14 APRIL 2019
De verlossende liefde van onze Goddelijke Heiland
ONZE Heer Jezus Christus, Zoon van God, mens geworden om ons te redden, is geboren, heeft te Nazareth een verborgen leven in nederigheid geleid en heeft vervolgens, volgens de wil van zijn Vader, zijn werk van prediking van de Waarheid volbracht.
Doorheen het Evangelie van Sint-Lucas hebben we het hoogtepunt gezien naar waar heel dit werk leidde: het optrekken naar Jeruzalem en te Jeruzalem zelf is de processie met palmtakken het grote succes van Christus, de openbaring van de Waarheid.
Tijdens de daaropvolgende dagen zien we Christus, atleet van God, die redetwist, die debatteert met zijn ergste vijanden die reeds tot zijn dood besloten hebben, met de hogepriesters, priesters, Schriftgeleerden, Farizeeën, Sadduceeën, hen die men de oudsten noemt, de notabelen van de hoofdstad van het Beloofde Land, van Jeruzalem dat de profeten vermoordt en de gezanten van God stenigt. Jezus moet daar – bedenk dat Hij een timmerman is! – een enorme inspanning leveren om zijn vijanden zelf te overtuigen van de waarachtigheid van zijn zending.
Hij is werkelijk degene die door God gezonden is, die de profetie tot zijn ontknoping brengt, die het Oude Testament afsluit en nieuwe tijden doet aanbreken, omdat Hij de Messias is, de Christus, de Zoon van de levende God. Hij is God, Zoon van God, zelf God! Hij overheerst aldus al zijn tegenstrevers, dat was ook nodig, en Jezus heeft zichzelf opgelegd, Hij heeft zijn tegenstrevers verpletterd omdat hun gezag op niets stoelde, omdat ze de mensen corrumpeerden. Niemand zal in eeuwigheid kunnen beweren dat Jezus ooit gezondigd heeft, maar vooral dat Hij ooit de Waarheid verraden heeft of door zijn vijanden in de war werd gebracht. Niemand heeft Hem ooit de minste zonde kunnen verwijten, niemand is er ooit prat kunnen op gaan gelijk gehad te hebben tegen Hem in welke discussie ook. Dat is wat de evangelisten ons openbaren.
Aldus wordt het tweede deel van het leven van Jezus afgesloten.
– Het eerste deel was het verborgen leven waarin Hij ons het voorbeeld gegeven heeft van de meest diepgaande deugden. En dat heeft dertig jaar geduurd.
– Het tweede deel is zijn publiek leven. Dat heeft slechts drie jaar geduurd. Gedurende deze drie jaar heeft Jezus door zijn mirakels en voorspellingen de Waarheid van zijn zending aangetoond en door de inhoud zelf van zijn prediking heeft Hij zijn mysterie, zijn geheim geopenbaard. Alles is duidelijk.
Dat is de reden waarom iedere mens van goede wil die het Evangelie bestudeert, die luistert naar het onderricht van de Kerk, zich moet openstellen voor het licht. Als hij een wezen van licht is, zal hij tot het Licht komen, «zal hij tot mij komen», zei Jezus; hij zal zich bekeren tot Christus, in zijn voetspoor gaan, zijn leerling worden en Hem overal volgen waar Jezus hem zal vragen te gaan.
Dat is het openbaar leven van Jezus. Maar met het feest van Palmzondag verandert alles en begint die laatste etappe van zijn leven: de dagen van de Passie die we terug gaan beleven in de loop van onze Goede Week. Dertig jaar verborgen leven, drie jaar openbaar leven, drie dagen voor het mysterie van de Verlossing dat het mysterie is van zijn liefde, van de liefde van een mens voor God en de liefde van een God voor de mensen, van een mens voor zijn broeders.
Tijdens die dagen van de Goede Week zal niet aan ieder van ons gevraagd worden om zich te laten kruisigen, er zal ons niet gevraagd worden buitengewone offers te brengen. Er zal ons eenvoudigweg gevraagd worden het Kruis te aanschouwen, onze ogen naar Jezus te wenden om te zien, om te horen wat Hij doet. En we gaan al die grote liturgische plechtigheden bijwonen opdat de geest ervan tot ons zou doordringen, een liturgie die doet begrijpen wat het offer is van één enkel iemand, de mens geworden Zoon van God, die stierf voor de zonden van de massa.
Jezus volbrengt een werk dat ons overstijgt, dat een mysterie is, het mysterie van onze verlossing. Hij volbrengt het en er wordt ons slechts één ding gevraagd: dat we, door ten volle in Hem te geloven, op Hem te hopen en Hem lief te hebben, hiervan de vruchten zouden plukken, er de weldaden van zouden ontvangen. De dood van Jezus aan het Kruis opent voor ons opnieuw het Paradijs, dat wil zeggen dat ze ons laat hopen wat we geloven: we geloven dat we niet gemaakt zijn voor de eeuwige verdoemenis, voor de definitieve verrotting van het graf; we zijn geschapen voor de Hemel, dat geloven wij.
Op deze Palmzondag doet het ons goed te beseffen wat we moeten doen om deze tijd van het Lijden goed te beleven. Door Jezus te zien sterven om ons te verlossen van onze zonden, zullen we opnieuw hoop krijgen om dat toekomstig leven te bereiken. Weldra, wanneer we Hem zullen zien verrijzen, zullen we deze verrijzenis opvatten als het teken van de ons geschonken vergiffenis en van de verrijzenis die ons ook op onze beurt zal ten deel vallen. En dus zullen we, door zijn Verrijzenis, de genade krijgen om deel te hebben aan deze bovennatuurlijke goederen.
We zijn dus bereid om ons te verenigen door het getuigenis van ons geloof, door de strijd tegen de vijanden van de Kerk, tegen de krachten van de in de wereld ontketende Satan. Jezus heeft ons hiervoor verwittigd. Maar ook heeft Hij ons gevraagd te kijken naar het Kruis en, tijdens die grote dagen van de week, van Witte Donderdag tot Stille Zaterdag, eenvoudigweg te begrijpen wat wij uit onszelf niet zouden kunnen bewerken, dat wil zeggen dat grote offer, die volledige opoffering van onszelf om herboren te worden tot een bovennatuurlijk en goddelijk leven.
Jezus doet dat onder onze ogen en voor ons. Er resteert ons slechts ons hiermee te verenigen door het sacrament van de biecht, door de paascommunie, die op zichzelf geen waarde hebben: dat zijn niet onze eigen werken, het zijn sacramenten, dat wil zeggen manieren voor ons om deel te hebben aan de door Christus bekomen vergeving en aan het goddelijk leven dat ons geschonken wordt in de Eucharistie. Vervolgens, als we trouwer willen zijn aan Jezus Christus, zullen we proberen om in onszelf, in de mate van onze genade, iets van zijn mysterie te reproduceren: meer afsterven aan de wereld om te leven naar het leven van de Verrezene, naar het leven van de Hemel.
abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de homilieën van 3 april 1980 en 7 april 1967