HET VOORAFBESTAAN VAN GODS WOORD

De proloog van het Evangelie van Sint-Jan

Sint-Jan rustend op het Hart van Jezus.
Omgeving Bodensee, ca. 1320. Sint-Martinusklooster, Hermetschwil (Zwitserland).

« AANVANG der Blijde Boodschap van Jezus Christus, de Zoon van God » (Mc 1, 1). Eerder nog dan het boek te zijn dat Sint-Marcus geschreven heeft, is het Evangelie « de Blijde Boodschap » van het koninkrijk waarvan Jezus Christus, de Messias van Israël, « de Zoon van God », de drager is.

Iets gelijkaardigs vinden we bij Sint-Jan : « In het begin was het Woord » (Jo 1, 1). We moeten dit begrijpen als in het begin van deze geschiedenis, eerder dan als het begin van de wereld waarvan sprake is op de eerste bladzijde van de Bijbel.

De ooggetuigen van het leven van Jezus geven ons zo meteen al zijn definitie, zijn Naam, die de diepte uitdrukt van het mysterie van dit Wezen van wie zij de daden en woorden zullen vertellen.

Sint-Lucas van zijn kant is geen ooggetuige. En hij is geen Jood maar een Griek. Hij verwittigt ons dat hij zijn onderzoek uitgevoerd heeft, en het resultaat daarvan is een ordelijk relaas, op een kritische manier opgesteld, van de gebeurtenissen « zoals ze ons door de eerste ooggetuigen en bedienaars van het Woord zijn overgeleverd » (Lc 1, 2).

Het « Woord » waarover Lucas spreekt, het « Woord » in de proloog van Joannes en « Jezus Christus » bij Marcuszijn identiek.

Jezus, een mens gelijkend op ons, is niettemin volledig verschillend. Het Evangelie is geen theologische speculatie en evenmin een “ gnosis ” over de mysteries van God, maar een getuigenis, gegeven door ooggetuigen, in verband met een man die temidden van hen geleefd heeft als één van hen : zij hebben Hem gezien en gehoord, hun handen hebben Hem aangeraakt (1 Jo 1, 1). En wanneer wij hen beluisteren en met aandacht en devotie lezen, met geloof, dan maakt hun relaas ons gevoelig voor deze fysieke aanwezigheid van Jezus die zij tweeduizend jaar geleden beleefd hebben, omdat Jezus sindsdien verblijf houdt in de katholieke Kerk.

DEI VERBUM

Het is Sint-Jan die Hem het meest van nabij aangeraakt heeft, vermits hij gerust heeft op de borst van de Heer op Witte Donderdag, tijdens het Laatste Avondmaal. En door dat contact is hij doorgedrongen tot het meest intieme geheim van Jezus’ Hart. Welk is dan dat geheim ? Het feit dat Jezus zelf rust op de borst van de Vader.

« In het begin... » (Jo 1, 1). Abbé de Nantes : « In het begin van deze geschiedenis was – of beter, zoals ik liever vertaal : is – er Iemand van wie het volle bestaan gericht is naar God. Iemand die onderscheiden is van God, maar in alles aan Hem gelijk en, om meteen alles te zeggen, die Hemzelf is. Iemand die ook God is » (CRC nr. 269, december 1990).

« In het begin is het Woord, en het Woord is gericht naar God, en het Woord is God. Het is in het begin gericht naar God » (Jo 1, 1-2) 1.

Los van heel het vervolg van deze geschiedenis toont Sint-Jan Hem aan ons, vanaf het eerste moment en altijd, als schepper en meester van alles :

« Door Hem heeft alles be-staan ; en van wat bestaan heeft, is er niets dat bestaan heeft zonder Hem » (Jo 1, 3).

Dat betekent dat alle gebeurtenissen van de geschiedenis van de mensheid hun vaste vorm en hun verborgen reden gekregen hebben van dit Woord dat naar God gericht is.

