliste dat hun eis zou worden ingewilligd. Hij liet op hun verzoek de man vrij die om oproer en moord in de gevangenis was geworpen ; maar Jezus leverde hij aan hun willekeur over » (Lc. 23, 13-25).

Volgende bemerking is van beslissende aard, en toont het enorme anachronisme aan dat begaan wordt door hen die deze zaak vermengen met een of andere vorm van antisemitisme :

« De kern van de zaak is dat nagenoeg iedereen in deze geschiedenis joods is : de hogepriesters en de massa die om de doodstraf schreeuwt, maar ook de apostelen, de heilige vrouwen en de goede moordenaar, de Heilige Maagd en de leerling die alleen bij haar aan de voet van het kruis is blijven staan. De heidenen komen in het Evangelie pas op de tweede plaats : twee centurio’s, Pilatus, een vrouw uit Kanaän, de soldaten die Christus geselen of dobbelen om zijn tuniek.

« Dat is, in de ogen van de katholieken, de bijzondere lotsbestemming van het uitverkoren volk : dat het uitverkozen werd om, als in een microkosmos van de hele schepping, zowel de personen te leveren die Christus ter dood zouden brengen als zij die de primitieve Kerk zouden vormen ; dat het dit volk zelfs gegeven werd om onder de zijnen de Godmens te tellen, die de mensheid door zijn kruisdood zou vrijkopen. Dit mysterie herleiden tot onze bekrompen normen om er onze polemieken mee te voeden, heeft iets belachelijks. »

Pater Jean Charles-Roux, rosminiaan, die de geestelijke vader was van Mel Gibson en zijn acteurs in Rome tijdens de opnamen, spreekt in dezelfde zin :

« Ik begrijp die beschuldiging niet ! Men doet alsof Christus geen jood was. Als men dat vergeet, begrijpt men niets meer. Men is niet anti-Frans omdat men Robespierre veroordeelt en Lodewijk XVI verdedigt ; men is niet anti-Engels omdat men partij kiest voor Karel I en Cromwell als een monster voorstelt ; men is niet anti-Italiaans als men tegen Garibaldi is. Hier gaat het om hetzelfde. We hebben te maken met een interne joodse geschiedenis. Ik sluit mij aan bij wat de leden van de Amerikaanse evangelische Kerk antwoordden aan bepaalde leden van de joodse gemeenschap : “ Waarover klagen jullie ? Natuurlijk zijn er in de tijd van Jezus mensen geweest die slecht en wreed waren, en die het kwaad van de mensheid vertegenwoordigden. Maar de held van de film overtreft alle anderen omdat Hij goddelijk is ! Geen enkel volk kan een held voorschotelen als die van jullie ! Dat strekt jullie tot eer ” » (Valeurs actuelles van 5 maart 2004).

Het is aan hen om deze eer te erkennen door zich te bekeren tot deze Christus-Koning, de Koning van de joden, die al tweeduizend jaar lang zijn armen naar hen uitstrekt !

EEN ANTIMODERNISTISCHE BOM

Maria Magdalena, Maagd Maria en JohannesVanwaar dan dat wereldwijd protest ? Broeder Pierre, de overste van ons huis in Canada, legt de vinger op de wonde : « De projectie van een film die een reconstructie wil zijn van de historische gebeurtenissen van het Lijden van Jezus tot uitboeting van onze zonden » betekent een frontale aanval op het modernisme. « Deze ketterij, die door de heilige Paus Pius X met een uitzonderlijk doorzicht veroordeeld werd in zijn magistrale encycliek Pascendi dominici gregis van 8 september 1907, heeft zich niettemin verder verspreid in de Kerk, in die mate dat de meerderheid van onze hedendaagse theologen erdoor besmet is. Deze niet te onderschatten ketterij kent aan de Christus van het geloof – een vaag personage, schepping van de innerlijke ervaring en het individueel gevoelen – alle eigenschappen toe die de Kerk aan Onze Heer Jezus Christus Zoon van God toekent, maar zij ontzegt deze eigenschappen in naam van de rede en de kritische wetenschap aan de Jezus van de geschiedenis » (La Renaissance catholique nr. 117, april 2004).

De reden die ingeroepen wordt om zo de Christus van het geloof te scheiden van de Jezus van de geschiedenis heeft te maken met de interpretatie van de Evangeliën : de evangelische geschriften zouden volgens het modernisme pas lang ná de gebeurtenissen die ze verhalen geschreven zijn ; ze zouden bijgevolg niet de waarde hebben van een historisch getuigenis, maar slechts een latere “ reconstructie ” zijn van deze gebeurtenissen door de primitieve gemeenschap die op die manier haar “ religieuze ervaring ” vorm geeft.

