De ontmaskering van de Antichrist 
door Vladimir Solovjov

DE grote Russische denker Vladimir Solovjov (1853-1900) was méér dan een wijsgeer in de klassieke betekenis van het woord: hij was een echte profeet. Hij was ervan overtuigd dat de Voorzienigheid een bijzondere zending had weggelegd voor zijn vaderland: de vestiging van het Rijk Gods op aarde, voorafbeelding van het Rijk der Hemelen, door de bekering van Rusland tot het katholicisme.

« Solovjov was zeer groot van gestalte en mager. Zijn vrienden noemden hem een “levende relikwie”. Hij had het hoofd van een profeet uit het Oude Testament, prachtige ogen en een blik die voortdurend op iets ver weg leek gericht te zijn. Hij had de gave van de helderziendheid en “zag” vaak iets dat zich ver van hem afspeelde. De mensen kwamen hem om raad vragen: met gesloten ogen, in gebed, gaf hij hen antwoord. Zijn zware haarlokken die tot op zijn schouders vielen deden hem gelijken op een icoon. De kinderen zeiden: “Het is God de Vader.”

« Zijn vrolijkheid werkte aanstekelijk en zijn goedheid was grenzeloos. Dikwijls kon hij zijn verblijfplaats niet verlaten omdat hij al zijn kleren aan de armen uitgedeeld had. Hij was een echte pelgrim, zonder vaste woning en zonder materiële zorgen » (Paul Evdokimov, Christus in het Russische gedachtengoed, Parijs, 1970, p. 105).

Solovjov beleed een mystiek nationalisme. Hij was er rotsvast van overtuigd dat God  in zijn heilsplan aan Rusland een bijzondere rol heeft toegekend. Het land zal die eigen roeping vervullen wanneer zijn leider, de tsaar, zichzelf tot « zoon van de Kerk » zal bekennen, hoofd van een politiek lichaam dat zelf door de genade gevoed wordt en dat deel uitmaakt van het mystiek Lichaam van Christus. Dan slechts zal de Russische Idee verwezenlijkt worden:

« Het diep gelovig en koningsgezind karakter van het Russische volk, enkele profetische gebeurtenissen uit zijn verleden, de reusachtige afmetingen en de samenhang van het Russische rijk, de verborgen kracht van de nationale geest die in tegenstelling staat tot de armoede en leegte van zijn huidig bestaan, dit alles lijkt erop te wijzen dat de historische lotsbestemming van Rusland erin bestaat aan de universele Kerk de politieke macht te schenken die ze nodig heeft om Europa en de wereld te doen heropleven » (Rusland en de Universele Kerk, p. 147).

Zo zal de Theocratie gevestigd worden, het Rijk Gods op aarde, waarin de tegenstellingen tussen Oost en West, Kerk en Staat, individu en gemeenschap voorgoed opgeheven zijn.

Helaas bleef de theocratische politiek van Solovjov, evenals zijn oecumenische projecten met Mgr. Strossmayer en kanunnik Racki uit Zagreb, dode letter. Na De Russische idee gelezen te hebben verklaarde Paus Leo XIII: « Het is een mooie idee maar behoudens een wonder is ze niet te verwezenlijken. » Vooral niet omdat deze liberale paus een totaal andere politiek nastreefde!

Onbegrepen door Rome en de jezuïeten die aanvankelijk belangstelling hadden betoond voor zijn werken, keerde Solovjov terug naar Rusland. Zijn eigen geloofsgenoten spaarden hun felle kritiek niet. Zijn biechtvader weigerde hem in 1891 zelfs de absolutie en zei hem: « Ga maar bij je katholieke pastoors biechten! »

