21 JULI 2019
De Heilige Martha of de naastenliefde
OP deze 16de zondag door het jaar laat de Kerk ons mediteren over de passage in het Evangelie waarin Sint-Lucas ons het bezoek verhaalt van Jezus aan Bethanië, bij zijn vriendinnen Martha en Maria. We zien hierbij duidelijk dat Lucas de voorkeur geeft aan de H. Maria Magdalena doordat Jezus haar gezegd had dat zij het beste deel gekozen had en dat dit haar niet ontnomen zou worden. Op deze manier werd het contemplatieve leven in de Kerk al zeer vroeg gehuldigd en beschouwd als het beste. Om die reden is de H. Maria Magdalena een zeer grote heilige. Zij heeft het beste deel gekozen, namelijk het contemplatieve leven.
Sint-Jan, die dezelfde gebeurtenis vertelt, ziet de zaken niet op dezelfde manier. Hij geeft integendeel de voorkeur aan Martha door haar op de voorgrond te plaatsen. Hij duwt haar naar voren en zij is het die, als eerste, de Meester tegemoet gaat om met Hem in gesprek te gaan.
Waarom? Omdat de H. Johannes het een te eenzijdig beeld vond dat Christus er enkel aan dacht de contemplatie te loven in die mate dat anderen zouden kunnen denken dat de naastenliefde niet meer telde. Om de naastenliefde in ere te herstellen heeft hij Martha uit de vergetelheid gehaald. Martha is degene die zich ontfermt over haar broeders, die Jezus dient, die de maaltijd klaarmaakt; en zijn broeders omwille van Christus dienen is een groot werk dat men niet moet versmaden onder het voorwendsel dat de beschouwing beter is.
Het ene Evangelie heft het andere natuurlijk niet op, maar Johannes wil een ander aspect in de verf zetten; hij wil aantonen dat de roeping van de H. Martha ook een volmaakte roeping is. Zo kunnen we zeggen dat de H. Martha de patrones is van hen die zich vrijwillig onderwerpen aan eisen en noodwendigheden van hun plicht van staat, van hen die in de wereld leven en er alle lasten van op zich nemen. En Johannes neemt het voor hen op door in zijn Eerste Brief te schrijven dat men geen leerling van Jezus kan zijn als men zijn broeders niet liefheeft. Hij zegt zelfs dat als ons hart gesloten blijft voor de noden van onze broeders, we dan leugenaars zijn. In het Evangelie is de enige manier om aan God te getuigen dat men van Hem houdt, dat men zijn broeders waarlijk liefheeft. Zijn broeders liefhebben, dat is van hen houden zoals Jezus die op het Kruis gestorven is voor hun heil.
Aldus betekent Jezus volgen helemaal niet van de wereld te verdwijnen, niet aan politiek of economie te doen, zich niet te bekommeren om de toekomst van de wereld en de maatschappij en zijn eigen gezin. Dat zij die de contemplatieve roeping ontvangen hebben in navolging van de H. Maria Magdalena de moed hebben tot het einde te gaan: de wereld achter zich laten en zich opsluiten in de kloosters om van het beste deel te genieten.
Maar als we Martha’s zijn en leven in de wereld, dan moeten we onze broeders dienen. Op welke manier? Door hen de waarheid te zeggen, door te werken voor de sociale orde, voor de aardse en geestelijke vooruitgang van de mensheid en dit, vanzelfsprekend, door in te gaan tegen en te weerstaan aan de occulte, satanische machten die in de wereld werkzaam zijn, want het is zo dat Jezus zijn broeders bemind heeft, tot het geven toe van zijn leven voor hen.
Aan politiek of economie doen, ons inzetten voor de maatschappij op een bovennatuurlijke wijze, zal ons noodzakelijkerwijs op een of andere dag naar het Kruis voeren. De Martha’s hebben het martelaarschap als roeping: het dagelijks martelaarschap in dienst van de broeders, maar ook dat van de confrontatie met de kwade machten. Dat wil zeggen dat er geen liefde tegenover God is zonder liefde tegenover zijn broeders, geen liefde tegenover zijn broeders zonder opoffering, offer en dood in hun dienst.
Daarom moet men aan politiek doen. Het is de meest diepgaande eis van onze ziel als leerling om tegelijkertijd Maria’s en Martha’s te zijn in de dienst aan onze broeders, hetgeen vanzelfsprekend aangevochten zal worden en wat ons zal voeren langs wegen van toewijding, vervolging en misschien tot het vergieten van ons bloed toe. Het zal gaan om de naastenliefde voor onze broeders, maar die broederlijke liefde zal heel eenvoudig het bewijs midden in deze wereld zijn van onze liefde tot God.
abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de homilie van 2 oktober 1978