Maar deze theorie is niet opgewassen tegen de meest recente ontdekkingen van de archeologie en de epigrafie. Het beste bewijs ligt in het fameuze papyrusfragment 7Q5 dat in één van de grotten van Qumrân werd teruggevonden [zie Hij is verrezen ! nr. 9 van mei-juni 2004 : « Qumrân en de Essenen »]. Dit kleine fragment bevat een passage uit het Marcusevangelie (Mc. 6, 52-53) en werd geschreven vóór het jaar 50 !

Broeder Pierre baseert zich op een zeer brede consensus, gaande van onze eigen studies tot die van de modernistische anglicaanse exegeet Robinson, die in toepassing van de meest strikte wetten van de historische kritiek opnieuw heeft aangeknoopt met de traditionele datering van de geschriften van het Nieuwe Testament. In dit verband mogen we ook het werk van de Duitse papyroloog Carsten P. Thiede niet onvermeld laten ; hij dateert het Evangelie van St.-Marcus in de jaren 30 na Christus, misschien zelfs tussen 30 en 35.

Dit alles laat broeder Pierre toe te besluiten : « De gehele ontwikkeling van het christelijke denken en handelen tot aan de dood van Stephanus en de bekering van Paulus, met inbegrip van de eerste hellenistische versie van het Evangelie, vond bijgevolg plaats binnen een tijdsbestek dat te vergelijken is met de periode waarin Jezus optrad en onderricht gaf : ten hoogste drie of vier jaar. »

HET « KERYGMA » VAN DE OORSPRONG

Het hoeft niet te verwonderen dat over de aangehaalde bewijsvoering zo weinig geweten is. Zij wordt bewust doodgezwegen, omdat zij vernietigend is voor het officiële modernisme. « Want als de essentie van het apostolisch kerygma [de prediking door de apostelen, afgeleid van het Griekse woord voor “ boodschapper ” – n.v.d.r.] geformuleerd is in de drie of vier jaar na de dood en de Verrijzenis van Jezus, en als het hele Nieuwe Testament geschreven is vóór de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70, dan voldoen de Evangelies aan alle criteria van authenticiteit die de interne en externe historische kritiek stelt. En dat betekent dat de Jezus van het geloof en de Jezus vande geschiedenis één en dezelfde zijn ! Exit het modernisme en zijn dwaze pretentie om “ de geschiedenis met de theologie te verzoenen ” ; het is aan de theologie om de historische geschriften te respecteren ! »

Het dragen van het KruisBroeder Pierre betreurt slechts, en met reden, dat Mel Gibson geen rekening gehouden heeft met de chronologie van de Passie zoals zij opgesteld werd door Annie Jaubert, in het licht van de handschriften van de Dode Zee en de bewezen gegevens uit de christelijke Oudheid. De onwaarschijnlijkheid is daardoor immers groot, een probleem dat alle specialisten van het Nieuwe Testament in het verleden beziggehouden heeft en dat de film van Gibson alleen maar kan onderstrepen :

« Hoe kan men alle gebeurtenissen van het Lijdensverhaal die door de Evangelisten verteld worden, laten plaatsvinden tussen donderdagavond en vrijdagnamiddag 3 uur ? Als men de verhalen van naderbij onderzoekt, ontdekt men bovendien elementen van innerlijke tegenspraak wat het ogenblik betreft waarop deze gebeurtenissen plaatsgegrepen hebben. De Kerk heeft daar oog voor gehad, maar zij heeft de gewijde teksten altijd gaaf en zonder enige correctie bewaard. Een bewijs van bewonderenswaardige trouw, die ook beloond werd ! […] De oplossing voor alle moeilijkheden werd gevonden in de grotten van Qumrân : een Esseense kalender, die afweek van de officiële kalender die in Jeruzalem in voege was. Alles wordt daardoor klaar en duidelijk, de schijnbare tegenstellingen lossen zich op en wat overblijft is de historische waarheid over het verloop van de gewijde gebeurtenissen. »

Toen het eerste werk van Annie Jaubert in 1957 verscheen, voorvoelde abbé de Nantes er al het grote belang van. Wij hebben ons op haar bevindingen gebaseerd om te bewijzen dat de gebeurtenissen van het Lijdensverhaal zich hebben afgespeeld tussen dinsdagavond – het begin van het Esseense Pasen volgens de “ traditionalistische ” kalender – en vrijdagavond, wanneer het officiële Paasfeest volgens de “ nieuwe ” kalender van de Sadduceeën en de Farizeeën een aanvang nam [zie Hij is verrezen ! nr. 9, p. 10].