Solovjov leed veel onder deze tegenspraak en enggeestigheid maar gaf zijn visie op de Kerk en de Christenheid van de toekomst niet op. « Door de tegenstand die hij ondervond, kreeg hij een beter begrip van het Kwaad dat in de wereld werkzaam is en dat geweldige obstakels opwerpt tegen de Theocratie » (abbé G. de Nantes, CRC nr. 132, p. 12). Heel zijn leven lang was Solovjov bezig met de gedachte aan die krachten van het Kwaad die tegenover het Goede, God en Christus staan: « Tijdens mijn jeugd, toen de godsdienstige bezieling er mij toe aanzette om monnik te worden, begon ik mezelf te kastijden met het oog op de mogelijk nakende komst van de Antichrist en verlangde ik naar het martelaarschap voor het Geloof » (aangehaald door zijn neef in diens Leven van Solovjov, p. 48).

Als we Mgr. Rupp mogen geloven (De kerkelijke boodschap van Solovjov, p. 350), heeft Solovjov ooit de fysieke tegenwoordigheid van de duivel persoonlijk ervaren. Hij wist dat de goddelijke Sophia en haar gezworen vijand, de vervloekte Slang, in een beslissende strijd verwikkeld waren. Hij wierp alle krachten van zijn groot genie in de strijd, en met zijn arendsblik was hij ertoe bekwaam de voortekenen van de komst van de Antichrist te onderscheiden.

SOLOVJOV EN DE « UNA SANCTA » :
EEN STEILE OPGANG NAAR DE WAARHEID

In een toespraak ter ere van zijn leermeester Dostojevski, op 19 februari 1883, verkondigde Solovjov dat hij vurig verlangde naar de verzoening van de beide Kerken, de katholieke en de orthodoxe, die volgens hem nooit van elkaar gescheiden hadden mogen worden en waarvan het centrum in... Rome lag.

Hetzelfde jaar schreef hij aan zijn vriend Aksakov: « We moeten het katholicisme verdedigen tegen valse aanklachten. Als ik opkom voor de verzoening met het katholicisme, dan ga ik ervan uit dat het katholicisme in principe geen dwaalleer is, want men kan zich niet verzoenen met de dwaling. »

Toen men hem daarop ging beschuldigen van “papisme”, antwoordde Solovjov met een prachtige en al echt katholieke geloofsbelijdenis: « Ik geloof in Rome, ik kniel voor haar neer, ik houd van haar met heel mijn hart, en met alle krachten van mijn ziel verlang ik dat zij in ere wordt hersteld voor de eenheid en de heelheid van de universele Kerk. Ik mag vervloekt zijn als een moedermoordenaar als ik ooit een woord van veroordeling uitspreek tegen de Heilige Kerk van Rome. »

En in zijn hoofdwerk Rusland en de Universele Kerk schreef hij: « Momenteel bestaat er geen eenheid van geloof, omdat de gelovigen niet unaniem zijn inzake godsdienst. De eenheid van geloof moet daarom gelegen zijn in het wettig gezag van één enkele leider, die de waarborg heeft van goddelijke bijstand en het vertrouwen geniet van alle gelovigen. Dat is de STEENROTS waarop Christus zijn Kerk gegrondvest heeft. »

Waarom in Rome en niet in Jeruzalem, of in Constantinopel, of in Moskou? Omdat Rome in historisch opzicht de verpersoonlijking is van de orde, de beschaving, het aardse Rijk, waardoor de Kerk het gemakkelijkst het universele geestelijke Rijk kon worden dat Christus wilde. « De universele monarchie moest blijven bestaan; het centrum van de eenheid mocht niet verplaatst worden. Maar het centrale gezag zelf moest innerlijk hernieuwd worden: in plaats van een Rijk van de Kracht, een Kerk van de Liefde... »

« Jezus heeft de wereldwijde monarchie van Rome bevestigd en vereeuwigd, en haar de ware theocratische basis gegeven

« ER GAAT IEMAND KOMEN… »

