DE ACTUALITEIT DOORGELICHT
OKTOBER 2020
De waarheid over Međugorje
BIJ het onderzoek van de grote mariale verschijningen van de 19de en 20ste eeuw hebben de theologen en kerkelijke herders altijd voorzichtig en systematisch «gezocht naar alle motieven die pleiten tegen de authenticiteit» (Mgr. Bruillard in zijn Leerstellig oordeel over de gebeurtenissen in La Salette). Die houding steekt schril af tegen de vooringenomenheid van de auteurs die de verschijningen in Međugorje gunstig gezind zijn: zij verwerpen de hypothese van een tussenkomst van de duivel zonder meer als iets dat totaal uitgesloten is. Sommigen beweren dat het onmogelijk iets diabolisch kan zijn omdat de Gospa tot bekering oproept, anderen dat de aanwezigheid van zo’n massa mensen die biechten en de Mis bijwonen overduidelijk ten gunste van Međugorje pleit. Maar zelfs als dat waar is, dan volstaat het absoluut niet om het bovennatuurlijk karakter van de verschijningen te waarborgen.
Telkens als er sprake is van een verschijning, moeten de twee mogelijkheden van een goddelijk mirakel of een satanische begoocheling om beurten ernstig onder ogen gezien worden.
Het is dus van primordiaal belang om de feiten in alle objectiviteit vast te stellen, wat we in het eerste deel van deze studie hebben proberen te doen [zie De actualiteit doorgelicht van september 2020]. Nu moeten we ze analyseren in het licht van het geloof en de katholieke moraal. Pas nadien volgt het onderzoek van de vruchten van de verschijningen, als de theologische analyse gunstig is. In geen enkel geval kunnen deze vruchten goed gemaakt worden door feiten en boodschappen die te maken hebben met de duivel.
DE GOSPA IS KETTERS
Het is niet de Maagd Maria die in Međugorje verschijnt, maar Satan. Dat blijkt uit zeer veel uitspraken van de Gospa die bol staan van dubbelzinnigheden, dwalingen en heuse ketterijen.
OVER ONZE HEER JEZUS CHRISTUS
Vicka noteert in haar dagboek op 27 juli en 22 augustus 1981 dat de Gospa hen Jezus heeft getoond en heeft verklaard: «Mijn lieve engelen, ik zend jullie mijn zoon Jezus die gefolterd werd voor zijn geloof.»
Het strookt niet met de rechtzinnige katholieke leer te zeggen dat Jezus «het geloof bezat», want dat is een specifieke deugd van hen die streven naar het hemels gelukzalig visioen maar er nog niet van genieten, terwijl Jezus als Zoon van God heel zijn aards leven van dat visioen genoten heeft. En beweren dat Hij «voor zijn geloof gefolterd werd» komt er op neer van Onze Heer Jezus Christus een doodgewone mens te maken. Nooit heeft Onze-Lieve-Vrouw een leer die zo tegengesteld is aan de katholieke waarheid kunnen onderwijzen. In werkelijkheid heeft Christus zijn leven gegeven op het moment en op de wijze dat Hij het zelf wou, om ons te verlossen en om te getuigen van zijn goddelijke afkomst waarvan Hij zich ook in zijn menselijke ziel altijd bewust was.
OVER DE VERRIJZENIS VAN HET VLEES
De boodschap van 24 juli 1982 is van een vreemde dubbelzinnigheid: «Het lichaam, dat uit de aarde voortkomt, vergaat na de dood; het zal nooit nog herleven. De mens krijgt een verheerlijkt lichaam.» Zeggen dat de mens een verheerlijkt lichaam krijgt, betekent dat er een breuk is tussen het aards en het hemels lichaam. Het is nochtans een kapitaal punt van het dogma van de verrijzenis van het vlees te stellen dat er een mysterieuze maar zeer reële continuïteit is tussen de toestand van ons lichaam hier op aarde en de transfiguratie ervan in de Hemel.
OVER DE HEL
In de boodschap van 25 juli 1982 zegt de Gospa: «God laat zijn kinderen toe te lijden in de hel, ten gevolge van het feit dat zij ernstige, onvergeeflijke fouten begaan hebben»… alsof de verdoemden in de hel nog kinderen van God kunnen genoemd worden. In haar verslag aan pater Vlašić voegt Mirjana daar nog een onwaarschijnlijke bedenking aan toe: in de hel «beginnen de mensen zich comfortabel te voelen.»
Maar de twee voornaamste leerstellige dwalingen die het bovennatuurlijk karakter van de verschijningen logenstraffen, zijn van een heel andere orde, zowel door het uitgesproken karakter ervan als door de nadruk waarmee de Gospa ze herhaalt.
OVER DE OECUMENE
Abbé René Laurentin schrijft in zijn Chronologisch verloop van de boodschap (1988) dat «een van de moeilijkheden tegen de voorbeeldige [sic] boodschap van Međugorje de oecumene betreft. Voor de – vandaag ontbonden – diocesane commissie was dat een van de voornaamste tegenwerpingen en Rome heeft daar met de grootst mogelijke ernst nota van genomen. Steen des aanstoots is het antwoord van de Maagd op een schriftelijke vraag die aan de zieners bezorgd werd op 1 oktober 1981: “Zijn alle godsdiensten goed?” – “Alle godsdiensten zijn gelijk voor God.”»
Het is duidelijk dat dit antwoord betekent dat alle godsdiensten dus hetzelfde waarheidsgehalte en dezelfde waarde hebben. Die bewering is uiteraard vals, want ze komt er op neer te zeggen dat er geen goddelijke Kerk meer bestaat, enige Bruid van de mens geworden Zoon van God.
Sommige verdedigers van Međugorje werpen op dat het antwoord van de Gospa anders kan uitgelegd worden: zij wil beduiden dat alle mensen, ongeacht hun geloof, gelijk zijn voor God. Dat is wat Vicka gezegd heeft aan abbé Laurentin op 24 juni 1987 (zes jaar na het antwoord van de Gospa!): «De Gospa heeft me gezegd dat alle godsdiensten gelijk zijn voor God, dat wil zeggen dat alle mensen gelijk zijn voor God en dat niet God verantwoordelijk is voor de verdeeldheid, maar de mensen.»