« Door vast te houden aan het klassieke relaas over de twaalf laatste uren van Jezus’ leven heeft Mel Gibson een uitgelezen kans gemist om de modernistische hegemonie te breken ». Dat is dan ook de enige ernstige kritiek die men de film kan aanwrijven. Voor het overige verdient het resultaat alle lof, want de film heeft een grote verdienste : hij toont ons « het totale kerygma », d.w.z. de « integrale apostolische prediking », zoals de H. Petrus haar verwoordde onder inspiratie van de H. Geest daags na Pinksteren… en zoals onze afvallige wereld haar niet meer te horen krijgt.

« Men heeft Mel Gibson beschuldigd van nodeloze gewelddadigheid », schrijft De Jaeghere in Le Figaro, die meteen fijntjes opmerkt « dat men daar over het algemeen minder moeilijk over doet ». Hij voegt eraan toe : « Maar welk geweld was minder vrijblijvend dan het geweld dat de Zoon van God onderging voor het afkopen van onze zonden ? Als deze gewelddadigheid ons schokt, dan is dat misschien omdat wij er gewoon aan geworden zijn dat het Lijden van Christus, de geseling, de doornenkroning en de kruisiging voor ons lege begrippen geworden zijn. Wij spreken deze woorden uit zonder ons ten volle te realiseren wat ze betekenen. »

Om deze betekenis opnieuw duidelijk te maken kunnen we niet beter doen dan terug te grijpen naar een studie van abbé de Nantes in La Contre-Réforme catholique van juli 1973. Daarin probeerde hij een synthese te maken tussen enerzijds de dogmatische studie van de betekenis van de Passie, wat men het mysterie van de Verlossing noemt, en anderzijds de studie van de menselijke, historische en psychologische realiteit, zoals deze blijkt uit de aandachtige lectuur van de Evangelies. De vraag kan als volgt gesteld worden : Hoe kunnen de vernedering, de ellende, het misprijzen en de bloedige mislukking [d.i. de historische realiteit] tegelijkertijd het fundament en het middel vormen voor onze redding en de totale omvorming van de kosmos [d.i. het mysterie van de Verlossing] ?

Abbé de Nantes (art. cit.) : « Hoe kunnen we op een vernieuwende en moderne manier spreken over het eeuwig Mysterie van Jezus zoals de Kerk het ons onderwijst, met behulp van de Heilige Schrift en de kerkvaders en in overeenstemming met de dogma’s van ons geloof ? » Door de twee uiteinden van de ketting samen vast te houden : zowel het dogma van de Verlossing als de geschiedenis ervan. Dat is het voorwerp van de kerygmatische theologie.

JURIDISME

Vanuit dogmatisch standpunt ligt het mysterie vervat in de term « plaatsvervangende voldoening ». Door zich van God af te scheiden door de zonde hebben de mensen zich schuldig gemaakt aan een oneindig grote belediging, « gezien het gezag en de kwaliteit van de beledigde ». De mensen zijn daarom zelf niet bekwaam om eerherstel te doen :

Laatste Avondmaal« Om ons te redden heeft God dus zijn Zoon gezonden, in een lichaam dat gelijk is aan het onze. Hij heeft hem tot onze broeder in Adam gemaakt door zijn geboorte uit de schoot van Maria altijd Maagd. En deze geliefde Zoon heeft onze redding bewerkstelligd door zijn Offer, door zijn dood op het Kruis, waarbij Hij de twee voorwaarden vervulde die van een dergelijke verlosser vereist waren :

« 1° Oneindig eerherstel voor een oneindige belediging, omdat zijn Persoon van een oneindige onschuld, volmaaktheid en heiligheid was ; een eerherstel dat voldoening kon geven, dat voldoende groot was volgens alle eisen van de goddelijke rechtvaardigheid.

