HET KRUIS IN ONS DAGELIJKS LEVEN
EEN MEDITATIE OVER GELOOF, HOOP EN LIEFDE
HET Kruis is het middelpunt van onze godsdienst. Het moet ook het middelpunt van ons persoonlijk leven zijn. Jammer genoeg zegt het Kruis heel wat christenen niet veel. Wij zouden nochtans moeten proberen zover te geraken dat het Kruis ons iets zegt, ons heel wat zegt – eigenlijk alles zegt.
De drie delen van mijn betoog zullen ons spreken over de rol van de Vader, die van de Zoon en die van de H. Geest in het Kruis. Hun rol stemt overeen met de drie grote theologale bewegingen van onze ziel : het geloof, de hoop en de liefde.
I. HET GELOOF IN HET ERBARMEN VAN ONZE HEMELSE VADER
Aan de basis van alles ligt de genade van God. Dat vaderlijk principe, dat geschenk van het leven – van de schepping tot de verlossing – is zo mysterieus dat wij het slechts kunnen benaderen in de Openbaring die de Zoon ervan gedaan heeft op het Kruis.
In onze godsdienst, en in onze godsdienst alléén, is de liefde van God geen filosofie of geen mythe. Die vaderlijke genade, die stortvloed van liefde die wij absoluut niet verdienen, ontsnapt aan elke menselijke maat, aan elke menselijke verklaring. In onze godsdienst verschijnt zij onder de vorm en met de draagwijdte van een gebeurtenis, van een historisch feit : het Kruis van Christus is de openbaring van Gods liefde voor ons.
Het Kruis van Christus is in de eerste plaats het grote teken van de goedheid van God die vergiffenis schenkt aan de zondige mensheid.
In het Evangelie van Sint-Jan lezen wij hoe de bijzonderste zending van Jezus erin bestaat te getuigen van de Vader, de wil van de Vader duidelijk te maken. Op het Kruis getuigt Jezus van de Vader die ons genade schenkt. Als Sint-Jan in zijn brief zegt : « God is liefde », dan heeft hij die les geleerd aan de voet van het Kruis. Op het Kruis bewijst Christus ons zichtbaar de vergiffenis van de onzichtbare God. Daarom is de barmhartigheid van God voorwerp van geloof.
Wanneer Jezus tot de goede moordenaar zegt : « Vanavond nog zult gij met mij in het Paradijs zijn », dan betuigt Hij hem de goddelijke vergeving. Zijn hele leven lang heeft de Heer aan verschillende mensen hun zonden vergeven, waarop de Farizeeën zegden : « Met welk recht vergeeft die daar de zonden ? » Het woord van Christus die vergiffenis schonk, was het teken van de ontoegankelijke goddelijke genade. Daarom is het Kruis voor ons het voorwerp van een akte van geloof.
Het Kruis is het fundament van het geloof, als wij geloven in God die ons liefheeft en ons vergeeft. Het is omdat wij het Kruis zien dat wij geloven. En het is niet alleen het fundament, maar ook de exacte maat van de goedheid van God. Tegen welke voorwaarde houdt God van ons ? Tot aan welk punt ? In welke mate ? Antwoord : in de mate van het Kruis, op voorwaarde dat wij in het Kruis geloven. Het Kruis drukt op een manier die voor ons, mensen, toegankelijk is het mysterie van de onzichtbare genade van God uit. Daarom is elke blik op het Kruis een hulp voor het geloof.
Vermits het geloof de basis vormt voor heel het christelijk leven, zouden wij verschillende keren per dag naar het kruisbeeld moeten kijken om opnieuw zekerheid in ons geloof te vinden, de zekerheid dat God ons bemint en vergeeft.
Maar buiten het Kruis is er ook geen goedheid van God meer. God is liefde in het Kruis van Christus. Wie het Kruis echter verwerpt, zal in God enkel een verschrikkelijke Rechter vinden. Het geloof in het Kruis heeft als enig contrast het ongeloof dat het Kruis verwerpt. Het is een van de mooie uitdrukkingen tijdens de begrafenismis : wij bidden God om medelijden met de overledene « die getekend is met het teken van het Kruis ». We zien in gedachten de goedheid van God die zich samenbalt via het Kruis van Christus ; en zelfs als die goedheid universeel is, dan belet dat niet dat men het geloof in het Kruis moet bezitten om gered te worden, om van die liefde te kunnen genieten.