De hongersnood van 1891 die in verschillende Russische provincies talrijke slachtoffers maakte, de opkomende dreiging van het gele gevaar – het vernietigend panmongolisme van Japanners én Chinezen – de toenemende verwarring van de geesten in de Russische samenleving op het einde van de negentiende eeuw: dat leken voor Solovjov de voorbodes van de komst van de Antichrist te zijn. Van dag tot dag ongeruster schreef hij in 1897 naar zijn vriend Weliezko: « De chaos is heer en meester en we kunnen niet meer vredig slapen: er is iets op komst, er gaat Iemand komen... »

1. En hij vervolgde: « Je zal wel doorhebben dat die “Iemand” voor mij de Antichrist zelf is. Ik voel het einde van de wereld naderen, maar ik kan dat gevoel moeilijk omschrijven. Het is als een reiziger die op weg naar de zee de zeelucht ruikt vooraleer hij de golven ziet. »

In 1900, twee maanden voor zijn dood, vertrouwde hij dezelfde Weliezko toe: « Ik voel de tijd aanbreken dat de christenen in catacomben zullen moeten samenkomen om te bidden [wat een profetie, zeventien jaar vóór de bolsjevistische Revolutie!]. Overal zal het geloof in het nauw gedreven worden, misschien minder brutaal dan in de tijd van Nero, maar verfijnder en wreder: door leugens, bedrog, vervalsingen. »      

HOE WEERSTAAN AAN DE ANTICHRIST ?

In 1896 schreef hij naar zijn Franse vriend Eugène Tavernier een brief die een programma bevatte dat abbé de Nantes in drie punten samenvat:

1. De christelijke leer volmaakt op punt stellen, opdat het Evangelie in de apocalyptische tijden zó helder verkondigd zou worden dat elke natie en iedere persoon bij machte zou zijn om met volle kennis zijn kamp te kiezen... hopelijk dat van Christus-Koning! Solovjov zelf zette zich koortsachtig in voor deze ultieme verheldering van de goddelijke Wijsheid, wat zijn neerslag zou vinden in De rechtvaardiging van het goede (1897). Het goede, het ware en het schone rechtvaardigen betekent zoveel als de goddelijke energie van de Heilige Geest in werking stellen door de liefde en de zelfverloochening van de heiligen.

2. Tijdens de voorspelde vervolgingen en geloofsafval niet langer « de macht en de grootheid van de theocratie als rechtstreeks en onmiddellijk doel van de christelijke politiek nastreven ». Daarentegen « ijveren voor de morele en godsdienstige samenhorigheid van de echte gelovigen rond de Paus van Rome, waarbij het uiteindelijk criterium de verknochtheid aan de waarheid is», een waarheid die verdeeldheid schept, die de uitverkorenen van de afvalligen scheidt en afkeer opwekt voor het verbond van deze laatsten rond de Antichrist.

3. Tenslotte, de Tegenstander bestrijden met de wapens van het licht, in de zekerheid dat de uiteindelijke zegepraal weggelegd is voor de trouw gebleven christenen, na een korte en hevige strijd die gedurende een bepaalde tijd de Hel een wereldomvattende schijnoverwinning zal bezorgen. Uit deze apocalyptische strijd zullen de martelaren en degenen « die tot het bittere einde zullen volharden » als de echte overwinnaars tevoorschijn komen.

DRIE DIALOGEN

Solovjov wou in 1899 de omstandigheden van deze strijd van het einde der tijden uiteenzetten in Drie dialogen, een werk dat voor hem een soort van wijsgerig en geestelijk testament was. Tegelijk zag hij het ook als een retractatio waarin hij de thema’s die hem het nauwst aan het hart lagen wou hernemen om ze opnieuw uiteen te zetten en zo nodig te verbeteren. 