Zij die Christus tijdens zijn leven hier op aarde ontmoet hebben – want het gaat over Hem ! – hadden alleen al door Hem vóór zich te zien en naar Hem te kijken de intuïtie, de min of meer duidelijke indruk dat deze Jezus álles was, dat Hij almacht en absolute kennis bezat, dat alle macht uit zijn handen kwam en dat elke openbaring uit zijn mond kon komen. Vermits Hij bij God was, vertrouweling van al Gods plannen, helper bij heel Gods werk, moest deze Jezus, Woord van God, noodzakelijk de hoofdbewerker van de schepping zijn.

Heel de orde van de dingen komt van God : dat wist men in Israël altijd al. Maar hier is de nieuwigheid : alles komt van God door Jezus, door deze Persoon die wij gekend en gezien hebben, aldus Joannes, die wij aangeraakt hebben onder de naam Jezus en die het “ Woord ” van God is.

God heeft alles geschapen door zijn Woord : « Fiat lux », « Daar zij licht. En er was licht » (Gn 1, 3). Dit Woord van God is Jezus. Hij is het Licht van de wereld, en dit Licht is het Leven, het leven van de dingen. In de ogen van Sint-Jan is Jezus dus Schepper, met God de Vader. Hij is het leven van alles wat bestaat, Hij is het Licht van de mensen.

« In Hem is het leven, en het leven is het licht van de mensen. Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis kon het niet doven » (Jo 1, 4-5).

Plotseling wordt ons een drama geopenbaard : een tragische strijd tussen aan de ene kant dit Woord, bron van het leven en van de schoonheid, licht van de geesten, en aan de andere kant de duisternis.

Het gaat om de tegenstelling tussen Jezus en de “ Joden ”, maar deze twist, die de rode draad vormt in het Evangelie van Joannes, getuigt van een vooraf bestaande, vroegere tegenstelling. Het is heel mysterieus, en Sint-Jan bevestigt het hier, zonder ons een verklaring te geven, als een zaak die reeds gekend is. Op het moment dat hij ons verderop in zijn relaas een felle woordenwisseling zal tonen tussen enkele mensen in de zuilenhal van de Tempel te Jeruzalem, tussen Jezus en de Farizeeën en hogepriesters, onthult hij als achtergrond de grote, universele strijd tussen het Licht en de duisternis.

Het Licht is Jezus, en de duisternis is het geheel van boze krachten, duivels en goddeloze mensen die gedreven worden door een dodelijke haat tegen dat Licht, tegen die oorspronkelijke goedheid die alles geschapen heeft. De boze krachten zijn machtig en formidabel, en toch zijn zij er niet in geslaagd het licht te doven dat vanaf het begin schittert in de ogen van alle vlees...

JOANNES DE DOPER

« Er kwam een mens van God gezonden ; Joannes was zijn naam. Hij kwam tot getuigenis, om van het Licht te getuigen, opdat allen door hem zouden geloven. Hijzelf was niet het Licht, maar hij moest getuigen van het Licht » (Jo 1, 6-8).

« Met een soort van kalme stoutmoedigheid gaat Sint-Jan over van het onzichtbare naar het zichtbare, van het tijdloze en de universele geschiedenis van de volkeren naar een welbepaalde man en zijn zending – ogenschijnlijk een bescheiden zending, maar ten gronde enorm en fantastisch. Want door deze zending worden alle mensen opgeroepen om de duisternis te verlaten en in het licht te geloven ! » (G. de Nantes, ibid.).

« Het Woord is het waarachtige Licht dat in de wereld komt en elke mens verlicht » (Jo 1, 9).

Inderdaad was Jezus, nog vóór Hij verscheen, reeds aanwezig in de wereld, voorwerp van onenigheid, steen des aanstoots, teken van tegenspraak.

