107. De economische democratie is tegen het vaderland

1. De ontbinding van de familiebanden en, als gevolg daarvan, van de natuurlijke gemeenschappen en de traditionele verenigingen, onder druk van het individualisme, leidt onvermijdelijk tot volkomen ontrouw aan zelfs de meest volmaakte politieke gemeenschap, die het resultaat is van de eeuwenoude deugden van een heel volk: de natie. Wie maatschappij van gewin, productie en consumptie zegt, zegt tegelijkertijd maatschappij zonder grenzen, zonder wetten, zonder bestemming.

De monsterachtige economische wetenschap, en in het bijzonder de zogenaamde moderne "politieke economie", negeert steil de belangrijkste politieke realiteit: het vitale feit van de natie en haar specifieke, bijna onbegrensde capaciteiten inzake veiligheid, orde, samenhang… Ze probeert onafgebroken de liefde voor het vaderland in diskrediet te brengen. Dat doet ze door systematisch in al haar berekeningen het individu af te snijden van zijn wortels in het verleden, door in het heden de vrije loop te laten aan zijn dromen van bevrijding en zijn passie voor verandering, door het ogenblikkelijk welslagen te verheerlijken zonder vooruit te kijken naar de toekomst of te zorgen voor het welzijn van de toekomstige generaties.

2. De economische democratie miskent dus de reële roeping van de politieke macht. Omdat voor haar het gemeenschappelijk welzijn niet bestaat – uitgezonderd in het geval van een internationale crisis of een fenomenaal gevaar – betwist zij elke soevereine publieke autoriteit en sluit zij de tussenkomst ervan in het economisch leven uit.

De democratische economie vernietigt ten gronde de natie, het patriottisme en elke vorm van burgerzin, tenzij ze die kan onderwerpen aan de verdediging van economische belangen. Ze voert onvermijdelijk tot het verdwijnen van de zin voor het ware gemeenschappelijk goed van een natie.

3. En nochtans doet zij een beroep op de staat! Ze vermenigvuldigt de tussenkomsten van de staat en deinst niet terug voor een totaal interventionisme, dat de economische democratieën omvormt tot regimes van volledig gecentraliseerde en gecontroleerde economische dictaturen. Maar dat gebeurt altijd in de ontkenning van het politieke gezag, namelijk het soevereine functioneren van het bestuur van de natie met het oog op het gemeenschappelijk welzijn. De staat mag slechts een uitvoerder van het economisch systeem zijn, ten dienste van het individu dat van dit systeem het exclusief belangencentrum vormt. De staat is de alwetende en almachtige piloot van de economische groei, de nauwgezette beheerder van alle individuele en collectieve goederen!

Welke gedaante ze ook aanneemt, de economische democratie is altijd de onderwerping van het publieke aan het private, van het gemeenschappelijk goed aan het individueel belang, van de staat aan de individuen, van de politiek aan de economie - de ego-nomie!