104. Een nationalistische ecologie
1. Ons katholiek, monarchistisch en traditioneel nationalisme, dat voortkomt uit een hoge en duizendjarige beschaving, schaft het vrije gemeenschapsleven van de families en hun spontane verenigingen niet af. Integendeel, ons nationalisme erkent, garandeert en beschermt dat gemeenschapsleven, het stimuleert en controleert het indien nodig of treedt als scheidsrechter op in het belang van de vrede. Weliswaar moet de vorstelijke macht iedereen oproepen tot de dienst van het land, en soms zelfs tot de grootste offers, en herinnert zij voortdurend aan de soevereine eisen van het gemeenschappelijk belang van de natie en op de eerste plaats de veiligheid ervan. Toch is dat eerste goed slechts het omhulsel en de hogere waarborg voor de realiteiten van het huiselijk leven en de familiale voorspoed in al zijn facetten, zonder dewelke het niets zou betekenen.
De monarchie erkent dus het voorafbestaan, de waarde als onmiddellijk doel en de autonome werking van de families. Hun bestaan zelf is het fundament voor de rol van de vorst en rechtvaardigt zijn gezag en zijn eisen, tot de zwaarste toe. De nationale politiek heeft als ogenblikkelijk doel de huiselijke ecologie zelf; de nationale veiligheid moet verzekerd worden voor het welzijn van de families.
2. Ons nationalisme heeft nochtans geleerd uit de harde ervaring van de voorbije eeuwen en het denken van onze leermeesters dat, zonder de omkadering van de natie, zonder de bescherming en de regels van de staat en zonder de aansporingen en de bekommernis van de vorst – de vader van alle huisvaders van het koninkrijk – de vrijheid slechts een leeg begrip is. Een verkeerd begrepen vrijheid brengt slechts anarchie en inertie voort. Aan zichzelf overgelaten zijn de families niet in staat het algemeen ecologisch ideaal te definiëren of de economische voorwaarden voor hun voorspoed vast te leggen. Er heerst geen enkele voorzichtigheid als het politiek gezag verstek laat gaan. In tegenstelling tot de zgn. "sociale leer van de Kerk” maakt onze katholieke ecologie dus geen scheiding tussen de sociale kwestie en die van de politieke instellingen.
3. Wat het openbaar gezag niet voortbrengt, moet het nochtans beschermen door het verzekeren en opleggen van orde, stabiliteit, onafhankelijkheid en vrede, zowel binnenlands als buitenlands, op politiek vlak. Het openbaar welzijn of de nationale veiligheid is de noodzakelijke voorwaarde voor elke reële en stabiele familiale voorspoed. De vorst moet in deze zaak misschien wel niet bevelen, maar het is goed dat hij stimuleert, in wetten vastlegt, controleert en scheidsrechter is. Het dirigisme van de staat is daarom niet altijd een kwaad. Het principe van compensatie (het in de plaats treden) is de noodzakelijke aanvulling op het principe van subsidiariteit.
Het soeverein openbaar gezag houdt zich bezig met het materieel en geestelijk leven van de families om het te stimuleren en te vervolmaken. Het zou echter niet goed zijn dat het ertoe komt dat leven te domineren en helemaal te besturen. Zo heeft het liberalisme van de staat zijn reden van bestaan. Het ideaal is dat elke familie zichzelf in stand houdt, groeit en bloeit op een spontane en gelukkige manier, volgens haar eigen wetten, en onder de hoede, op afstand en welwillend, van Kerk en vorst.