Die uitleg is echter ook verkeerd: alle mensen zijn zeker geroepen om adoptiefkinderen van de Vader te worden, maar dat wordt men alleen door het doopsel (in het water, in het bloed of door het doopsel van begeerte). Zij die resoluut de partij van de duivel kiezen tegen God, door te weigeren binnen te gaan in de ware Kerk, zijn kinderen van de duivel, geen kinderen van de Maagd Maria.
Op 1 oktober 1981 gebruikte de Gospa een verleidelijk maar bedrieglijk beeld: «God leidt alle godsdiensten zoals een koning zijn onderdanen door middel van zijn ministers.» Dat betekent dat zij onrechtmatig een goddelijk gezag toekent aan de louter menselijke leiders van de andere religies en daardoor ook de wettige herders van de katholieke Kerk naar beneden haalt. Dat is helemaal niet katholiek.
«Bestaan er verschillen tussen hen die tot verschillende Kerken of gemeenschappen behoren?» vroeg men aan de zieners. Neen, antwoordde de Gospa, maar «de kracht van de H. Geest is niet even sterk in alle Kerken. […] Alle gelovigen bidden niet op dezelfde manier.» Dat komt er op neer dat alle godsdiensten gelijk zijn en allemaal tot het heil leiden, maar dat ze niet allemaal even efficiënt zijn. Voor de Gospa is er dus geen verschil ten gronde tussen de religies, maar enkel een gradueel verschil. De goede God zou alle religies gebruiken om de zielen tot Hem te voeren. «Ik zie dat de mensen zich ook kunnen redden door hun eigen godsdienst goed te pratikeren, als ze hem ernstig beleven», verduidelijkt zij op 18 januari 1985. Dat is duidelijk een ketterij. Men kan, onder bepaalde voorwaarden, tot een andere godsdienst behoren en gered worden, maar men wordt zeker niet gered door zijn valse godsdienst.
In 1982 heeft de Gospa nog een andere dwaling verkondigd: «Jullie zijn het die verdeeldheid op de aarde gebracht hebben. De moslims en de orthodoxen zijn net als de katholieken gelijk in de ogen van mijn Zoon en van mij, want jullie zijn allemaal mijn kinderen.» Het is fout te zeggen dat het de katholieken zijn die de verdeeldheid gezocht hebben en dat het niet Jezus en de Maagd Maria zelf zijn die dit gewild hebben. «Wie niet met Mij is, is tegen Mij» (Lc 11, 23): woorden van de Heer zelf. De goede God roept weliswaar alle mensen op om verenigd te blijven in de schoot van de katholieke Kerk, maar dat neemt niet weg dat Hij bevolen heeft diegenen die een nieuw Evangelie prediken uit de Kerk te verwijderen (Ga 1). Onze herders doen een heilig werk door ketters te verjagen en het zijn de dwaalleraars die de zonde van hun opstandigheid volledig zelf dragen. «Niet de vrede, maar het zwaard ben Ik komen brengen» (Mt 10, 34).
OVER MARIA MIDDELARES
- In zijn boek The Apparitions of Our Lady at Međugorje (1984) merkt pater Kraljević op: «Veel pelgrims die naar Međugorje komen, vragen aan de zieners om tot de H. Maagd te bidden opdat zij een familielid of een goede vriend zou genezen. De betekenis van alle antwoorden die de Gospa aan de zieners geeft, is deze: “Ik zelf kan jullie niet genezen. Alleen God kan genezen. Bid […]. Ik zal met jullie meebidden. Ik ben God niet. Ik heb behoefte aan jullie gebeden en offers om mij te helpen.”» De verschijning hamert dus op het feit dat zij niet alles kan verkrijgen, dat haar macht beperkt is. Op 8 februari 1982 in verband met een zieke: «Hij moet bidden. Ik zal hem helpen in de mate dat het in mijn macht ligt.» Op 29 augustus 1982: «Ik ben de Moeder die uit het volk voortkomt. Ik kan niets doen zonder de hulp van God. Ook ik moet bidden juist zoals jullie.»
Op 15 maart 1982 vraagt pater Vlašić aan Vicka: «Voel je de Maagd aan als degene die genaden schenkt of als iemand die tot God bidt?» Antwoord: «Als iemand die tot God bidt.» Op 31 augustus van datzelfde jaar verklaart de Gospa nog explicieter: «Ik beschik niet over alle genaden. Ik verkrijg van God wat ik bekom door het gebed.» En op 4 september: «Jezus geeft er de voorkeur aan dat jullie zich rechtstreeks tot Hem richten, eerder dan via een tussenpersoon.»
Iedereen zal moeten toegeven dat al deze zinnen van de Gospa in volkomen tegenspraak zijn met de katholieke leer over Maria als Middelares van alle genaden. Het verschil is ook totaal met de erkende mariale openbaringen zoals die van Lourdes en Fatima.
HET RIJK VAN DE LEUGEN
Iedereen liegt in Međugorje. Vanaf het begin heeft de Gospa gelogen door op 30 juni 1981 zonder enige dubbelzinnigheid aan te kondigen dat ze nog slechts driemaal zou verschijnen. Ze heeft gelogen toen ze bij herhaling een «groot teken» beloofde voor een nabij moment. Het polshorloge dat vreemd deed, was uiteraard dat beloofde teken niet. Telkens als de jongeren hun vraag opnieuw stelden, antwoordde de Gospa niet op een open manier. Tussen de maanden juni en september 1981 beloofde zij een teken voor «weldra», «binnen afzienbare tijd», «nog wat geduld». De zieners waren er zo van overtuigd dat pater Zovko het grote teken aan de massa aankondigde voor het feest van de Tenhemelopneming 1981. Maar er gebeurde niets. Begin september veranderde de Gospa van houding: ze zou het teken geven als de mensen zich bekeerden. Op 10 september beloofde zij het voor «binnen een dag of twee», daarna kondigde ze het aan voor 8 december, dan voor Kerstmis, tenslotte voor Nieuwjaar 1982.
Het grote teken kwam nooit. We wachten er nog altijd op.
De voorstanders van Međugorje zeggen dat de talrijke bekeringen en biechten het aangekondigde teken zijn, maar dat argument gaat niet op, want op 31 augustus 1982 verklaarde de Gospa uitdrukkelijk: «Het grote teken werd toegestaan. Het zal verschijnen los van de bekering van de mensen.»