« Hij is in de wereld » (Jo 1, 10), vermits Hij er de hoofdbewerker van is. Dit “ innerlijke Woord ” van God doet zich verstaan en verlicht het menselijk verstand : de schoonheid van de schepping, de orde van de natuur zijn als een Woord dat door de mens gehoord wordt. Zo ook vormen alle openbaringen van God doorheen de eeuwen, vóór de Menswording, reeds in zekere zin “ komsten ” van het Woord.

« Hij is in de wereld en de wereld is door Hem gemaakt, en de wereld heeft Hem niet gekend » (Jo 1, 10).

De wereld heeft Hem niet opgemerkt, niet gezien... Dat is onvoorstelbaar, het is zelfs schrikwekkend voor het heil van de wereld. Dat is de reden voor de rampen die bewerkt worden door onwetendheid, goddeloosheid, afgoderij. Zij hebben God, die onzichtbaar is, niet willen kennen in zijn zichtbare werken, aldus Sint-Paulus in zijn Brief aan de Romeinen. Erger nog :

« Hij kwam in zijn eigen bezit, en de zijnen ontvingen Hem niet » (Jo 1, 11).

Dit woord dat geldt voor de hele wereld heeft zich toegespitst op een uitverkoren volk. Verspreid over de eeuwen hebben “ de woorden ” van God zich door de Wet en de Profeten doen horen binnen dit uitverkoren volk dat geboren werd uit Abraham, maar de kinderen van Abraham hebben het Woord niet willen ontvangen. Sint-Jan zegt niet : « Ze hebben Hem niet herkend. » Natuurlijk hebben zij Hem herkend, maar ze hebben Hem niet ontvangen. Zoals Benedictus XVI het uitdrukt wanneer hij het antwoord van de hogepriesters aan Pilatus omschrijft : « Wij willen niet weten van dat soort koning ! » (Jezus van Nazareth, deel 2, p. 225).

JEZUS, ZOON VAN MARIA

« Maar aan allen die Hem ontvingen gaf Hij de macht om kinderen van God te worden » (Jo 1, 12).

Over wie gaat het ?

« Aan hen die geloven in zijn Naam... » Dat wil zeggen die geloven in zijn intieme wezen, zijn oorsprong, zijn zending...

« ... in Hem die niet geboren is uit bloed, noch uit de wil van het vlees of van een man, maar uit God » (Jo 1, 13).

Anders gezegd : zij die geloven in Jezus, zoon van Maria altijd Maagd, hebben de mogelijkheid, de capaciteit, de energie om kinderen van God te worden.

« Het was niet mogelijk om op een meer delicate, schroomvolle en toch nauwkeurige en volmaakte wijze het sublieme en unieke werk op te roepen van de conceptie van dit goddelijk Woord in de schoot van Maria altijd Maagd. Want het is door de traditie aanvaard, volgens het Evangelie van Lucas, dat Jezus niet geboren is uit de vermenging van bloed, noch uit een lichamelijke passie of ten gevolge van een menselijke beslissing, maar uitsluitend en totaal uit God. Dat is het mysterie van de oorsprong van Christus. En niettemin mondt deze “ onderneming van de H. Geest ” wel degelijk uit in een geboorte in het vlees » (G. de Nantes, ibid.).

« En het Woord heeft zichzelf tot vlees gemaakt, en het heeft onder ons gewoond. En wij hebben zijn glorie aanschouwd, een glorie die Hij krijgt van zijn Vader als enige Zoon, vol van de genade van de waarheid » (Jo 1, 14).

Deze geboorte van het Woord in het vlees is geen gewone gebeurtenis, toegevoegd aan de andere gebeurtenissen. Het is hét beslissend Gebeuren dat alle andere gebeurtenissen van het verleden, het heden en de toekomst verklaart, tot aan het einde van de wereld.

