26 MEI 2019
De Geest van Wijsheid doet God smaken
«Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden, mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen» (Jo 14, 23).
De essentie zelf van onze godsdienst is de gave die God van zichzelf doet aan zijn schepsel dat Hij liefheeft. Reeds roept Hij de mens op tot zo’n volmaakt geluk op de dag van zijn doopsel en gedurende de tijd dat hij kind blijft en blind is voor de zonde. Van zodra het schepsel God zoekt met oprecht hart, geeft Hij zich voelbaar en met onbetwistbare tekenen van liefde aan hem. Maar wie denkt hieraan? Wie stelt zich hiervoor goedhartig open? Wie leeft slechts voor deze ontmoeting en met het vurig verlangen deze te zien voltrekken?
Ja! Durven we hiervoor uit te komen in een wereld die eraan twijfelt: het godsdienstig leven van de vurige ziel bestaat erin zich bemind te voelen door zijn God en er dagelijkse bewijzen van te ontvangen in de gaven die Hij hem doet... Dit voelbaar binnentreden van God zelf in het ellendig wezen en leven van zijn schepsel, deze duidelijke openbaring, ziedaar de ware en enige rust, ziedaar de onmisbare versterking en de nabije beloning. Een christelijk leven bloeit open, het is een van gedaante veranderd leven door de veelvormige, "voor het hart gevoelige" aanwezigheid van God.
Daartoe volstaat het dat de hindernissen wegvallen, de hinderpaal van de zonde, de ongeordende banden met de dingen van deze wereld. Ja, men moet dit moedig beamen tegenover elke adolescent die de weg inslaat naar de volmaaktheid, zonder bang te zijn hem te misleiden of teleur te stellen: weldra, na een kort noviciaat, zal God zich aan hem openbaren. Dat hij zich de hele duur van zijn leven niet bevreesd inbeeldt als een heldhaftige spanning van deugden van geloof, hoop en liefde tegenover een Meester waarin geloofd wordt maar die onzichtbaar is, op wie gehoopt wordt maar die veraf is, die bemind wordt zonder in ruil beloond te worden. Dat hij deze deugden, met de hulp van de genade, actief beoefent tot hij ze beproefd ziet en weldra, ja snel, zal op een moment waarop hij een gewettigde vermoeidheid zou kunnen voelen, het levend water der goddelijke vertroostingen in stilte zijn ziel overspoelen en alles komen opfleuren... begin van het zalige verborgen leven in God.
Tijdens het lezen van deze regels zou het kunnen dat jullie ze niet goed begrijpen, bij gebrek aan ervaring of veeleer uit verstrooidheid: men moet er uiteraard hier op aarde niet aan denken God met zijn eigen ogen te zien, Hem te horen met zijn oren, Hem aan te raken met zijn handen. Er kan geen sprake zijn van dergelijke genoegdoeningen, wensen, eisen van onze vleselijke natuur; als God zich geeft, gebeurt dit niet ondergeschikt aan het geloof maar uiteraard als een surplus ervan. Hier ook «dient het vlees tot niets», is deze gave geestelijk, maar reëel! Reëler nog dan alles wat tastbaar en zichtbaar is. Wat is Hij dan?
Een heel klein beetje theologie zal ons toelaten dat nauwkeurig te weten te komen. Als we de witte Hostie zien, zien we dan Jezus niet? De ongelovige die de hostie ziet, ziet Jezus even goed als wij, maar zonder het te weten. En als we een mooi landschap bekijken, zien we dan niet Gods werk? Wie zijn ogen richt op een kruisbeeld ziet de afbeelding van zijn Verlosser aan het Kruis, en zo hebben we over duizend dingen talrijke voelbare ervaringen van goddelijke zaken, vanuit het geloof.
