19 MEI 2019
Onze godsdienst is een en al liefde !
HET Evangelie van deze 5de paaszondag herinnert ons eraan dat het enige gebod van de Heer dat van de liefde is, maar van de ware liefde voor de naaste die slechts één geheel vormt met de liefde tot God. Laten we zien hoe de menselijke liefde, dat wil zeggen de menselijke gevoelens van liefde die we als natuurlijk ervaren, niet tegengesteld is aan de liefde tot God en evenmin aan Gods wil, zoals men al te dikwijls denkt.
We zijn als christenen al teveel gewend aan de wonderen van onze godsdienst en het schijnt ons helemaal natuurlijk toe dat God wil dan we elkaar liefhebben. Men zou hierover moeten nadenken om te begrijpen wat voor wonderlijke zoetheid en tederheid er vervat zitten in de Wet van Christus, die ons zegt: «Bemin elkaar», terwijl er herhaalde malen aan toegevoegd wordt dat de twee geboden van God te beminnen en zijn naaste lief te hebben slechts één enkel gebod vormen. Om die reden is onze godsdienst de godsdienst van de liefde en niet van de haat. Alle christenen weten dat, maar dat spreekt vandaag niet vanzelf.
Laat ons dus als thema van onze overweging goed de volgende woorden van de H. Johannes benadrukken die de Kerk ons deze ochtend te mediteren geeft: «Een nieuw gebod geef Ik u: gij moet elkaar liefhebben. Ja, zoals Ik u heb liefgehad, zo moet ook gij elkaar liefhebben. Hieruit zullen allen kunnen opmaken dat gij mijn leerlingen zijt: als gij de liefde onder elkaar bewaart.» En Jezus voegt eraan toe: «Heb elkaar lief zoals Ik u heb liefgehad.» En Hij geeft daarbij volgende maat aan de liefde: «Er bestaat geen grotere liefde dan zijn leven te geven voor zijn vrienden.» «Wat Ik u opdraag is dat ge elkaar liefhebt.»
We zien duidelijk dat Jezus de tederste van de redders is, de stichter van de meest liefdevolle godsdienst die er bestaat. Hij zegt niet: jullie moeten jullie vermogen om God lief te hebben aantonen in de haat en de minachting van de naaste of in de wreedheid, zoals zovele erediensten van afgoderij het vereisen. Maar Hij zegt: men zal zien dat jullie van God houden en Mij liefhebben door een tedere naastenliefde te beoefenen; en elkaar teder beminnen betekent zover te gaan dat men zijn leven geeft, naar mijn voorbeeld.
Wat een gemakkelijke Wet! Want tenslotte wil iedereen liefhebben. Als ik de liefde predik, weet ik dat ik jullie allemaal welgevallig ben. Want jullie zijn allen innerlijk bereid een priester te aanhoren die de durf van de H. Augustinus heeft toen die zei tot zijn christenen van Hippo: «Heb lief en doe wat je wil!» Ik vraag je slechts één ding: bemin. En alles wat in de lijn van je liefde ligt, mag je doen. Dat is heel bijzonder! Want op dezelfde wijze als alle lichamen in het heelal elkaar aantrekken, volgens de wet van Newton, moeten menselijke wezens elkaar gelijkaardig liefhebben. Er bestaat in ons een zwaartekracht, God heeft in onze natuur iets gelegd en dat is de liefde. Daarom zegt de H. Johannes in zijn brief: «God is Liefde». Het is juist dat God Waarheid, Wijsheid en Almacht is, maar tenslotte is God in de allereerste plaats Liefde en door ons te scheppen als zonen van God, heeft Hij ons gelijkend op Hem gemaakt, in staat om te beminnen, met de wil te beminnen.
Die wet over de Liefde lijkt gemakkelijk, maar het is niet steeds zo eenvoudig. Binnen de mysteries van de Rozenkrans heeft men eerst de blijde mysteries. Men moet weten dat onze godsdienst gevestigd is op het menselijk geluk en een diep geluk. Verder bestaat liefde niet uitsluitend uit vreugde en plezier. Er zullen misschien droevige mysteries zijn, maar men moet inzien dat we bij de start van ons leven door God uitgenodigd worden tot liefde. Vandaag doet een soort van vooroordeel tegen de godsdienst de ronde waarvoor de jeugd uiterst gevoelig is: «Als je van iemand houdt, ga dat dan vooral niet vertellen aan de pastoors! Priesters kunnen niets begrijpen van de liefde, niet meer trouwens dan ouders.»
Welk vooroordeel is verborgen achter dit wantrouwen, dat vandaag in iedere mens aangewakkerd wordt, om niet te luisteren naar de priester als die over de liefde spreekt? Dat is omdat de mens dat helemaal alleen wil doen. En daar is het Satan die spreekt. Want de vijand van het menselijk ras weet dat de liefde in ongehoorzaamheid en rebellie een beschadigde man en vrouw oplevert. Ze geven zich over aan een karikatuur van de liefde, ze verstrikken zich in hun genotzucht en ze gaan al snel over van liefde naar haat. Welnu, de haat dat is Satan. De logica van een tegen God in opstand gekomen liefde, waarbij iedereen zich aan de andere geeft in de ergste excessen, zelfs tegen de natuur in, is de vernietiging van de ander voor zijn eigen plezier. Uiteraard moet men over dat soort liefde, aanbevolen en onophoudelijk aangepraat door de wereld, niet gaan spreken met de priesters of de ouders.
Zie welk tragisch drama schuilgaat in het verborgene van een hart. Ofwel zal je beminnen tot vreugde van hen die je bemint en voor het eeuwig leven. Ofwel zal je liefde leiden tot de ondergang van hen die je zal beweren te beminnen en uiteindelijk tot je eigen vernietiging en eeuwig ongeluk.
De twee geboden vormen er maar één en de beste manier om God te beminnen is zijn naaste te beminnen. In zijn eerste brief zo vol bepalingen over de naastenliefde, de ene al schitterender dan de andere, legt de H. Johannes uit dat als je je naaste die je ziet niet bemint, je niet zonder te liegen kan zeggen dat je houdt van God die je niet ziet.
Laten we dit omzetten in hedendaagse taal: er zijn veel mensen die beweren te houden van de arme hindoes, de zwarten uit Biafra die worden uitgemoord... Geloof niet wat die mensen zeggen! Ze hebben die hindoes of Biafranen nooit ontmoet noch gezien. Wat voor liefde is dat die zich richt tot onzichtbare ectoplasma’s? Kijk eens eerst of hun naaste beminnen met wie ze verplicht zijn samen te leven. Wij van onze kant zeggen: bemin je naaste en je zal tonen dat je God bemint. Maar om zijn naaste goed te beminnen, dat zullen we zien, moet men God beminnen. En om echt te houden van God moet men houden van zijn naaste.
Deze juiste, wijze en sterke liefde, die tegelijkertijd op God en op de naaste gericht is, zal jullie een reden geven om te leven die een weg naar de vreugde is, want Christus heeft gezegd: «Mocht mijn vreugde in u blijven.» Christus geeft ons de vreugde van te beminnen volgens een zekere logica die ons naar het offer kan leiden, maar die ons in elk geval naar het eeuwig geluk voert.
Abbé de Nantes
uittreksels uit de retraite “Menselijke liefde, goddelijke liefde”, Allerheiligen 1975