De grote denker snijdt in dit werk de meest fundamentele vragen aan op het gebied van de moraal en het geloof: het einde van de geschiedenis, de keuze tussen Christus en de Antichrist, het probleem van het Kwaad. Het gekozen literaire genre is dat van het filosofisch gesprek, waarvoor de Dialogen van Plato model stonden. Dit genre is veel toegankelijker en aantrekkelijker dan het puur theoretisch tractaat, wat de inhoud toegankelijker maakt voor een groot publiek. 

In zijn voorwoord vertelt Solovjov een grappige en verrassende gelijkenis over het opduiken van een nieuwe godsdienst. Het gaat om gelovigen, de zgn. “holte-aanbidders”, die een holte aanbidden die ze in de muur van hun huis geboord hebben. Het is dus de eenvoudigst mogelijke godsdienst, die uiteraard verkeerd maar toch eerlijk is omdat men niemand iets probeert wijs te maken: men aanbidt een holte in de muur van zijn eigen huis. Maar er komt verandering: de godsdienst behoudt zijn eenvoud maar verliest zijn eerlijkheid omdat men de holte als een “nieuw Evangelie” gaat omschrijven.

« Sommige holte-aanbidders die wat “verstandiger” zijn noemen zichzelf geen “holte-aanbidders” meer maar christenen, en ze beweren dat wat zij verkondigen het Evangelie is, terwijl het in werkelijkheid een christendom zonder Christus is en een Evangelie zonder Verrijzenis […]. Kortom, hun verkondiging is even leeg als het gat in de muur van hun huis » (p. 29).

 DE « LEEGTEPREDIKERS »

Wat Solovjov het meest verontwaardigt, is dat die zelfverklaarde apostelen de leegte, de “holte” van hun gedachtengoed onder een « vervalste christelijke vlag » aan de man brengen en zo de “kleinen”, de eenvoudige mensen die een kinderlijk geloof in Christus’ Evangelie hebben, verlokken en misleiden:

« Als er mensen zijn die denken en fluisteren dat Christus verouderd en voorbijgestreefd is, of zelfs dat hij helemaal niet bestaan heeft en een door de apostel Paulus verzonnen mythe is, en als die mensen zich hardnekkig als echte christenen blijven voorstellen en hun verkondiging van de leegte door kronkelige woorden blijven verdoezelen, dan moeten de onverschilligheid en het minachtend medelijden met hen als sneeuw voor de zon verdwijnen. Vermits de zedelijke atmosfeer aangetast wordt door systematische leugens, eist het publiek geweten luidkeels dat het kwade bij zijn echte naam genoemd zou worden. Het gaat hier niet meer om het weerleggen van een pseudo-godsdienst maar om het ontmaskeren van een grootschalig bedrog » (p. 30).

Deze “leegtepredikers” beroepen zich op Christus, maar de ware Christus is hen volkomen vreemd. Hij dient hen tot niets en vormt zelfs een struikelblok.

« Als de menselijke zwakheid deze mensen ertoe drijft hun overtuiging niet alleen op hun eigen “rede” maar ook op één of ander historisch persoon te steunen, waarom zoeken ze dan niemand anders? Boeddha bij voorbeeld, die precies verkondigd heeft wat zij nodig hebben: geen weerstand bieden aan het kwaad, de afwezigheid van hartstocht en bedrijvigheid, de matigheid, enz. Zelfs zonder martelaarschap is hij erin geslaagd zijn godsdienst populair te maken. De heilige boeken van de boeddhisten kondigen inderdaad de leegte aan en om ze in overeenstemming te brengen met de nieuwe leer zou het volstaan van enkele onbelangrijke vereenvoudigingen door te voeren. De Heilige Schrift van joden en christenen daarentegen is doordrongen van een positieve geestelijke inhoud die de oude en de nieuwe leegte ontkent » (p. 32).

Zonder zijn tegenstander te noemen maakt Solovjov duidelijk met wie hij de strijd aanbindt: met Tolstoj, de profeet van de geweldloosheid en van het ondergaan van het kwaad en misschien wel de gevaarlijkste voorloper van de Antichrist.