Daarom is de goede en barmhartige God tegelijkertijd ook de verschrikkelijke Rechter van de laatste dag. En het teken dat aan de hemel zal verschijnen ten aanschouwe van de verbaasde volkeren is het teken van het Kruis, teken van goedheid en redding voor de enen, teken van gramschap en verdoeming voor de anderen.
We leren daaruit dat het geloof een ernstige zaak is : het is door het geloof in de barmhartigheid van God, geopenbaard in het Kruis van Christus en in niets anders, dat wij gered worden.
Welk praktisch besluit kunnen we uit dit eerste deel trekken ? Dat het allereerste gebed, het gebed dat het alfa en omega van elk christelijk leven is, de dankzegging om de genade van God is, de erkentelijkheid om zijn erbarmen. De christen is op de eerste plaats iemand die in zijn erkentelijkheid de lof van God zingt. De christelijke vreugde is de blijdschap van hen die gered zijn door de genade, het is de vreugde van kinderen die zich verheugen in het vertrouwen dat zij in hun zo goede Vader stellen.
In het Oude Testament liep de lof van God langs de aardse dingen, langs het geschapene. Dat is onvolmaakt, het was de tijd van de onvolmaaktheid. Ik ben daarom niet te vinden voor al die zogezegd “ religieuze ” afbeeldingen die gewoon foto’s van bergen en bossen, van de natuur zijn. De volmaaktheid bestaat er nu immers in langs het Kruis van Jezus te gaan om God te prijzen. Wie God looft om de aardse dingen riskeert om daarin verloren te lopen. Men zou God prijzen om zijn eerste, scheppende Liefde en zo het geheim van Gods Hart volkomen missen.
Als er één weg naar de Vader is, dan is dat het Kruis van Christus.
II. DE HOOP OP DE VERLOSSING
DOOR CHRISTUS, ZOON VAN GOD
God schenkt zijn erbarmen aan de mensen : dat is het geloof.
Nu treden we in relatie met God en uiteraard gebeurt dat in Jezus Christus. De vergeving en de goddelijke genade worden een realiteit die dichter bij ons staat in het menselijk Hart van Jezus.
Wij leggen ons oor dichtbij het Hart van Jezus en wij horen zijn Hart kloppen. Het lijdt onder onze beledigingen. Op het Kruis lijdt dat Hart door mijn toedoen. Blaise Pascal laat Jezus zeggen : « In mijn doodstrijd heb Ik deze welbepaalde druppel bloed voor jou vergoten. »
Christus bidt en offert zich voor mij. Daarin opent zich een weg vanuit mijn concrete persoon, vanuit mijn hart, naar de concrete persoon die Jezus is, Zoon van God in zijn heilige mensheid. Zijn Hart spreekt tot het mijne een menselijke taal, waardoor de mogelijkheid tot wederkerigheid geschapen wordt zoals tussen twee menselijke wezens.
De Vader was voor mij ontoegankelijk en ik kon Hem enkel bereiken in het geloof. Maar wanneer ik mijn blik op het Kruis van Christus vestig en het Hart van Jezus hoor kloppen, wanneer ik getuige ben van zijn lijden, dan hoor ik Hem tot mij spreken en weet ik dat Hij lijdt door mijn toedoen, dat Hij lijdt voor mij, dat Hij zichzelf aan zijn Vader offert voor mij. Zijn menselijk, tastbaar, zichtbaar wezen is met mij verbonden door banden van verwantschap. Hij is mijn broeder. De mensen van Palestina hebben Hem indertijd ontmoet op de wegen, maar wij zijn niet minder dan zij : wij ontmoeten Hem op dezelfde wijze in de Eucharistie. Hij is nog altijd even dicht bij ons als toen bij Maria Magdalena of Zacheüs.