Ook de zieners zijn leugenaars. De bisschop, Mgr. Žanić, «bevestigt dat hij alle zieners betrapt heeft op leugens.» Mirjana en Ivanka hebben vanaf het begin gelogen over de reden van hun wandeling op 24 juni; daarna hebben ze de ware toedracht opgebiecht aan Mgr. Žanić, om ze vervolgens koppig te ontkennen tegenover abbé Laurentin… die eerder hen geloofde dan de bisschop en deze laatste van laster beschuldigde!
Vicka loog op 14 januari 1985. Toen de zieners in extase waren, stak een zekere Jean-Louis Martin bij verrassing twee vingers uit in de richting van Vicka’s ogen, waarop die haar hoofd naar achteren wierp (er bestaat een video-opname van): bewijs dat zij, anders dan ze beweerden, vatbaar waren voor externe stimulansen. De zieneres kwam toen met de uitleg dat het gebaar van de Fransman was samengevallen met het moment waarop zij meende «dat de Maagd het Kindje Jezus uit haar armen liet vallen»!
Vicka was ook niet eerlijk in verband met haar dagboeken waarin zij over de verschijningen schreef. Eerst ontkende zij tegenover Mgr. Žanić het bestaan ervan, daarna weigerde ze de dagboeken aan hem te geven. Ze ging zelfs zover te beweren: «Niemand zegt heel de tijd wat hij denkt. Iedereen aanvaardt als een verworvenheid dat men af en toe mag liegen...»
Ook pater Zovko, de eerste pastoor van de parochie, is een leugenaar. Het volstaat zijn conferentie tot de bedevaarders van 12 april 1988 te lezen, waarin hij de eerste verschijningen verhaalt: hij reconstrueert de feiten zoals het hem uitkomt, vindt boodschappen uit waarover de zieners nooit gesproken hebben, belastert zijn bisschop en liegt over zijn eigen houding, die wij nochtans goed kennen door de opname van zijn ondervragingen.
Tenslotte liegen ook de propagandisten van Međugorje, abbé Laurentin op kop. Hij zegt dat hij de opnamen van de eerste ondervragingen van de zieners kent en gebruikt. Zo schrijft hij dat op 30 juni 1981 «Mirjana dacht te begrijpen dat de Maagd nog maar drie dagen zou terugkomen. Maar dat was slechts haar interpretatie.» Een leugen: toen pater Sivric enkele jaren later de integrale tekst van de ondervragingen publiceerde, kon men vaststellen dat de Gospa zélf het aantal keren dat ze nog zou verschijnen had gepreciseerd; Mirjana had slechts herhaald wat de Gospa zei.
Omdat de boodschap van de “Maagd” van zo’n teleurstellende armoede was, permitteerde Laurentin zich bovendien om haar bijkomende woorden in de mond te leggen. Zo laat hij haar zeggen: «Vervul nederig jullie plicht van mens en christen om je de Hemel waardig te tonen.» Pure fantasie!
DE GOSPA, REBELS ALS EEN DUIVEL
Mgr. Žanić heeft vaak herhaald dat de verschijning onmogelijk de H. Maagd kon zijn vermits zij haar onvoorwaardelijke steun uitsprak aan de franciscanen die ontheven waren uit hun ambt wegens ongehoorzaamheid aan de plaatselijke bisschop. Volgens hem was deze affaire «een doorslaggevend argument in de beoordeling van Međugorje».
Wat men het geval Herzegovina noemt, is inderdaad een kapitaal element van het dossier. Al lang voor de verschijningen bestond er een conflict tussen de bisschop van Mostar en de franciscanen. Die laatsten genieten in Bosnië-Herzegovina een grote faam, want tijdens de Turkse invasie van de 15de eeuw bleef de franciscaanse geestelijkheid op heldhaftige wijze aanwezig te midden van de bevolking en de vervolgingen, terwijl de seculiere clerus vluchtte. Toen de Turken op het einde van de 19de eeuw afdropen, nam die clerus geleidelijk terug zijn plaats in, op bevel van Rome, met als gevolg een steeds giftiger rivaliteit tussen hen en de franciscanen, die gesteund werden door het volk.
In 1971 telde het bisdom Mostar 200.000 Kroatische katholieken, van wie er 160.000 geestelijk bestuurd werden door de franciscanen. In de lijn van een normalisering, die al door de H. Pius X gewild was, werkte Rome aan een herverdeling van de parochies, terwijl het zijn best deed een open conflict te vermijden. Maar de franciscanen beriepen zich op het volk Gods en voerden openlijk oppositie tegen de bisschop; sommige parochies verwierpen zelfs de priesters die de bisschop benoemd had.
Rome had geen andere keus, met de goedkeuring van de generaal-overste van de orde, dan de afzetting van heel de bestuursploeg van de franciscaanse provincie. De helft van de volgelingen van de Poverello begreep de noodzaak van de maatregel, de andere helft rebelleerde. De generaal-overste was zo wijs een provinciaal te benoemen die gehoorzaam was aan Rome en met wie Mgr. Žanić kon samenwerken.
In september 1980 vroeg de bisschop aan de franciscanen van Mostar om drie vierden van het grondgebied waar zij werkzaam waren af te staan. Veel parochianen weigerden deze beslissing en steunden de opstandige franciscanen, die verder gingen met hen de sacramenten toe te dienen op de plaatsen waar zij geen jurisdictie meer hadden. Leiders van de rebellie waren de paters Ivan Prusina en Ivica Vego, beiden onderpastoor. In april 1981 – drie maanden voor de verschijningen – gaf Rome hen het bevel Mostar te verlaten. Maar met de steun van opstandige medebroeders bleven zij in de stad en deden gewoon voort. Dreiging met suspensie a divinis leverde niets op. Op 9 december werden Mgr. Žanić en de overste van de franciscanen bij Joannes-Paulus II geroepen, die opdracht gaf de voorziene sancties toe te passen.
Toen hij vernam wat hem boven het hoofd hing, vroeg pater Vego het advies van de Gospa. Vicka gaf het hem op 19 december: «De grootste schuldige aan de onrust is bisschop Žanić.» Vego is niet schuldig, hij moet in Mostar blijven en niet weggaan. Begin januari hernam de Gospa: «Als men de paters Vego en Prusina uit hun orde stoot, dan moeten zij daar fier op zijn!» En: «De bisschop zal gestraft worden.»