« 2° Eerherstel voor geheel de mensheid, in haar naam en plaats, door één van ons : de Zoon van God die, door zijn menselijke natuur en naastenliefde, één is met alle mensen, zijn broeders ; eerherstel door één mens voor allen, omdat Hij allen verving door zijn totale overgave. Vandaar de term plaatsvervangende voldoening. »

Als het mysterie echter herleid wordt tot deze dogmatische formulering, dan vervallen we in een “ juridisme ” dat het volbrachte Offer volledig loskoppelt van onze menselijke relaties. Het is dan net alsof wij mensen er volledig buiten staan. Alles lijkt zich af te spelen binnen het mysterie van de verhouding tussen de Vader en de Zoon. « Wanneer het offer volbracht is, lijkt alles ten einde. De wereld is gered… zonder het gezien of beseft te hebben. »

« Deze opvatting zou gemakkelijk kunnen leiden tot een grote passiviteit van de christenen, die oneindig zouden kunnen putten uit de mysterievolle schat van de verdiensten van Christus langs de gemakkelijke omweg van de sacramenten om. In zo’n eng perspectief heeft de Geschiedenis geen enkele zin meer. En de verleiding zou groot zijn om zich niets meer aan te trekken van geestelijke vooruitgang, van echte omvorming van onze ziel, van definitieve bekering van elke mens en van de hele wereld, omdat de vergeving van Christus tot op het einde van de tijden het antwoord biedt op de zonden van de wereld. We komen dan gevaarlijk dicht bij de leer van Luther, bij het fatalisme, de onverschilligheid en tenslotte de goddeloosheid. »

Vandaag de dag, dertig jaar nadat deze regels geschreven werden, herkennen we hierin maar al te duidelijk wat zich in onze Kerk afspeelt. De overgrote meerderheid van de geestelijken heeft afstand genomen van de klassieke vorming die ze gekregen heeft, en zegt nog alleen wat de mensen graag horen zeggen : iedereen is gered– wat men ook gedaan heeft, hoe men ook geleefd heeft, wat men ook op zijn geweten heeft.

PROGRESSISME

Daarnaast bestaat ook een andere mentaliteit : « In plaats van te steunen op het dogma legt deze mentaliteit de nadruk op de historische banden van de levende Christus met zijn broeders, de mensen. De verzoening van de mensen met elkaar en met hun leefwereld, in en door Christus, is belangrijker dan hun verzoening met God. Deze gedachtegang wordt gevolgd door de progressisten, bij wie de termen bevrijding, strijd, opstanding de plaats hebben ingenomen van de begrippen verlossing, offer, kruis. »

Satan« Deze theorieën mogen niet zomaar van de tafel geveegd worden : sommige verdienen onze aandacht. Zeker, ze sluiten zich op binnen het kader van onze aardse geschiedenis waarbij de mens centraal staat. Maar zij tonen tegelijkertijd het bestaan aan van tegenstrijdige Machten die boven de mens staan : de Duivel aan de ene kant, Jezus Christus aan de andere. […] De “ gevestigde orde ” waarin wij leven is veeleer die van Satan dan die van de Schepper : wij worden onafgebroken overheerst door dwaling, onrechtvaardigheid, haat en verdrukking, door lijden en dood. De Prins van deze wereld regeert, met het gevolg dat de mens vervreemd is en verpletterd wordt door kwade krachten – of die nu van materiële, economische of sociale aard zijn. Al van bij het begin vecht de mensheid tevergeefs tegen dit Kwaad. »

« In zulk een wereld dient Christus zich aan als de Rebel bij uitstek, de Revolutionair, de sterke man die opkomt voor de ware bevrijding uit elke vorm van slavernij en die zijn broeders wil redden uit de overheersing van de Materie, de Macht en de Duivel. Na de bekoring in de woestijn gaat Jezus op pad als een atleet en een redder voor de bevrijding van de mensheid. Na zijn verrijzenis wordt hij de onsterfelijke leider, de gangmaker van al onze bevrijdingen… »

Natuurlijk zijn de gevaren van deze “ theologie van de revolutie ” maar al te duidelijk. Wanneer Christus zo verweven wordt met onze menselijke strijd, is het onvermijdelijk dat op een dag de wanhoop toeslaat. Waar blijven de beloofde overwinningen ? Waarom mislukken de verhoopte opstanden telkens opnieuw ? « Het is dan ook fout om het dogma van de verlossing overboord te gooien ten voordele van de prediking van de bevrijdende revolutie… »

HET TOTALE KERYGMA

In elk van beide perspectieven zit een stuk van de waarheid vervat. Abbé de Nantes : « Jezus is inderdaad begonnen met brood aan de hongerigen te geven, zieken te genezen, te protesteren tegen de onrechtvaardigheden en de verdrukking. Hij heeft de kant van de armen gekozen en de machtigen uitgedaagd. Hij heeft het aanzien van de valse geestelijke gezagsdragers van zijn tijd en zijn land systematisch afgebroken. Hij streefde werkelijk naar de vestiging van het Rijk Gods op aarde. »