HET VALSE EVANGELIE VAN TOLSTOJ

DE RUSSISCHE LUTHER

Voor zijn tijdgenoot Solovjov was Ljev Nicolajevitsj Tolstoj, de schrijver van onder andere Oorlog en Vrede, Anna Karenina en Opstanding, een bederver van de Russische ziel. Hij vond Tolstoj gevaarlijker dan Marx en Nietzsche, omdat hij « een christendom zonder dogma en een krachteloze, gevoelerige, schijnbaar deugdzame maar […] in feite verdorven moraal » (CRC nr. 184, p. 27) voorstond die alles herleidde tot één beginsel, de wet van de liefde, in naam waarvan hij zowat alles veroordeelde: de instellingen van zijn land, de oorlog onder om het even welke vorm, de wetenschappen en de kunsten.

« Tolstoj is het Russische voorbeeld bij uitstek van het bederf van de christelijke gedachte », schrijft pater Rouleau in de inleiding tot Drie dialogen, « de vervalser van gans de Russisch-orthodoxe traditie: hij is het type van de Russische ketter, die zowel de sterke als de zwakke punten van zijn land met een onvergelijkelijke kracht en rijkdom in zich verenigt. In zekere zin is Tolstoj de Russische Luther of Calvijn! »

De grote Russische romanschrijver Dostojevski had al een afkeer gevoeld voor deze “ketter”: « Hun ideeën, hun kijk op de dingen was volledig tegengesteld », vertelt de dochter van Dostojevski. « Mijn vader was een groot patriot, een respectvolle zoon van de Kerk, een Slaaf die toegewijd was aan zijn ras. Hij leefde als een Europeaan en beschouwde Europa als zijn tweede vaderland. Hij hield niet op met ieder die hem raad kwam vragen aan te sporen om de Europese cultuur te bestuderen, erover te lezen en ze te verwerven, omdat de meerderheid van mijn landgenoten daar niets van afweet.

« De houding van Tolstoj was helemaal anders. Hij hield even oprecht van Rusland als Dostojevski maar sprak er geen oordeel over uit. Integendeel, hij minachtte de Europese cultuur en beschouwde de onwetendheid van de moezjieks [kleine boeren – red.] als de opperste wijsheid. Hij bewonderde hun gebreken, deed mee met hun kinderachtige ongerijmdheden en hun naïeve droom van een primitief communisme. Deze apostel van het defaitisme raadde zijn leerlingen aan om de wapens neer te leggen als de vijand in aantocht was, om niet tegen het kwaad te vechten maar passief toe te kijken hoe het de wereld verovert en de strijd tegen het kwaad aan God over te laten. Hij werkte mee aan de overwinning van de bolsjevieken terwijl hij naïef beweerde christelijke ideeën te verkondigen » (Het leven van Dostojevski volgens zijn dochter, Parijs, 1926, p. 289).

Solovjov gaat verder dan zijn leermeester Dostojevski wanneer hij de profeet van de geweldloosheid als een voorloper van de Antichrist aanklaagt: « Met een ongeëvenaarde genialiteit », schrijft abbé de Nantes, « verschuift hij de aandacht van de luidruchtige aankondigers van de bolsjevieken, Marx en Nietzsche, naar een minder luidruchtige en totaal niet schrikwekkende figuur: Tolstoj, die des te gevaarlijker is omdat hij de zielen bederft door de verleiding van aanlokkelijke waanbeelden, die op de meest ontroerende waarheden van het christendom gelijken als twee engelen op elkaar kunnen lijken, “zodat indien mogelijk zelfs de uitverkorenen verleid zouden worden” » (CRC nr. 184, p. 27).