Op 14 januari meldden de zieners zich op het bisdom. «Wat heeft de Gospa je gezegd?» vroeg de bisschop aan Vicka. «Dat weet ik niet.» Alweer een leugen! Mgr. Žanić: «Ik heb horen zeggen dat je een boodschap hebt voor de twee onderpastoors.» – «Welke onderpastoors?»
Op 29 januari sprak de generaal-overste de suspensie uit en ontsloeg Vego en Prusina van hun geloften. Maar geruggesteund door de Gospa zetten zij hun onwettig dienstwerk in Mostar zonder verpinken verder… De verschijning verklaarde nog minstens dertien keer dat zij onschuldig waren en dat de bisschop ongelijk had. «Het zijn goede priesters. Ik zie geen fout in hen» (april 1982). Merken we hierbij nog op dat pater Vego in 1989 een relatie begon met een religieuze uit Međugorje, zuster Leopolda: een nieuwe kaakslag voor Vicka die hem met passie verdedigd had en voor de Gospa die zich garant gesteld had voor zijn voorbeeldige levenswandel.
ZIJ ZEGT «VREDE», MAAR VOERT OORLOG
In september 1981 zei Vicka tot de Italiaanse journalist Gianfranco Fagivoli: «De Gospa belooft vrede en vrijheid voor de mensen van heel de wereld, ongeacht hun geloof. Zij beveelt de vrede en de universele broederlijkheid aan. Zij herhaalt op overtuigende toon: “Mir! Mir! Mir!”»
Tien jaar later brak in ex-Joegoslavië de oorlog uit en meer in het bijzonder in Bosnië-Herzegovina... In 1999 publiceerde Joachim Bouflet een boek met als titel Medjugorje ou la fabrication du surnaturel, waarin hij schrijft: «Het conflict, dat niet door de Gospa aangekondigd werd, overvalt de zieners en de franciscanen. De enen zowel als de anderen zullen in die tragische gebeurtenissen weinig stichtende aspecten van hun persoonlijkheid openbaren.»
Vicka probeert «George Bush te bereiken, eerst telefonisch, dan via de site Medjulink die in 1990 gestart werd om de boodschappen van de Gospa te verspreiden. Zij probeert de president van de VS ervan te overtuigen een luchtbombardement op de Serviërs uit te voeren!» (p. 115)
«In augustus 1993 publiceert pater Zovko in Sloboda Dalmacija een open brief aan president Clinton waarin hij hem vraagt in naam van de Gospa om tussenbeide te komen tegen de Serviërs. Wanneer een maand later het moslimdorp Gradska, niet ver van Međugorje, door het Kroatisch leger aan een etnische zuivering wordt onderworpen, verklaart diezelfde Jozo Zovko kil: “Die plaats was vroeger volledig Kroatisch, ze is het nu opnieuw zoals de Gospa dat wou”» (p. 190).
Hoe hol klinkt dan de boodschap van de Gospa die voorwendt vrede en wereldwijde broederlijkheid te brengen!
VERONTRUSTENDE VULGARITEITEN EN BIZARRE FEITEN
Alle verschijningen gaan gepaard met eigenaardige zaken die de wenkbrauwen doen fronsen. Zoals een Kroatische bisschop opmerkte: «Alles gaat goed in Međugorje, behalve de Madonna.»
In de ondervragingen van juni 1981 rapporteren de zieners dat op het moment waarop de Gospa opdaagt een zwaluw of een zwarte vlinder uit de verschijning wegvliegt. Ze hebben ook opgemerkt dat haar handen beven en dat haar voeten nooit zichtbaar zijn. Op het einde van de verschijning van 2 augustus slaakt Marija een gil omdat de Gospa helemaal zwart is als ze hen verlaat, «vuil en vol vlekken».
Tot op vandaag verschijnen er soms bijzondere tekenen in de hemel, die te duidelijk zijn om ze te ontkennen. Een franciscaan getuigde dat hij een purperrode wolk naar de berg zag opstijgen met de snelheid van een pijl. Vlak voor het optreden van een bepaald verschijnsel hoorden de inwoners een groot kabaal, «een vreselijk lawaai», en zagen ze een ongewoon licht, wat hen schrik aanjoeg. Soms namen ze «een vreemd lichtspel» waar op de heuvel, een «lichtballon» die uiteenspatte in «duizenden sterretjes» of sterren die begonnen te branden en vervolgens een na een uitdoofden, meer dan een uur lang. Er waren mensen die het silhouet van de Gospa in de hemel zagen verschijnen of haar de plaats zagen innemen van het grote kruis op de berg van Krizevac. Honderden personen namen waar dat op de plaats van de eerste verschijning gedurende een kwartier een ongewoon vuur oplaaide, dat brandde zonder iets te verschroeien.
We moeten opmerken dat geen enkel van deze verschijnselen kan beschouwd worden als het beloofde “grote teken”, want ze werden niet profetisch aangekondigd en deden zich volkomen onverwacht voor. De enige verklaring is dat het om duivelse spektakels gaat.
Zeer veel mensen verklaarden dat «de Gospa aan ieder die het wou toeliet om haar te komen aanraken» en dat de zieners hun hand leidden en daarbij zeiden: «Nu raak je haar sluier aan… haar hoofd… haar hand… haar kleed.» Er bestaan tientallen getuigenissen van dit soort onverdraaglijke aanrakingen en omhelzingen. Abbé Laurentin zweeg er liever over met het argument dat het om «bijkomstigheden» gaat.
De Gospa verscheen op de meest ongewone en gekke plaatsen: op de heuvel van Podbrdo, in de huizen, de tuinen, de velden, de tabaksplantages. Ze daalde neer in de kerk, op het altaar, in de sacristie, op het dak, in de klokkentorens, op straat, in een auto of een autobus, in Mostar, in Sarajevo, in Zagreb, in Zwitserland, in Italië, in de VS, in Palestina en overal waar de zieners heen gaan.
Op een dag zei Mgr. Žanić tijdens een preek in Međugorje: «Elke ernstige persoon die Onze-Lieve-Vrouw vereert, moet zich afvragen: “Heilige Maagd Maria, wat hebben ze met u gedaan?”»