En toch, op het moment dat hij leek te zullen slagen, bij voorbeeld op de avond van de broodvermenigvuldiging of op Palmzondag, gebeurde er iets vreemds : « Op een mysterieuze manier veranderde de geduchte strijder, die op zijn voorhoofd het teken van de overwinning droeg, op het schijnbaar beslissende uur van gelaat : van sterk werd hij plotseling zwak, van activist werd hij passief. Hij verbergt zich, hij weent en zweet bloed, hij wordt overvallen door vrees en doodsangst. Dat kan Jezus toch niet meer zijn ! Hij zou toch gemakkelijk zijn vijanden de baas kunnen zijn – hij zegt het zelf ! En niettemin onderwerpt hij zich aan hen, hij laat het touw rond zijn hals leggen en zich naar Annas voeren als een schaap naar de slachtbank. Hij ondergaat zijn schijnproces om veroordeeld te worden en uitgeleverd in handen van de goddelozen. »

Zijn de drie dagen van de Passie dan een soort van onderbreking in de wrekende en bevrijdende strijd die Jezus voert ? Gaat het om een korte periode die in wezen tegengesteld is aan zijn zending ervoor en erna ? Hebben we fundamenteel te maken met een onafgebroken horizontalisme dat kortstondig onderbroken wordt voor de voltooiing van het verticaal mysterie van de verlossende uitboeting ? Wie die interpretatie volgt, scheidt het menselijke van het goddelijke...

Jezus en VeroniqueHet genie van abbé de Nantes heeft echter de oplossing van het probleem gevonden : « Als ik beter had geluisterd naar het zuivere kerygma, de integrale apostolische prediking, verduidelijkt door de dogmatische en mystieke meditatie van de Kerk, dan zou ik deze twee perspectieven niet gezien hebben als twee afzonderlijke momenten in het leven van Jezus, maar als twee componenten van al zijn daden – als de twee onafscheidelijke dimensies van zijn Kruis, de verticale én de horizontale. »

« In de strijder Jezus zitten de priester en het slachtoffer Jezus al vervat. Wanneer hij discussieert met de Farizeeën, zit in hem reeds die offergave aan zijn Vader, die zelfvergetelheid, die bereidheid om alles te ondergaan die pas volledig tot uiting zal komen op het Kruis. Maar evengoed ontplooit alle kracht van de strijder zich in de Jezus die verpletterd van angst en afschuw op de grond ligt, die gegeseld wordt en zijn Kruis draagt. De doodstrijd zelf verdient haar naam van “ strijd ” : een verschrikkelijke strijd tegen zichzelf, waarvan de redding van de wereld afhangt.

« Die verschrikkelijke strijd eindigt met de overwinning van Jezus ! De dood op het kruis is een uiting van macht en een voorafgaand teken van de overwinning van een mens zoals men er nooit één gezien heeft en nooit nog één zal zien. Hij beheerst zijn pijn, hij weerstaat aan de uitputting, hij aanvaardt de beledigingen. En tenslotte sterft hij met een luide kreet, niet als een uitgeputte mens maar als een machtig atleet die zijn leven aflegt op het vooraf bepaalde ogenblik, als alles voltooid is… om dat leven korte tijd later opnieuw op te nemen, op het moment dat hij het wil, machtig en meester over zichzelf én over de krachten die geloofden dat zij hem voorgoed verpletterd en uitgeschakeld hadden.

« Hoewel de Evangeliën en de andere Geschriften ons alle elementen van dit mysterie aanreiken, verhindert de zwakheid van ons verstand ons om alles in één systeem samen te brengen. Maar Jezus, de Godmens, heeft dit alles beleefd in de volmaakte eenheid van éénzelfde Persoon in twee naturen, en van éénzelfde project in twee dimensies, een verticale en een horizontale. »

HET GEHEIM VAN JEZUS’ HART

« Jezus is in de wereld gekomen om zich toe te wijden aan het heilig werk van de verlossing en om die wereld te bevrijden van het juk van Satan, te bekeren en op te dragen aan zijn Vader in het eeuwig Koninkrijk. Met psalm 40 zingt Jezus : “ Slacht- en spijsoffers wilt Gij niet, maar Gij hebt mij de oren geopend ; brand- en zoenoffers eist Gij niet, daarom zeg ik : Zie, ik kom ! ”

« De “ plaatsvervangende voldoening ” is iets waarvan Jezus zich bewust is vanaf het moment van zijn conceptie. Op elk ogenblik staat deze opdracht hem voor de geest, alle daden die hij stelt zijn ervan doordrongen. We moeten deze dimensie voortdurend in gedachten houden bij alles wat gaat volgen.