Maar laten we terugkeren naar de Drie dialogen waarin Solovjov Tolstoj ten tonele voert als een zogenaamd evangelische “Prins”, waarmee achtereenvolgens drie personages geconfronteerd worden: een generaal, een diplomaat en een geheimzinnige Mijnheer Z., niemand minder dan Solovjov zelf. Het gesprek draait rond het algemene thema: Moet men weerstand bieden aan het kwaad?

EEN “ ROEMRIJK LEGER DAT VAN CHRISTUS HOUDT ”

In de eerste dialoog antwoordt de generaal bevestigend op die vraag omdat hij gewonnen is voor het beginsel dat in de beschaafde landen het kwaad altijd door de gewapende macht bestreden wordt. Deze officier, voor wie Solovjov duidelijk een zwak heeft, vertegenwoordigt « de godsdienstig-zedelijke visie uit het verleden », legt de schrijver in het voorwoord uit. 

De generaal beklaagt er zich over dat de traditionele benaming van het Russisch leger, “Roemrijk Leger dat van Christus houdt”, evenals het militair bedrijf in het algemeen steeds meer geminacht worden door de politici en door het slijk gehaald worden in schandelijke pacifistische campagnes. Daartegenover staat de Prins (Tolstoj), die het nieuwe Evangelie aankleeft: men moet het kwade door het goede overwinnen; God vindt men niet in machtsvertoon maar in rechtvaardigheid; gij zult niet doden… De generaal werpt op dat het recht een ondersteunende macht nodig heeft om op een doeltreffende wijze uitgeoefend te kunnen worden, al was het maar om onschuldige slachtoffers te verdedigen!

Om zijn woorden te staven vertelt hij dat hij ooit in één oogwenk niet minder dan duizend basji-boezoeks (Turkse huurlingen) heeft omgebracht omdat ze ongelukkige Armeniërs afgrijselijke wreedheden hadden doen ondergaan. Hij heeft er geen wroeging over, integendeel: hij heeft de voldoening zijn plicht gedaan te hebben voor « het geloof, de tsaar en het vaderland ».

De Prins verwijt hem echter geen “evangelisch” gedrag vertoond te hebben. Als hij echt vervuld zou geweest zijn van de evangelische geest zou hij de woorden of gebaren gevonden hebben om het hart van zijn ongelukkige broeder te raken: die zou zo onder de indruk geweest zijn « dat hij zijn fout onmiddellijk zou inzien en de weg van de dwaling zou verlaten ».

Mijnheer Z. reageert tegen deze denkwijze: hij merkt op dat Christus, die toch zeker wel doordrongen was van de ware evangelische geest, die niet heeft aangewend om het verborgen goed in de zielen van Judas, Herodes, de hogepriesters en de slechte moordenaar naar boven te halen. Hij heeft hun misdaden vergeven maar heeft hun zielen niet bevrijd van de verschrikkelijke duisternis waarin ze zich wentelden. Waarom? Waarom heeft Hij zijn evangelische geest wel op de goede moordenaar doen inwerken en niet op de anderen? Omdat Hij het niet kon of niet wilde. « Volgens u zou Jezus dus niet voldoende doordrongen geweest zijn van de ware geest van Christus… » (p. 77).

De Prins weet niet wat antwoorden…    

DE VREDES - EN VOORUITGANGSCULTUUR

De tweede dialoog geeft het woord aan de politicus en carrièrediplomaat, de vertegenwoordiger van « de cultuurvooruitgang die het heden beheerst ». Hij beweert het kwade te overwinnen niet door gewapende macht, zoals in de barbaarse tijden, maar door onderricht, nl. de openbaring van de moderne ideologie en technieken aan de achtergebleven volkeren. Hij is ervan overtuigd dat de materiële en culturele vooruitgang de ellende en onwetendheid, oorzaak van alle kwaad, zal terugdringen. Het is net of men één van onze huidige politici hoort spreken: « Echte cultuur vereist de volledige verdwijning van elk conflict tussen mensen of naties onderling. De vredespolitiek is het kenmerk en de veruitwendiging van de vooruitgang van de beschaving », enz. Als voorbeeld geeft de politicus de inspanningen van het Duitsland van Willem II om Turkije uit zijn achterlijkheid te bevrijden, o.m. door de aanleg van de spoorlijn Berlijn-Bagdad.