MGR. Žanić, GELOOFSVERDEDIGER
Wat is de reactie geweest van de geestelijke autoriteiten in Mostar en in Rome tegenover al die gebeurtenissen? De normen met betrekking tot het beoordelen van private openbaringen, in 1978 gepubliceerd door de Congregatie voor de Geloofsleer, preciseren: «Het komt allereerst de plaatselijke bisschop toe om een onderzoek in te stellen en tussenbeide te komen.»
Wat heeft Mgr. Pavao Žanić, bisschop van Mostar (1980-1993), gedaan? Van juni 1981 tot januari 1982 nam hij een afwachtende en welwillende houding aan. Hij verkoos de franciscanen vertrouwen te schenken, in de hoop dat de Gospa de rebellen zou aansporen «om terug te keren tot de gehoorzaamheid en de liefde voor de Kerk». Hij begon van standpunt te veranderen in december 1981, toen hij het bewijs had dat de verschijning de franciscaanse opstandigheid steunde. De leugens van Ivan en Vicka bevestigden zijn oordeel.
Begin 1982 stelde hij een eerste onderzoekscommissie in van vier leden, twee franciscanen en twee seculiere geestelijken. De openbaringen over het aangekondigde grote teken dat zich toch niet voordeed, versterkten de bisschop definitief in zijn oppositie tegen Međugorje.
In de overtuiging dat Rome zijn oordeel zou bijtreden bezorgde hij zelf zijn rapport aan de H. Stoel. Het was een ontnuchterende ervaring. Kardinaal Ratzinger, vice-postulator van het H. Officie, deed hem de aanbeveling niet te snel een oordeel uit te spreken «omdat de tijd nieuwe elementen voor of tegen zou aanbrengen. De verschijningen gaan nog door en wellicht gebeurt er nog iets nieuws», citeert Mgr. Žanić. En de paus? In zijn Posizione van 1984 schrijft de bisschop dat hij zich tweemaal met Joannes-Paulus II onderhouden heeft, die hem aanmaande «met grote voorzichtigheid» te handelen. Mgr. Žanić had nog niet begrepen dat de voorstanders van Međugorje al beschikten over invloed en steun in Rome.
Hoewel hij zo in zijn elan werd afgeremd, bleef de bisschop toch niet met gekruiste armen afwachten. Onafgebroken richtte hij zich tot de franciscanen van Međugorje om hen formeel te verbieden propaganda te maken voor de Gospa en om hen aan te manen zich te beperken tot hun parochiaal dienstwerk.
In januari 1984 besloot hij aan zijn dossier meer gewicht te geven door de onderzoekscommissie te verruimen met geneesheren, psychologen en een twaalftal theologische experten, gekozen door zijn medebisschoppen uit de verschillende theologische faculteiten in Kroatië en Slovenië. Deze uitgebreide commissie vergaderde van maart 1984 tot mei 1986 en kwam met een overgrote meerderheid (slechts twee tegenstemmen en één onthouding) tot de conclusie dat de verschijningen niet afkomstig waren van de Hemel. Zij legde ook een verbod op inzake religieuze artikels over het onderwerp, de organisatie van bedevaarten, het promoten van de zieners en het afleggen van verklaringen aan de pers.
Omdat hij overtuigd was van het diabolisch karakter van de verschijningen, wou Mgr. Žanić dat de commissie haar besluiten tot hun uiterste consequentie zou doortrekken. Maar in oktober 1984 veranderde een van de theologen, de jezuïet pater Brajcic, plots van mening: hij begon Međugorje te verdedigen en bekwam dat de beslissing werd uitgesteld. Bang dat de hele commissie overstag zou gaan, trok de bisschop naar de Joegoslavische bisschoppenconferentie om er zijn eigen conclusies uit de doeken te doen. Nagenoeg al zijn confraters gingen ermee akkoord. Op 30 oktober stelde Mgr. Žanić dan zijn rapport voor: Posizione attuale, Het huidige, niet officiële standpunt van de bisschoppelijke curie van Mostar aangaande de gebeurtenissen in Međugorje.
Als plaatselijk bisschop had hij het volste recht om zo’n document te publiceren, met de bedoeling zijn herders en gelovigen te oriënteren en te informeren, vooral omdat de commissie geen aanstalten maakte haar besluiten openbaar te maken. Zijn visie was klaar en duidelijk: het was niet de Maagd Maria die in Međugorje verscheen en de zaak «werd handig uitgebuit door een groep franciscanen».
Jammer genoeg slaagde Mgr. Žanić er niet in Rome te overtuigen, hoe sterk gestoffeerd zijn dossier ook was. Staatssecretaris kardinaal Casaroli gaf op 1 april 1985 aan de voorzitter van de Joegoslavische bisschoppenconferentie de opdracht om ervoor te zorgen dat Mgr. Žanić «een eind zou maken aan de verspreiding van zijn persoonlijke verklaringen en geen oordeel meer zou uitspreken vooraleer alle elementen verzameld waren en de gebeurtenissen opgehelderd» (nota nr. 150458). De voorzitter moest ook elke openlijke confrontatie tussen zijn confraters verhinderen. Dat was een verwijzing naar het feit dat Mgr. Žanić zich vaak moest afzetten tegen de aartsbisschop van Split, Mgr. Franić, een overtuigd aanhanger van de charismatische beweging, die zich moeide met een diocees dat niet het zijne was om de opstandelingen te steunen.
Opnieuw trok de moedige bisschop van Mostar naar het Vaticaan, in mei 1986, met een dossier dat ondertussen uitpuilde van evidente bewijzen tegen de verschijningen. Kardinaal Ratzinger en de paus zeiden hem toen dat de verdedigers van Međugorje te sterk waren, dat het beter was het onderzoek te laten verderzetten door een commissie van de Joegoslavische bisschoppenconferentie en dat Međugorje een tijd gerust gelaten moest worden. Het is zonneklaar dat, als de zaak van Međugorje vandaag niet geregeld is, de fout daarvoor dan geheel bij Rome ligt. Het hele onderzoek was gebeurd, en goed gebeurd, door de bisschoppelijke commissie. Maar blijkbaar kwam dat het Vaticaan niet goed uit en oefende men daarom druk uit op de bisschop om het dossier over te dragen aan een hogere commissie.