Er zijn dus banden van verwantschap tussen Hem en mij. Meer nog zijn er de banden van mijn christelijk lidmaatschap, van het feit dat ik door het doopsel deel uitmaak van het mystiek Lichaam. Ik behoor Hem op heel bijzondere wijze toe. Wanneer ik naar het Kruis kijk, gaat het niet om zomaar een mens die me volkomen vreemd is, en ook ik ben voor Hem niet zomaar iemand : door het doopsel ben ik voor Hem een broer. Ik ben werkelijk binnengetreden in de familie die Hij geschapen heeft, in de gemeenschap die Hij liefheeft en die Hij gekozen heeft, namelijk de Kerk.
Jezus zelf heeft die heel bijzondere eenheid op een discrete manier duidelijk gemaakt in de parabel van de goede Samaritaan. Mijn naaste, dat is Hij. Hier op aarde zal nooit iemand dichter bij mij staan dan Hij, die mij immers gered heeft. Net zoals voor die ongelukkige die in een gracht aan zijn verwondingen aan het sterven was er nooit iemand méér zijn naaste zal zijn dan die Samaritaan die zich over hem boog en hem gered heeft. Niemand is me nader dan mijn Verlosser. Hij is op zoek gegaan naar mij, Hij is het die mij heeft gered en door zijn verdiensten ontvang ik van Hem het voedsel dat ik nodig heb. Hij is mijn álles op het Kruis, waar Hij me zijn Lichaam en zijn Bloed als voedsel en drank aanbiedt zodat de rijkdommen van zijn Kruis mij toebehoren. Het is zijn kostbaar Bloed dat mij gered heeft, dat mij elke dag redt van mezelf, mijn zonden en mijn ontrouw omdat zijn blik op mij gericht is.
Mijn dagelijks voedsel, het voedsel van mijn dagelijkse strijd en vroomheid, vind ik in het Kruis. Het wordt mij gegeven door de sacramenten en de sacramentaliën, die kanalen zijn langs waar het goddelijk goed van Christus op het Kruis mij bereikt ; het zijn als het ware transfusies van het Bloed van Christus in mij. Het volstaat dat ik naderbij kom en Hij geeft mij zijn leven.
In de akte van hoop zeggen wij dat wij hopen op de genade van elke dag en op het eeuwig leven. Mijn dagelijkse hoop bestaat er in uit de schatten van Christus de genade te putten die ik vandaag nodig heb. Ik vind die altijd, op voorwaarde dat ik naar het Kruis kijk en dat ik mijn handen uitsteek om de vruchten ervan te plukken.
Er is een woord in het Evangelie dat bijzonder sprekend is : « Komt tot Mij, gij allen die belast en beladen zijt, en Ik zal u verkwikken. » Het is daarom dat wij de toekomst zonder beven kunnen tegemoet zien. Elke dag van ons leven voelen wij ons moe en uitgeput, maar elke dag van ons leven is Christus ook aanwezig op het Kruis. Hij hernieuwt zijn Offer om ons er de vruchten van te geven. Hij schenkt ons het dagelijks Brood om ons terug op krachten te brengen en de mystieke wijn om ons te bedwelmen, te sterken en blij te maken : Lichaam en Bloed van zijn Kruis.
Uit deze zeer concrete en actuele hoop vloeit ons gebed van elke dag voort, dat voornamelijk een gebed om te vragen is. Het beste gebed, het volmaakste gebed, is Hem te vragen dat Hij ons de vruchten van zijn Lijden zou schenken. Hij wil ze ons geven, het volstaat ze te vragen. Wij vragen ze in het gebed en krijgen ze in de sacramenten.
Daaruit volgt de essentiële betekenis van de H. Mis. Zij is als de zon, terwijl al het andere slechts kan vergeleken worden met haar stralen. Wat is de Mis ? Zij is het H. Offer van het Kruis, elke dag hernieuwd en herhaald voor ons die erbij aanwezig zijn om ons deelachtig te maken aan de vruchten ervan. Christus is God, maar het is als mens dat ik Hem benader. Door mezelf met Hem te verenigen, verenigt Hij mij met zijn goddelijkheid.