Mijnheer Z. mengt zich pas helemaal op het einde in het gesprek om de stelling van de politicus te ontkrachten. Hij voert aan dat de vredespolitiek de waarheid teveel verbloemt en er teveel van uitgaat dat de mensheid onbeperkt beter kan worden. Het is aangewezen om de waarheid onder ogen te zien en te stellen dat de mens zwak is en ten gronde nooit zal veranderen.

In feite is wat de politicus zegt veel te aards naar de smaak van Solovjov, omdat hij God en het Goede door de cultuur en de vrede vervangt.

Besluit: de gewapende macht tegen het kwaad is wel degelijk noodzakelijk, op korte termijn. Op middellange termijn zijn ook het onderricht en de ontwikkeling toe te juichen. Maar tegen het zedelijk kwaad, tegen een Tolstoj die het geweten ontwapent, tegen de Antichrist « achter wie zich de afgrond van het kwaad verbergt », volstaan deze twee middelen niet meer.

DE STRIJD VAN HET EINDE DER TIJDEN

De derde en laatste dialoog wordt meesterlijk beheerst door Mijnheer Z., het alter ego van Solovjov, « die borg staat voor de absolute godsdienst van de toekomst », zoals de schrijver het in het voorwoord beklemtoont. Wij zouden het eerder een integrale godsdienst noemen, omdat hij alle domeinen van de menselijke activiteit integreert en alle gebeurtenissen en zaken terug op hun juiste plaats zet met het oog op het Oordeel dat op het einde van de tijden zal plaatsvinden. Deze positieve bovennatuurlijke kijk op de wereldgeschiedenis rechtvaardigt en verzoent de soms tegengestelde standpunten van de politicus en de generaal: « Het zwaard van de strijder en de pen van de diplomaat moeten beide benut worden in de mate dat ze daadwerkelijk aan het doel beantwoorden » (p. 34).

De ware godsdienst openbaart ons dat de Antichrist op het einde der tijden zal verschijnen als laatste veruitwendiging van het kwaad in de geschiedenis, en dat hij na een kortstondige triomf definitief ten onder zal gaan. Solovjov gaat nu recht naar de kern van de zaak:

« MIJNHEER Z. – Het lijdt geen twijfel dat deze heerschappij van de Antichrist, die – zowel volgens het Oude als het Nieuwe Testament – het laatste bedrijf vormt van de tragedie die de geschiedenis is, niet gewoon het ongeloof zal zijn, of de ontkenning van het christendom, of het materialisme. Het zal gaan om een godsdienstig bedrog, waarbij de naam van Christus wederrechtelijk opgeëist zal worden door krachten die binnen de mensheid werkzaam zijn en die in werkelijkheid en in wezen vreemd zijn aan en vijandig staan tegenover Christus en zijn Geest » (p. 42).

Sommige Kerkvaders hadden dit lang vóór Solovjov al voorvoeld: de H. Joannes Damascenus, die de nadruk legt op de schijnheiligheid van de Antichrist (« Voorafgaand aan zijn heerschappij, of beter zijn tirannie, zal hij heiligheid voorwenden... »; de H. Hippolytus, die hem « de bedrieger » noemt; en de H. Cyrillus van Jeruzalem, volgens wie de Antichrist « voorzichtig- heid, vrome vergevingsgezindheid en mensenliefde zal voorwenden ».

De Antichrist zal zich verbergen achter de gelaatstrekken van Christus en van diens werk van universele verzoening een karikatuur maken. Om hem te ontmaskeren zal het vlijmscherpe, waarachtige Woord van God nodig zijn. 