Had Mgr. Žanić zich moeten verzetten tegen de paus? «Het was voor mij te moeilijk», schreef hij later, «om in te gaan tegen het Vaticaan. Er werd dus een nieuwe commissie samengesteld. Later heb ik begrepen dat men [de paus!] op die manier Međugorje wou beschermen zonder een definitief oordeel uit te spreken.» De nieuwe commissie ingesteld door de bisschoppenconferentie liet de zaken jarenlang aanslepen. In 1990 was ze nog niet tot een besluit gekomen. Het was toen dat Mgr. Žanić overging tot een nieuwe coup de force.
In maart 1990 stelde hij een rapport op gericht aan alle bisschoppen van de wereld, een vlijmscherpe en onderbouwde aanklacht tegen de verschijningen en de leugens van zijn tegenstanders. Hij publiceerde het en bracht het de maand daarop naar Rome. In juni kreeg abbé de Nantes dat rapport in handen en liet het onmiddellijk verschijnen in La Contre-réforme catholique. Eind november was de Joegoslavische commissie eindelijk klaar met haar conclusies, maar de bisschoppen van het land besloten om alles geheim te houden en het dossier over te maken aan Rome.
De bisschop van Mostar gaf zich echter niet gewonnen: hij maakte de hoofdzaken van het dossier wereldkundig, met inbegrip van de besluiten. Die stelden dat Međugorje «niet bovennatuurlijk» was, dat de Joegoslavische bisschoppenconferentie niet de competentie had om te oordelen over het probleem van de franciscaanse rebellie, in tegenstelling tot de plaatselijke bisschop en Rome, en dat de bisschoppen van Joegoslavië bereid waren Mgr. Žanić te helpen in de pastorale organisatie van Međugorje.
«Niet bovennatuurlijk»: dat betekende dat de Gospa niet uit de Hemel kwam, maar vreemd genoeg concludeerde het dossier niet dat zij dan wel een wezen uit de hel moest zijn. Wat de hulp in de «pastorale organisatie» betreft, dat wil zeggen de organisatie van de bedevaarten, dat was pure schijnheiligheid: de bisschoppen hadden gewoon het verbod van Mgr. Žanić op bedevaarten naar Međugorje moeten steunen.
Hoe dan ook, de publicatie van de besluiten in het dossier was belangrijk, want iedereen wist nu dat ook de Joegoslavische bisschoppenconferentie niet geloofde in de bovennatuurlijke oorsprong van de verschijningen. De confraters van de bisschop waren tot hetzelfde besluit gekomen als hijzelf, wat zijn positie versterkte.
Die confraters waren in snelheid genomen en wilden natuurlijk hun gezicht niet verliezen. Daarom stemden zij op 10 april 1991 de zgn. Verklaring van Zadar, die de lauwheid van hun standpunt duidelijk maakt: «Men kan niet bevestigen dat de gebeurtenissen te maken hebben met bovennatuurlijke verschijningen of openbaringen. Het samenstromen van gelovigen uit alle delen van de wereld in Međugorje, geïnspireerd door het geloof of om andere redenen [sic!] vereist niettemin pastorale aandacht en waakzaamheid.»
Međugorje leeft nog altijd onder het regime van die absurde verklaring, die inhoudt dat de Gospa niet uit de Hemel komt, maar dat men zich wel gaat bekommeren om de gelovigen die komen om een of andere reden. Private bedevaarten worden toegelaten, op voorwaarde dat men de reden ervoor verzwijgt. Wat een farizeïsme, dodelijk voor de zielen!
MGR. Perić, EEN WAARDIGE OPVOLGER
In 1993 legde Mgr. Žanić zijn ambt neer. Zijn opvolger was zijn vertrouweling Mgr. Ratko Perić, die helemaal met hem akkoord ging en zich zeer strijdbaar toonde. Mgr. Žanić overleed in 2000.
De krachtmeting tussen de nieuwe bisschop van Mostar en de aanhangers van Međugorje, die op discrete steun van het Vaticaan konden rekenen, ging nog jaren door. Mgr. Perić gaf geen duimbreed toe. Zijn onwankelbaar standpunt tegen Međugorje beïnvloedde veel bisschoppen buiten de grenzen. Zo schreef kardinaal Bertone in 1995 en 1998 vanuit Rome aan verschillende Franse bisschoppen dat private en publieke bedevaarten naar de Gospa verboden waren, omdat dit de indruk zou wekken dat de Kerk de verschijningen had goedgekeurd. Mgr. Brincart, die de opdracht had van de bisschoppen van Frankrijk om hen te informeren over dezelfde kwestie van de bedevaarten, gaf in 1999 een uitvoerig exposé waarin hij stelde dat zij het voorbeeld van de gehoorzaamheid moesten geven door de pastorale beslissingen van hun confrater in Mostar te respecteren.
Op die manier illustreerde Mgr. Perić dat een bisschop die zijn plicht doet op zijn eentje kan beletten dat Rome en de bisschoppen van de Wereldkerk een verkeerde weg inslaan.
De bisschop, die zich enkel naar Međugorje begaf voor de plichten van zijn ambt, gaf een ander voorbeeld van zijn moed toen hij er in juni 2006 het vormsel toediende. Bij die gelegenheid hield hij een ophefmakende preek om enkele waarheden in de verf te zetten. Primo, Međugorje is een katholieke parochie, wat inhoudt dat alles aan het gezag van de plaatselijke bisschop onderworpen is en dat niemand gemachtigd is er de titel van “heiligdom” aan toe te kennen. Secundo, niemand heeft het recht om te zeggen dat er bovennatuurlijke of mariale verschijningen hebben plaatsgevonden. Ten derde, priesters die in de parochie langskomen, mogen niet zomaar hun persoonlijke opinies uitdrukken in het openbaar of in de media. Ten vierde, niemand is verplicht in de verschijningen te geloven; bedevaarten zijn dan ook verboden omdat zij impliciet uitgaan van de authenticiteit van de verschijningen. Ten vijfde, als bisschop bleef hij op het standpunt dat geen enkele verschijning van Onze-Lieve-Vrouw in Međugorje had plaatsgevonden. Als men weet hoeveel financieel voordeel de parochianen halen uit de bedevaarten, beseft men beter de moed van Mgr. Perić door zo te spreken!