III. DE NAASTENLIEFDE IN HET GELIJK
WORDEN AAN CHRISTUS DOOR ZIJN H. GEEST
Het volstaat te geloven om gered te worden : geloven in de barmhartigheid van de Vader die ons in onze nietigheid komt opzoeken. Dat was ons eerste deel, dat we visueel zouden kunnen maken met een verticale pijl van boven naar beneden.
Maar hoe kunnen we geloven in de barmhartigheid van God in Christus zonder ons te verenigen met Christus, zonder in relatie met Hem te gaan ? Ons tweede deel kunnen we weergeven met twee horizontale pijlen die naar elkaar gericht zijn : de gave van de sacramenten als gevolg van het Kruis, het vragend gebed dat altijd verhoord wordt, de eenheid van de ziel met Jezus in de hoop. Wij benaderen Jezus als een gelijke, zegt de H. Thomas. Wederzijdse uitwisseling in de gelijkheid, volmaaktheid van de vriendschap.
Maar hoe zou Christus ons zijn Geest kunnen geven zonder dat wij terugkeren naar de Vader ? Het derde deel zal bijgevolg een verticale pijl omhoog zijn : de terugkeer van het geschapen wezen naar het Beginsel waaruit het voortgekomen is, naar God.
Want Christus op het Kruis geeft ons inderdaad, uit liefde, in de sacramenten zijn H. Geest. Er is dus sprake van een eenzijdige gave : op voorwaarde dat wij geloven en vragen, ontvangen wij van Christus op het Kruis in de sacramenten de genade, wat ons in staat stelt om de woonplaats van de H. Geest te worden.
Wanneer de H. Geest in ons is, zo zegt Sint-Paulus in de Brief aan de Romeinen, dan verspreidt Hij in ons de liefde en deze liefde zal zich verder zetten in werken. Waarom ? Omdat de H. Geest, die voortkomt uit de Vader en de Zoon, ernaar streeft terug te keren in de Zoon naar de Vader.
Alle vruchten van de Passie bestaan er in dat zij in ons een liefde ontsteken die slechts rust vindt wanneer wij in Christus zullen zijn, volmaakt met Hem verenigd. De H. Thomas van Aquino drukt dat uit in een heel mooie tekst : opdat er uitwisseling zou zijn van de goddelijke goederen door Christus op het Kruis verworven, moet er tussen ons en Hem een eenheid van liefde zijn. Het is die liefde die ons doet communiceren met Christus.
Daarom kunnen wij, onder de invloed van de H. Geest, niet anders dan mee te voelen. Wij willen meevoelen met het Lijden van Jezus. Wij willen méér doen, wij willen ondergaan wat Hij ondergaan heeft, in dezelfde geest die de zijne was op het Kruis : lijden met Christus, samen met Hem zijn in zijn Passie om mét Hem te zijn in zijn Verrijzenis. Er is slechts één evangelische moraal en dat is de moraal van het Kruis. Veeleer dan massa’s morele voorschriften te geven, veeleer dan een groot overzicht samen te stellen van wat de menselijke, natuurlijke en bovennatuurlijke volmaaktheid is, wordt voor ons alles samengevat in een woord van Sint-Paulus : « Ik was besloten onder u niets te kennen dan Jezus Christus, de gekruisigde Jezus Christus » (1 Cor 2, 2).
Er is voor ons bijgevolg slechts één perfectie en dat is naast Christus op Golgotha gaan staan en zelf ons kruis dragen, want toen Christus wou uitleggen waaruit de volmaaktheid van het Evangelie bestond, zei hij : « Zo iemand mijn volgeling wil zijn, dan moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen iedere dag en Mij volgen » (Lc 9, 23).
Wanneer wij dus door de liefde volkomen één zijn met Hem, zal Hij ons aan al het goede deelachtig maken. En het grootste goed dat Hij bezit, is zijn Geest, die zich er onophoudelijk zal op toeleggen ons aan Hem gelijk te maken, volmaakt gelijk. Dat is wat de H. Thomas van Aquino ons in het verleden onderwees en wat pater de Foucauld op perfecte wijze verwoordde : de absolute eis van gelijkvormigheid, tot hetzelfde gelaat en hetzelfde hart toe.
