12 MEI 2019
De Goede Herder
geeft zijn leven voor zijn schapen
«Ik ben gekomen opdat de schapen leven zouden hebben en wel leven in overvloed.» En God weet dat U ons dat leven in overvloed gegeven hebt, Jezus, door de eeuwen heen! Maar wat volgt, is nog meer ontroerend. Eerst hebt U ons die zo innige band getoond die bestaat tussen U en ons en onder ons allen die U sinds zo lange tijd volgen zonder ook maar het minste verlangen of de minste verleiding te hebben om uw kudde te verlaten en een andere herder te zoeken. Vervolgens leidt U ons binnen in de mysteries van uw Verlossing, van uw Offer. U bent niet alleen een herder als het mooi weer is, maar U bent er ook tijdens de dagen van stormweer, van gevecht, van strijd, van allerlei gevaren. U bent dat in het verleden geweest, o Jezus, U bent dat nog steeds vandaag en U zal dat morgen zijn.
«Ik ben de Goede Herder. De Goede Herder offert zijn leven voor de schapen.»
“Offert zijn leven”, dat wil zeggen: geeft het! Hij weet dat Hij zal sterven tijdens zijn opdracht, maar dat de schapen door zijn offer gered zullen worden. We zijn uw schapen en we weten dat U uw leven hebt geofferd, dat God dit aanvaard heeft en dat U gestorven bent aan het Kruis en daarbij al uw Bloed hebt vergoten. Daarom leven we goed, is ons een gelukkig leven op aarde en in de hemel beloofd, misschien een beproefd leven, maar toch vreugdevol omdat we met U zijn, omdat U ons de weg toonde en ons altijd zult voorgaan totdat we U levend en glorierijk zullen vinden in het eeuwig leven.
«Maar de huurling, die geen herder is en geen eigenaar van de schapen, ziet de wolf aankomen, laat de schapen in de steek en vlucht weg; de wolf rooft ze en jaagt ze uiteen.»
De huurling handelt aldus omdat hij slechts huurling is en niet bekommerd is om de schapen. Hij denk er alleen maar aan zichzelf te redden. En U, Jezus, U heeft aan ons gedacht tot het geven van uw Lichaam en Bloed toe, U heeft uzelf niet gespaard. Ook heerst er tussen U en ons die eenheid die we vandaag in onze harten willen koesteren.
En U zegt: «Ik ben de Goede Herder, Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen Mij, zoals mijn Vader Mij kent en zoals ook Ik mijn Vader ken.» En zie hoe plots de hemel opengaat, hoe wij ons door U verenigd voelen met uw hemelse Vader, zoals U in de schoot van de Vader bent. Zo zijn uw schapen in uw Hart en langs die weg zijn ze dierbaar aan de Vader die hen zegent en hen een zaligheid bereidt voor de onbegrensde eeuwen van de eeuwigheid.
«En ik geef mijn leven voor de schapen.» Zijn leven geven voor zijn schapen: niemand dacht hieraan, behalve de profeet Isaïas toen hij over U sprak. Vóór U dacht niemand hieraan. Na U kwamen er zovele bewonderenswaardige mannen en vrouwen, priesters, kloosterlingen, missionarissen, huisvaders en –moeders die, op een dag, omwille van U en de H. Maagd Maria, bereid waren hun leven te geven voor hun schapen: voor de arme heidenen die ze waren komen evangeliseren, voor hun arme parochianen die op de weg naar de ondergang waren, voor hun door de vijand aangevallen volk, voor hun kinderen die het risico liepen op ziekte en lichamelijke dood of erger, op geestelijke ziekte en dood. Op een dag is, door U, in hun hart het verlangen ontkiemd om hun bloed te vergieten voor hen van wie ze onvergelijkbaar veel hielden. Omwille van U, met U, in U, voor U, door U, door die ene zin, Jezus, bewonderenswaardige Herder, die zin die U als eerste hebt uitgesproken: «En ik geef mijn leven voor de schapen.»
«Ik heb nog andere schapen, die niet uit deze schaapsstal zijn.» Het zijn de onmetelijke massa’s heidenen. Vermits U tot de Joden spreekt, bent U hun herder, de herder van de Joden die, in eerste instantie, U gaan verwerpen. Maar U wilt hun harten openen. Nog voor zelfs de heidenen U geantwoord hebben, zal U hen als de uwen beschouwen; U zal uw leven geven voor hen die nog niet uw schapen zijn, maar die het reeds zijn in uw liefde, omdat de Vader ze U gegeven heeft.
Dus op zekere wijze, Jezus, kan ik mij bij het lezen van volgende zin reeds door U aangesproken, reeds door U bemind voelen: «Ik heb andere schapen». Verborgen in het diepste van uw Hart is mijn naam reeds opgetekend, zijn al onze namen opgetekend. Wij behoorden tot de heidenen die zonder hoop waren en reeds heeft U ons uitgekozen, nog voor we zelfs geboren waren.
«Ik heb andere schapen die niet van deze schaapsstal zijn en Ik moet ook hen leiden. Ze zullen mijn stem horen en er zal één enkele kudde zijn en één enkele Herder.» Ach Heer, wanneer dan zullen de hele wereld, heel de aarde, elk volk, alle rassen met één enkele en unieke stem uw roem bezingen? Wanneer dan zal U de universele Herder zijn van alle volkeren, van de hele mensheid die verzameld is in één enkele en dezelfde Kerk, met de bekeerde Joden en heidenen, allen die uw stem horen en U vieren met een eensluidende stem?
Deze woorden zijn waarlijk de openbaring van uw H. Hart, Jezus, en van het Onbevlekt Hart verborgen in uw H. Hart, maar dat de eindtijd van onze geschiedenis afwacht om zich te openbaren.
abbé Georges de Nantes
uittreksels uit het Heilig Uur van 30 november 2017