ROME VERANDERT VAN STRATEGIE
In 2010 kregen de propagandisten van Međugorje gedaan dat paus Benedictus XVI een internationale onderzoekscommissie opzette onder het gezag van de Congregatie voor de Geloofsleer en voorgezeten door kardinaal Ruini. Mgr. Perić maakte er geen deel van uit. Zoals reeds gezegd diende de commissie in 2014 haar eindrapport in, maar werden de besluiten niet gepubliceerd. Toen paus Franciscus in 2017 terugkeerde van Fatima, lichtte hij een tipje van de sluier op. Hij zei dat het rapport drie zaken onderscheidde: 1° de eerste verschijningen, die nog verder onderzocht dienden te worden; 2° de veronderstelde huidige verschijningen, waarover de commissie haar twijfels had; 3° het «geestelijk en pastoraal feit» van Međugorje, waarvan de meest zichtbare elementen de toevloed van pelgrims en het aantal bekeringen zijn.
Daarmee maakt het Vaticaan duidelijk dat het langs een andere weg tot de erkenning van Međugorje wil komen. Net zoals pater Dhanis valselijk met Fatima deed, wil men een onderscheid maken tussen de eerste verschijningen, die zogezegd authentiek zouden zijn, en de latere, resultaat van de verbeelding van de zieners. Vooral wil men de zgn. vruchten van Međugorje naar het voorplan schuiven: die worden het nieuwe criterium, zonder dat nog met het leerstellig aspect rekening wordt gehouden.
Rome oefende nog meer druk uit. Op 11 februari 2017 kreeg Mgr. Henryk Hoser, emeritus aartsbisschop van Warschau-Praga, de opdracht van speciale afgezant van de H. Stoel voor de parochie van Međugorje, om te bekijken wat kon gedaan worden om «de pastorale situatie van de plaatselijke realiteit» te verbeteren en om te antwoorden op «de noden van de gelovigen die er op bedevaart gaan». Mgr. Perić werd gewoon buitenspel gezet!
Maar de bisschop van Mostar was niet naïef. Nog voor Mgr. Hoser in Herzegovina was aangekomen, plaatste Mgr. Perić een lange boodschap op de website van zijn diocees en liet hij die ook in het Italiaans vertalen voor een ruimere verspreiding. De kern van zijn betoog was: «Het gaat niet om echte verschijningen van de Maagd Maria. Het is zonneklaar dat de veronderstelde fenomenen niet authentiek zijn.»
Mgr. Perić had gelijk om op zijn hoede te zijn. Al onmiddellijk bij zijn aankomst (april 2017) hield de speciale afgezant van de H. Stoel een sermoen en een persconferentie, die de verwachtingen van de voorstanders overtroffen: zij gaven Mgr. Hoser in de kerk een stevig applaus! Hij feliciteerde hen namelijk voor al het goeds dat volgens hem in de parochie gebeurde en maakte vele gunstige zinspelingen op de Gospa, «Koningin van de Vrede». In juli van hetzelfde jaar zei hij in een interview met de krant Avvenire: «Međugorje is een referentie voor het internationaal gebed: men komt er in contact met buitengewone geestelijke vruchten. […] Ik denk niet dat er sporen van ketterij zijn.» Nochtans had het Vaticaan onderstreept dat zijn opdracht enkel pastoraal was en dat hij zich niet mocht uitspreken over de verschijningen!
Ondertussen heeft Mgr. Perić de leeftijdslimiet bereikt en heeft hij zijn ontslag aan de H. Vader aangeboden, na 27 jaar strijd. Laten we bidden dat zijn opvolger, Mgr. Petar Palic, uit hetzelfde hout gesneden is als zijn twee voorgangers in het gevecht tegen de leugen en de krachten van de hel.
BESLUIT: EEN DUIVELSE DESORIËNTATIE
Zoals Mgr. Žanić terecht opmerkte, is er niet één verschijning of dag zonder leugen, iets bizars of iets onsamenhangends. Alle verschijningen hebben iets dat verdacht is, tegengesteld aan het geloof of in tegenspraak met het fatsoen. Het volstaat de feiten eerlijk onder ogen te zien. Er is niets dat bovennatuurlijk of goddelijk van aard is. De eerste zeven verschijningen willen erkennen is pure dwaasheid.
Anderzijds staat het ontegensprekelijk vast dat er echte verschijningen zijn. De bisschoppen van Mostar hebben zich altijd aan de officiële verklaring van Zadar gehouden, die stelt dat de fenomenen niet uit de Hemel komen, zonder zich uit te spreken over het diabolisch karakter ervan. In het spoor van abbé de Nantes nemen wij de vrijheid om te zeggen dat, vermits het niet de H. Maagd is die verschijnt, het bijgevolg Satan moet zijn. Wij kunnen geen enkel compromis sluiten met Međugorje. Zelfs als het Vaticaan de eerste verschijningen zou erkennen, kunnen wij ons daar niet achter scharen: de tegenwerpingen zijn zo doorslaggevend dat men in geweten verplicht is die erkenning af te wijzen.
Het argument van paus Joannes-Paulus II, kardinaal Ratzinger en de propagandisten van Međugorje dat men moet wachten op het einde van de verschijningen om een oordeel te kunnen vellen, is absoluut waardeloos. Zoals Mgr. Žanić al zei: «De toekomstige verschijningen kunnen nooit de leugens in het verleden uitwissen.»
WIE PROFITEERT VAN DE VERSCHIJNINGEN?
Broeder Michel van de H. Drie-eenheid schreef in juni 1986 (CRC nr. 223):
«De eersten die er voordeel uit halen, zijn de charismatici. Het is ondertussen bekend dat de gebeurtenissen van Međugorje al begonnen zijn vóór de eigenlijke verschijningen van “de Maagd”. Ze werden aangekondigd door pater Heribert Mühlen, verantwoordelijke van de charismatische beweging in Duitsland, en pater Vlašić werd er in mei 1981 profetisch over ingelicht door pater Tardif en zuster Briege McKenna, tijdens het internationaal congres van de leiders van de charismatische vernieuwing in Rome.