Mijnheer Z. benadrukt dan ook de meest indringende uitspraak uit het Evangelie: « Denkt gij dat ik vrede op aarde ben komen brengen? Neen zeg ik u, maar wel verdeeldheid. » Jezus heeft de waarheid gebracht en die zaait verdeeldheid, juist zoals  het goede dat doet. Iemand vraagt hem daarop waarom Christus dan wel de Prins van de Vrede wordt genoemd.

« MIJNHEER Z. – Men kan die twee schijnbaar tegenstrijdige uitspraken slechts in overeenstemming brengen als men een onderscheid maakt tussen de goede of echte vrede, en de slechte of valse vrede. Dit onderscheid wordt ons duidelijk gemaakt door Degene die ons de ware vrede en de goede vijandschap heeft gebracht. “Mijn vrede laat ik u. Mijn vrede geef ik u. Ik geef haar niet zoals de wereld ze geeft.” Er is dus de goede vrede van Christus die gestoeld is op de verdeeldheid die Hij op aarde is komen brengen: de verdeeldheid tussen goed en kwaad, tussen Waarheid en leugen. En er is een slechte vrede, de vrede van de wereld, gestoeld op uiterlijke vermenging of vereniging van wat innerlijk in tegenspraak is » (p. 145).

DE VERRIJZENIS ALS STRUIKELBLOK

Wat voor zin heeft het om, zoals de Prins, “het zedelijk volmaakte goed” na te streven of om, zoals de politicus, onafgebroken aan de vooruitgang van de mensheid te werken, als het uiteindelijk resultaat de dood van zowel barbaar als beschaafd mens is! En als, zoals Tolstoj beweerde, Christus en zijn leerlingen gestorven zijn terwijl ze “de eisen van het goede” tot het bittere einde naleefden, maar er daarna geen echte verrijzenis voor hen op volgde, dan is het Rijk Gods een dodenrijk.

Het enige verweer tegen de wanhoop is de waarachtige verrijzenis. De verrijzenis voor het eeuwig leven is sterker dan de dood en dan het sterfelijk leven. Het Rijk Gods is het rijk van het leven dat door middel van de verrijzenis overwint en waarin we het definitieve goed verwezenlijkt zien. Daarin openbaart zich de ware liefde van Christus voor ons, en onze liefde voor hem. Al de rest is bijzaak. Zonder het geloof in de verrijzenis van Jezus en zonder de verwachting van de komende verrijzenis van alle mensen is Gods Rijk, zoals gezegd, slechts een dodenrijk (zie p.171).

HET HEILIG AANSCHIJN VAN CHRISTUS

Solovjov schreef in De grondslagen van het geestelijk leven (1884): « Ik zou iedereen aanraden om als gewetensonderzoek de beeltenis van Christus te beschouwen. In ogenblikken van twijfel, wanneer je tenminste nog de mogelijkheid hebt om na te denken en te mediteren, denk dan aan Christus, plaats hem vóór je als de Levende en belast Hem met het volle gewicht van je twijfel. Hij is bij voorbaat bereid om de lasten van de anderen op zich te nemen, niet om je vrij spel te geven om een onrechtvaardige daad te stellen, maar opdat je jezelf tot Hem zou wenden en op Hem zou steunen. Daardoor zal je afzien van het kwaad en in een moeilijk moment het werktuig van zijn onfeilbare Rechtvaardigheid worden » (aangehaald door Mgr. Rupp, p. 179).

Gewapend met de talisman van het Heilig Aanschijn van Jezus tekent Solovjov onder de schuilnaam Pansophii tot besluit van zijn Drie dialogen het portret van de Antichrist: « een bedrieglijk gelaat waarachter zich de afgrond van het kwaad verschuilt »...

[slot in volgend nummer]

broeder Thomas van O.L.V. van Altijddurende Bijstand
Hij is verrezen ! nr. 1, november-december 2002