Uiteraard is dat niet gemakkelijk. Ik heb vroeger het voorbeeld van de geseling aangehaald : hoe kunnen wij meevoelen met de geseling van Christus wanneer men helemaal niet weet wat dat betekent ? Op een dag zal men er wel moeten toe overgaan zichzelf te geselen om een wat levendiger medelijden te voelen. En dan zal men inzien hoe ridicuul zo’n zelfkastijding is in vergelijking men de geseling van Christus door zijn vijanden, door zijn beulen.
Met heel de Traditie zegt Sint-Thomas ons dat de volmaaktheid van Christus op het Kruis allereerst gelegen is in het hart en vervolgens in het lichaam. Het gaat hoofdzakelijk om de offergave van het hart en daarna het offer van het lichaam dat er de uitdrukking van is. De offergave aan God is het geestelijk aspect ; het offeren zelf is de materialisering daarvan.
Op dezelfde manier zal de christen in zijn liefde voor Jezus twee bewegingen kennen die afkomstig zijn van de H. Geest. De eerste en diepste beweging is de roep tot gehoorzaamheid. In alle kloosters die zich respecteren herhalen alle novicenmeesters en geestelijke vaders honderd keer hetzelfde : de gehoorzaamheid is meer waard dan alle offers. Als er geen gehoorzaamheid is, dan zijn alle penitenties en offers niets waard.
Wanneer wij dus conform aan Christus willen worden, dan dicteert zijn H. Geest ons eerst en vooral gevoelens van het hart : de ingesteldheid om gehoorzaam te zijn, om nederig te zijn tot de vernedering toe, om zuiver van hart te zijn tot de volkomen zelfverzaking toe.
Wat tenslotte aan elke mens wordt aangeboden is de doodstrijd, het sterven, het graf. Inderdaad, we moeten allemaal die materiële conditie ondergaan. Zij zal ons gelijk maken aan Christus, het is om zo te zeggen een laatste genade waarmee Jezus ons de kans geeft één te worden met zijn Kruis en zo naar het eeuwig leven over te gaan. Het voornaamste moment van ons leven is het ogenblik van onze dood. Dat ogenblik gelijkt immers op het belangrijkste moment in het leven van Christus en in de geschiedenis, en dat is het Kruis.
BESLUIT
Het Kruis is in ons leven een onafgebroken oproep om zelf elke dag ons kruis op te nemen en Jezus te volgen – en ook de heiligen te volgen, om in gemeenschap van genade met hen te komen. Ik herinnerde jullie al aan het verbazend voorrecht dat de heiligen van Christus kregen om verdiensten te verwerven voor ons, zodanig dat wij, door ons met hen te verenigen, aan hun verdiensten kunnen deelnemen.
Door elke dag ons kruis op te nemen streven wij ernaar ook zelf verlossers voor anderen te worden, medewerkers van Christus voor het heil van veel andere zielen. Al onze gebeden, al onze werken hebben slechts waarde indien zij in eenheid zijn met het Kruis van Christus, indien wij dat alles doen om samen met Christus op het Kruis te zijn.
Wij moeten al die gebeden en die werken opdragen door Jezus Christus, onze Heer, en ze verenigen met het Kruisoffer. Wanneer onze kleine verdiensten geplaatst worden in het Hart van Christus die op het Kruis lijdt, krijgen zij een grote waarde, de waarde zelf van het lijden van Christus, en behagen zij aan God onze Vader.
Zo is het dat wij terug tot bij God komen, bij wijze van spreken door onze eigen verdiensten. De mens redt zichzelf dus in het Kruis van Christus, door het Kruis van Christus. In de eeuwigheid zullen wij samen zijn met de drie goddelijke Personen, met de Vader, de Zoon en de H. Geest. God zal ons heel zijn wezen, zijn heiligheid en zijn geluk geven. En in antwoord daarop zullen wij Hem heel onze liefde schenken.
O Crux Ave Spes Unica !
†abbé Georges de Nantes
Hij is verrezen ! nr. 80, maart-april 2016