De ongelovige ziet er het uiterlijk voorkomen van, maar zonder te weten wat ze zijn. De christen ziet met de ogen en gelooft met heel zijn geloof. Met een eenvoudige blik ziet hij de Hostie en door een krachtige akte van geloof aanbidt hij Jezus die hierin werkelijk aanwezig en verborgen is. Het oog van de wijze bewondert de schoonheid van het heelal en zijn verstand zegt hem welke oneindige en goede Geest hiervan de auteur is. Met een onophoudelijke inzet van het verstand beschouwt de christen de wonden van de Gekruisigde en overweegt dat dit het goddelijk werk van zijn Redding is.
Hieruit bestaat de beoefening van de hoogste christelijke deugden: aan de visuele, auditieve of tastbare waarneming van de sacramenten van onze godsdienst de gedachte, de overtuiging van de sublieme realiteit verbinden die ze inhouden en ons geven. Het is een beoordeling van het verstand dat de springveer is van heel ons geestelijk leven en het principe van onze liefde, bijvoorbeeld: «Wat ik hier zie is in werkelijkheid en waarheid het Lichaam van mijn Verlosser»... Maar wat is die voortdurende overgang van het wezen dat gevoelig is voor dit idee, van wat met ziet tot wat men gelooft, uitputtend! Hoe heeft de liefde het lastig om voort te vloeien uit een redenering! Hoe hebben die verborgen maar vast geloofde waarheden weinig smaak voor ons beperkt verstand dat begerig is om te zien en smaken!
Zijn Majesteit kan en wil ons zo niet laten smachten alvorens een tijd van beproeving is voorbijgegaan. En om zich te laten kennen, om zich aan ons uit te leveren, op slag ons geloof te vergoeden en ons moed te geven is het heel eenvoudig voor Hem ons innerlijk te verlichten, ons iets te geven van zijn eigen Geest om zodanig te verenigen wat we zien en geloven, zodanig het gevoelig wezen te identificeren en de gedachte die hem openbaart, dat zonder inspanning, zonder redenering, met een plots eenvoudige en zoete blik, wij de tekenen van zijn Aanwezigheid binnen bereik krijgen! Aldus is de gave van de Wijsheid die, zonder iets toe te voegen aan de realiteit of de waarheid van onze godsdienst, door de genade, op het ogenblik dat dit Hem behaagt, ons de waarheid doet aanschouwen van deze werkelijkheid in de werkelijkheid van deze waarheden, zonder nog enige inspanning van het verstand.
Wat een innerlijke vreugde dan! Tegenover de koude waarheden van gisteren, honderd keer herkauwd, levenloze tekenen van de goddelijke dingen, staan nu schitterende Waarheid, verrukkelijke Schoonheid, bedwelmende Goedheid! Op voorwaarde de Hostie te bekijken en te denken dat dit het Lichaam van Christus was, kwam men er wel toe enige kleine vertroostingen te ervaren maar met welke moeite! Maar het volstaat dat de Geest Vertrooster komt en alles wordt hernieuwd: zonder inspanning wordt onze blik geestelijk om Jezus te zien, ons verstand krijgt een blik om de welbeminde Meester te vatten, niet langer als een gedachte maar levende en zo nabije Tegenwoordigheid!
De Wijsheid, die in overvloed gegeven wordt aan iedere gevormde van zodra hij enige verdienstelijke inspanning heeft geleverd om er ontvankelijk voor te zijn, is een ogenblikkelijke, stille, een en al goddelijke aanpassing van de innerlijke gewaarwording van de ziel voor de goddelijke Aanwezigheid die verborgen was maar aldus openbaar wordt, om er voordeel uit te halen, om erdoor onderricht en gesterkt te worden. Genade die gaat en terugkeert, die niemand kan winnen of behouden, die gave leidt de ziel binnen in het mysterie van God.
Zij die de mysteries dikwijls en vurig overwegen zullen er heel zeker voldoening uit halen en zij die er voldoening uit halen, weten dat het gebed vol liefde de ziel in staat stelt de hernieuwing te herzien van zoveel genade, voorafgaand aan de eeuwige ontmoeting van aangezicht tot Aangezicht.
abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de «Lettre à mes amis» nr. 55 van juni 1959