24 MAART 2019
De brandende doornstruik,
beeld van de eeuwige maagdelijkheid van Maria
OP deze derde zondag in de Vasten laat de Kerk ons mediteren over het verhaal van de brandende doornstruik, opgetekend in het boek Exodus. Dagelijks, tijdens de terts, zingen we tot de H. Maagd Maria een antifoon waarvan de muziek zeer mooi is en de woorden een beetje raadselachtig zijn.
« In de doornstruik die Mozes zag branden zonder dat hij verteerd werd, herkennen we het behoud van uw bewonderenswaardige maagdelijkheid. Moeder van God, spreek voor ons ten beste.»
Wat is die doornstruik die Mozes zag branden zonder verteerd te worden? Het is wat men noemt de brandende doornstruik. Mozes was geïntrigeerd omdat die struik die in brand stond niet leek te vergaan. Toen hij naderbij gekomen was, verscheen God hem in die brandende doornstruik. Het gebeurt in het Boek Exodus. God zelf openbaart zich aan hem in de gedaante van een oplaaiende vuurvlam te midden van de struik. Mozes is bang te sterven en uit eerbied voor God bedekt hij zijn aangezicht. Maar God spreekt tot hem vanuit de struik om hem zijn Naam te openbaren en hem vervolgens uit te sturen om zijn volk te bevrijden van de gevangenschap in Egypte.
God zegt dan tot Mozes: « Ik Ben Hij die Is». Dat is Hebreeuws. Drieduizend jaar geleden duidde God zichzelf aan met een naam die van een volmaakte metafysische en geestelijke juistheid is. God is niet in een definitie te vatten. Hij is geen mens, noch een plant, noch een mineraal. Hij is niet, zoals wij, een wezen uit het niets. Als hij over Hem spreekt, zegt Mozes niet: «Ik Ben», maar «Ik ben Degene die Is, die Bestaat, in tegenstelling met de andere goden die niet bestaan.» Mozes zegt: «Hij die Is, heeft mij naar jullie gezonden.»
Welk verband is er met de H. Maagd Maria? Wat is de betekenis van dit beeld, van deze doornstruik die brandt zonder te verteren? Dat vuur beduidt de levende God die is als een vlam, als een levende vlam van liefde, zegt Sint-Jan van het Kruis. Deze vlam schiet uit die struik tevoorschijn, maar omdat het een goddelijke vlam is, verteert zij niets van wat haar draagt. Deze vlam verteert de struik die haar draagt niet omdat het God is en omdat God zich niet voedt met het geschapene: God eet de dieren die men Hem offert niet. God is de volmaaktheid en als Hij steunt op een wezen of een wezen doordringt, doet Hij dat geen enkel kwaad. Het is onmogelijk dat God, die in de schoot komt van de H. Maagd Maria en in haar een menselijke natuur aanneemt, dat zou gedaan hebben door haar op welke manier ook enige schade te berokkenen.
Het is een vorm van beeldspraak. Die struik, die zo’n zuivere vlam draagt dat zij de struik niet verteert, doet ons denken aan de H. Maagd Maria van wie het lichaam Christus zelf draagt, de mensgeworden God. Die God verteert het lichaam dat Hem draagt niet, Hij schaadt dit lichaam op geen enkele manier en het blijft maagdelijk.
Aldus kunnen we deze verschijning van God in het Oude Testament overwegen door te denken aan de wonderlijke ongeschondenheid van de Maagd Maria wanneer ze Christus draagt in haar schoot en Hem aan de wereld zal schenken.
God verschijnt, in het ene en het andere geval, zeer glorierijk. Hij is waarlijk Hij die Is, in tegenstelling tot al de valse goden die niet bestaan. Hij maakt het schepsel waarvan Hij bezitneemt, waarin Hij zijn intrek neemt, groot. Hij maakt Mozes, het schepsel dat gezonden wordt naar het uitverkoren volk om het te bevrijden, groot. Mozes is een van de voornaamste wetgevers van het Oude Testament. God heeft hem op grootse wijze geëerd door hem uit te kiezen voor deze zending. Evenzo werd de nederige Maagd van Nazareth groots geëerd, niet beschadigd, maar groot gemaakt door dit moederschap vermits we vandaag haar bewonderenswaardige en eeuwige maagdelijkheid vieren.
Mocht ons dit een groot verlangen geven tot bewondering van de privileges van de Maagd Maria en tot liefdevolle aanbidding van dezelfde God die werkelijk tegenwoordig is in alle tabernakels op aarde en vreselijk beledigd door de ondankbare mensen, zoals de Engel dit kenbaar maakte aan de herderskinderen van Fatima.
abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de homilie van 18 oktober 1992