« In zijn wil tot opoffering en gave voor de mensheid treedt Jezus de wereld binnen als een rebel. » Abbé de Nantes aarzelt zelfs niet om Jezus een revolutionair te noemen – of beter : een contrarevolutionair.

« Want de wereld waarin Jezus binnentreedt, staat onder de heerschappij van Satan, wiens “ gevestigde orde ” er één is van zonde, verdrukking en dood. Jezus is tégen de wereld zoals hij is ! Hij is tégen, vanuit zijn hele menselijke wezen evengoed als vanuit gehoorzaamheid en dienst aan zijn Vader. Daarom komt hij de wereld binnen als tegenstander, strijder en rechter. Het Magnificat verkondigt dit in termen die niets aan duidelijkheid te wensen over laten : “ Hij toont de kracht van zijn arm, en slaat de trotsen van harte uiteen. De machtigen haalt Hij neer van hun troon, maar Hij verheft de geringen. Behoeftigen overlaadt Hij met gaven, en rijken zendt Hij met lege handen heen. ”

« Jezus zal nooit of nooit meer ophouden met oorlog te voeren tegen de Zonde, de Macht van de Bozen, de Duivel die de wereld beheerst. Deze strijd vloeit voort uit een driedubbele liefde : liefde voor de Vader, die door het kwaad beledigd wordt ; liefde voor Zichzelf, die deze onaanvaardbare solidariteit met de zonde verwerpt ; en liefde voor de armen en de onschuldigen, die verpletterd worden door de machten van de haat en de dood.

« Deze strijd tegen de boosaardigen die Hij in alle duidelijkheid tijdens zijn openbaar leven voert, wordt door Jezus ook doorgetrokken in de uren van zijn Lijden. Zijn strijd verzwakt niet, zijn afkeer voor het kwaad vermindert niet wanneer de boosaardigen hem doen lijden en hij uiteindelijk alles in de handen van zijn Vader legt. Op de weg van Golgotha en tijdens de lijdensuren van de kruisiging blijft zijn wil dezelfde : Satan buiten jagen, de wereld overwinnen, de bedriegers ontmaskeren, de armen bevrijden, de nederigen echte Leiders en goede Herders geven. Vroeger dacht ik uit onwetendheid dat Jezus tijdens de tijd van zijn offer een soort van wapenstilstand met de mensen gesloten had, om zich volledig naar God toe te keren en zichzelf te offeren om voor iedereen het Paradijs te ontsluiten. Maar hoe zou hij voor de menigten de Hemel kunnen ontsluiten zonder hen hier op aarde te bevrijden van de Prins van deze wereld en zijn trawanten ? »

Het is een geniale vondst van Mel Gibson om de figuur van Satan visueel aanwezig te stellen in de film : de Prins van de wereld volgt Jezus op de voet tijdens alle stadia van de Passie. Maar Maria is óók aanwezig, op elk moment, als « tegenspeelster » van Satan. « Nooit tevoren heeft men zo de Moeder Gods voorgesteld als metgezel van haar Zoon tijdens het Lijden. Zij verdient door haar optreden terecht de titel van Medeverlosseres », schrijft Laurent Dandrieu terecht in Valeurs actuelles (26 maart 2004).

KruisigingAbbé de Nantes besluit : « Wat Jezus wil, primeert boven zijn Lijden. Wij hebben medelijden met wat hij moet ondergaan, maar wat hem in werkelijkheid bezighoudt is het breken van het juk van zijn onrechtvaardige Rechters door in de dood aan hun greep te ontsnappen. Hij stapt op de dood toe… om te verrijzen en buiten hun invloed zijn Koninkrijk van waarheid, liefde, rechtvaardigheid en vrede te stichten. Verlossing, bevrijding : één project in twee dimensies dat zijn hoogtepunt bereikt op Golgotha : “ Wanneer Ik omhoog geheven zal zijn, zal Ik alles tot mij trekken ” (Jo. 12, 32). »

broeder Bruno van Jezus
Hij is verrezen !
nr. 10, juli-augustus 2004, pp. 1-6.