«De propagandisten van Međugorje hebben zelf het belang van deze vreemde profetieën onderstreept. Abbé Laurentin sprak over “een opvallende harmonie tussen de verschijningen en de charismatische vernieuwing”. […] De Gospa heeft in haar boodschappen altijd discreet maar duidelijk zowel de charismatische vernieuwing als de leer, de praktijken en de leiders ervan in bescherming genomen. De franciscanen die achtereenvolgens de verantwoordelijkheid over de parochie hadden, zijn allemaal charismatici. Mgr. Franić, die hen beschermt, is een gepassioneerd aanhanger van deze beweging. De zieners zelf hebben charismatische gebedsgroepen opgericht. […] Men kan er dan ook niet omheen: de charismatische vernieuwing en de Verschijning steunen elkaar en hebben een onverbreekbare band gesmeed.
«Abbé de Nantes heeft vaak genoeg uitgelegd dat de charismatische beweging de opvolgster is van het modernisme en het progressisme als derde fase van de grote onderneming die tot doel heeft de Kerk op satanische wijze te infiltreren, met het oog op haar zelfvernietiging en de ondergang van de zielen. Dan begrijpt men dat de duivel, die bereid is tot een tijdelijk verlies op korte termijn om daarna veel meer binnen te rijven, zich weinig gelegen laat aan de enkele zogezegde goede vruchten die Međugorje van tijd tot tijd teweegbrengt.»
STEUN VAN DE HEMEL VOOR HET CONCILIE !
Er is echter nog meer. Het verbazingwekkend succes van Međugorje lijkt op het eerste gezicht de algemene conciliaire geloofsafval tegen te spreken. Paradoxaal genoeg is het omdat het modernisme en het progressisme hen de strot uitkomen dat zoveel bisschoppen, priesters en leken zo massaal aan de voeten van de Gospa gaan knielen. De gelovigen stromen toe daar waar ze nog tekenen van een vurige vroomheid vinden en waar ze – vreemde uitzondering ! – aanmoediging van de hiërarchie krijgen. Ze vinden er dagelijkse verschijningen van de Maagd en een parochiaal leven geritmeerd door de dagelijkse mis en de praktijk van het sacrament van de verzoening. De Gospa nodigt uit tot maandelijks biechten, beveelt het rozenhoedje aan, spreekt over het H. Hart en het Onbevlekt Hart van Maria. Zij nodigt uit tot vasten en bekering…
Toch is dat alles slechts een bedrieglijke façade. Međugorje houdt een rechtvaardiging en de steun van het hiernamaals in voor de conciliaire godsdienst: de oecumene, de godsdienstvrijheid, de vrijheid van geweten, de menselijke broederschap, het primaat van de liefde en de eenheid op de Waarheid, het terugduwen van de Maagd Maria naar haar “terechte”, ondergeschikte plaats… Het zijn allemaal thema’s die door Vaticanum II aan de Kerk opgedrongen werden. Na twintig jaar conciliair aggiornamento waardoor de seminaries en de parochiekerken leeggelopen zijn, kwamen de verschijningen van de Gospa precies op het goede moment. Een «engel uit de Hemel» om de godsdienst van het Concilie te rechtvaardigen!
En de goede vruchten dan? Toen een salesiaan Mgr. Žanić daarmee confronteerde, antwoordde de bisschop: «Zeker, Međugorje is een plaats van gebed geworden. Maar meer nog is het een plaats waar zaken gedaan worden: geld, toerisme, hebzucht, afgunst enz.»
TEGEN FATIMA
Medjugorje treedt in de plaats van Fatima. Op de Cova da Iria, op 13 juli 1917, openbaarde Onze-Lieve-Vrouw aan haar drie kleine vertrouwelingen een geheim, dat bestond uit drie afzonderlijke delen. In Međugorje is de boodschap van veel ruimere aard en zitten we al aan tenminste 45 geheimen!
De zieners in Bosnië-Herzegovina hebben verschillende keren het feit benadrukt dat de verschijningen van de Gospa «de laatste verschijningen van de Maagd op aarde zijn»: «Daarna zal ik niet meer op de aarde verschijnen.» Zo’n openbaring plaatst Međugorje apart en boven alle andere verschijningen. Fatima wordt op die manier gediskwalificeerd en hetzelfde geldt voor «de twee laatste redmiddelen», de heilige Rozenkrans en de devotie tot het Onbevlekt Hart van Maria, die God aan de wereld gegeven heeft om hem te redden. Zuster Lucia was duidelijk: «Er zullen er geen andere zijn.»
Wat het grote teken betreft, preciseren de zieners van Međugorje dat niets te vergelijken zal zijn met wat dan zal plaatsvinden. We moeten dus veronderstellen dat het om een veel treffender mirakel zal gaan dan de zonnedans in Fatima, iets dat «zichtbaar en tastbaar zal zijn voor iedereen»… en waarop we nog altijd wachten.
Wanneer in bepaalde boodschappen van de Gospa sprake is van het Onbevlekt Hart, gebeurt dat zonder verwijzing naar de dringende verzoeken geuit door de H. Maagd in Fatima: de instelling in de wereld van de devotie tot het Onbevlekt Hart, de goedkeuring door de H. Vader van de praktijk van de eerherstellende devotie van de eerste zaterdagen, de toewijding van Rusland door de paus in vereniging met alle bisschoppen.
Onze-Lieve-Vrouw van Fatima kondigt in haar geheim aan dat, als men niet gehoorzaamt, communistisch Rusland de gesel zal zijn waarmee God de Kerk en de wereld zal straffen. Međugorje zwijgt in alle talen over die straf. En toen de Gospa in 1981 – nog onder het bewind van Brezjnev – zei «dat het Russische volk het volk was waarin God het meest verheerlijkt zou worden», dan was die profetie niet vergezeld van enige vorm van reserve ten aanzien van het communisme.
Kortom, Međugorje ligt niet in de continuïteit van Fatima en de tegenstelling tussen beide is totaal. Zoals onze vader, abbé de Nantes, het formuleerde: «Međugorje is voor de onechte conciliaire godsdienst wat de verschijningen en de boodschap van Fatima voor de ware en niet te hervormen katholieke godsdienst zijn.» Al in oktober 1981 zei hij trouwens: «Het kan nog een truuk van Satan zijn om ons Fatima te doen vergeten.»
De duivel denkt dat zijn overwinning binnen handbereik is en dat hij zal slagen in zijn opzet: de wereldwijde apostasie. Maar zijn triomf zal zijn ondergang zijn, want wij weten met zekerheid dat het Onbevlekt Hart van Maria zijn kop zal verpletteren.
broeder Michel van de triomferende Onbevlekte en het Goddelijk Hart