« Het Woord heeft zichzelf tot vlees gemaakt », het is neergedaald tot op het niveau van onze menselijke conditie. Het heeft met een oneindige nederigheid onze manier van zijn aangenomen, onze menselijke vorm die voor de Schepper van het heelal als het ware de laagste trap van de vernedering en de kleinheid is.

Waarom heeft Hij dit vlees aangenomen ? Om « onder ons te wonen », letterlijk : « Hij heeft zijn tent onder ons neergezet », zoals toen Hij onder de gedaante van een lichtende wolk neerdaalde in de “ tent-kapel ” van de woestijn, of in het Heilige der Heiligen van de Tempel in Jeruzalem. Maar deze keer is het om midden onder ons, mensen, te blijven : een “ permanentie ”, een blijvende aanwezigheid in het vlees van Christus.

God-Woord bewoont dit lichaam, dit vlees, op een dusdanige manier dat Hij toegankelijk is voor ons, dat wij Hem kunnen aanraken, zien en horen.

Het vleesgeworden Woord is « vol van de genade van de waarheid ». Hij heeft zichzelf niet doen kennen als een afschrikwekkend wezen. Zijn Gelaat weerspiegelt niet de woede waarover Sint-Paulus spreekt in de Brief aan de Romeinen, maar « de genade van de waarheid ». De « genade » is het medelijden, de hèsed waarover de profeet Osee het heeft, de tederheid vol mededogen ; Sint-Paulus gebruikt de term « filantropie », de menslievendheid van God voor zijn volk dat in ellende terechtgekomen is. De « waarheid » van God, het wezen zelf van God, is zijn trouw, die erin bestaat zijn schepsel niet in de steek te laten en het zelfs te gaan opzoeken wanneer het verloren is.

« Joannes getuigde van Hem, want hij riep uit en zei : Die na mij komt, is mij voorafgegaan, omdat Hij eerder bestond dan ik. Zo hebben wij allen uit zijn volheid de ene genade na de andere ontvangen » (Jo 1, 15-16).

De laatste zin verwijst naar de grote etappes van een orthodromie, een “ goddelijke rechtlijnigheid ” die gevolgd is op het voorafbestaan van het Woord Gods.

« Want de Wet is door tussenkomst van Mozes gegeven, maar de genade en de waarheid zijn gekomen door Jezus Christus » (Jo 1, 17).

Het gaat niet om een opvolging maar om een verdere ontwikkeling. Door Mozes is de Wet gegeven, een verbond tussen God en het joodse volk waarvan de bemiddelaar Mozes was, een mens zoals wij. « Jezus Christus », hier door Sint-Jan voor het eerst bij zijn historische naam genoemd, is evenwel geen bemiddelaar meer zoals Mozes en de profeten maar de bron zelf van de genade en de waarheid die in Mozes reeds aan het werk waren. Jezus Christus is de waarheid in Persoon.

« Niemand heeft ooit God gezien. Een God, enige Zoon die in de schoot van de Vader is, heeft Hem geopenbaard » (Jo 1, 18).

Wie Jezus ziet, ziet de Vader in zijn « glorie ». De glorie van God schittert op het Gelaat van Christus. « O onze God en Vader, o Bron en Oorsprong van elk bestaan, ik aanbid U : U, uw Woord en uw Vuur van verzadigende liefde, die slechts één enkele en zelfde almachtige en algoede Heer zijt » (G. de Nantes, CRC nr. 348, p. 4).

broeder Bruno van Jezus
Hij is verrezen ! 
nr. 55, Januari-Februari 2012


(1) Deze vertaling wijkt af van de traditionele vertaling die wij gewoon zijn te gebruiken in ons tijdschrift (De Heilige Schrift. Vertaling uit de grondtekst met aantekeningen, in opdracht van de apologetische vereniging Petrus Canisius, Het Spectrum, Utrecht-Antwerpen, 7de druk 1973). De reden is dat abbé de Nantes en broeder Bruno zelf teruggrijpen naar de grondtekst om voor een meer correcte vertaling te zorgen.